ECLI:NL:RBROT:2025:9151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
10-010885-23, 10-308586-22, 10-235903-22 en 10-080754-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en afwijzing van het verzoek tot beëindiging

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die in 2023 was opgelegd voor de duur van twee jaren. De veroordeelde had op 19 mei 2025 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van deze maatregel. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De officier van justitie, mr. C.G.T. van de Weerd, pleitte voor voortzetting van de ISD-maatregel, verwijzend naar het hoge recidiverisico dat uit een rapport van de senior casemanager bleek. De verdediging daarentegen stelde dat de veroordeelde goed had meegewerkt aan zijn traject en dat er geen noodzaak was om de maatregel voort te zetten.

De rechtbank oordeelde dat, ondanks de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde, zoals het hebben van een dak boven zijn hoofd en betaald werk, er nog steeds een verhoogd risico op recidive bestond. De veroordeelde had zich eerder onttrokken aan toezicht en was opnieuw in aanraking gekomen met de wet door rijden onder invloed. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen. Het verzoek tot beëindiging van de maatregel werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-010885-23, 10-308586-22, 10-235903-22 en 10-080754-22
Datum uitspraak: 3 juli 2025
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad , advocaat te Zoetermeer.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 4 mei 2023 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.

2.Procesverloop

Op 19 mei 2025 is op de griffie van de rechtbank ingekomen het verzoek van de veroordeelde om een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel, als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv.
Op 10 juni 2025 heeft de senior casemanager een rapportage ten behoeve van de toetsing van de ISD-maatregel opgemaakt.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 19 juni 2025. De officier van justitie mr. C.G.T. van de Weerd en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord [persoon A] , als senior casemanager ISD verbonden aan de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

3.Standpunten

Advies van de inrichting
Uit het rapport van de casemanager blijkt dat de veroordeelde op 31 juli 2023 in de ISD-afdeling van de P.I. [detentielocatie] is geplaatst. Op 11 maart 2024 is de veroordeelde extramuraal geplaatst bij Stichting de Ontmoeting in Epe. De veroordeelde heeft de eerste fase succesvol doorlopen en is op 11 september 2024 doorgeplaatst naar de tweede fase bij Thuishaven van Stichting de Ontmoeting in Apeldoorn. Op 9 januari 2025 heeft de toezichthouder een melding gekregen dat de veroordeelde niet meer in beeld was. Hij werd geregistreerd als onttrokken aan het toezicht. Pas op 21 januari 2025 heeft de veroordeelde zich gemeld bij het politiebureau en is hij weer teruggeplaatst in de P.I. [detentielocatie] . Omdat de veroordeelde tot zijn onttrekking erg goed in zijn traject zat, wilde Thuishaven hem graag terugzien. In samenspraak met de Ontmoeting, de toezichthouder en de directie van de P.I. [detentielocatie] zijn toen extra voorwaarden gesteld. Op 21 februari 2025 is de veroordeelde teruggekeerd naar zijn studio in de Thuishaven te Apeldoorn. Kort daarna, op 28 februari 2025, werd de veroordeelde voor het laatst op locatie gezien. Hij is daarna opnieuw geregistreerd als onttrokken aan het toezicht. Daarna is de veroordeelde op 1 april 2025 aangehouden voor het rijden onder invloed van alcohol en op 14 april 2025 teruggeplaatst in de ISD-afdeling van P.I. [detentielocatie] , waar hij tot op heden verblijft.
Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat de veroordeelde zich intern in de P.I. altijd goed heeft gedragen en dat hij goed heeft meegewerkt aan zijn traject. Iedereen was erg positief over hem. De deskundige vindt het jammer dat de veroordeelde zich twee keer, ook nadat hem met extra voorwaarden een tweede kans was gegeven, heeft onttrokken aan het toezicht. De risicoanalyse in het rapport blijft onveranderd: de interventies die intern nog kunnen worden ingezet zijn beperkt en het risico dat de veroordeelde zal gaan recidiveren blijft hoog. De directie van P.I. [detentielocatie] is van mening dat, om de maatschappelijke veiligheid te vergroten, de veroordeelde tot het einde van de ISD-maatregel (10 september 2025) onder toezicht kan blijven van P.I. [detentielocatie] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en voorkoming van recidive. De officier van justitie sluit zich aan bij het rapport van de casemanager dat er sprake is van een hoog recidiverisico.
Standpunt verdediging
De veroordeelde heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij wil dat de ISD-maatregel wordt beëindigd omdat hij altijd goed heeft meegewerkt. Hij vindt dat hij zijn doel heeft bereikt: hij heeft geen schulden en heeft inmiddels betaald werk en een dak boven zijn hoofd.
De raadsvrouw heeft verzocht het verzoek toe te wijzen en de ISD-maatregel te beëindigen. Het recidiverisico is onvoldoende onderbouwd. De veroordeelde heeft het hele traject goed meegewerkt en de medewerkers in de P.I. zijn positief over hem. Er hebben in de eerste en tweede fase geen incidenten plaatsgevonden. Het feit waar de veroordeelde voor is gedagvaard (rijden onder invloed) is geen feit waarvoor hij de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Hij beseft dat hij een fout heeft gemaakt, maar vindt de gevolgen zeer zwaar, juist omdat hij inmiddels twee en een half jaar met deze zaak bezig is en hem al die tijd zijn vrijheid is ontnomen. Vanwege het restant van de ISD-maatregel zal hij slechts een aantal maanden ‘kaal’ uitzitten terwijl hij heeft bewezen dat hij alles op de rit heeft. Op dit moment is er dus geen noodzaak om de ISD-maatregel voort te zetten. Hij heeft na afloop van de ISD-maatregel nog een taakstraf van 180 uren openstaan. De verdediging heeft verzocht om de veroordeelde een kans te geven om deze taakstraf direct uit te voeren en verder te gaan met zijn leven.

4.Beoordeling

De rechtbank is op grond van het rapport tussentijdse toetsing tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 10 juni 2025 en hetgeen op de zitting is besproken van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
De veroordeelde heeft stappen gezet: hij heeft binnen de P.I. goed meegewerkt en heeft inmiddels huisvesting, betaald werk en geen schulden meer. Hoewel de veroordeelde zelf van mening is dat hij geen toezicht meer nodig heeft, ziet de rechtbank net als de officier van justitie en de casemanager nog steeds een verhoogd risico dat de veroordeelde weer de fout ingaat wanneer de ISD-maatregel op dit moment zou worden beëindigd. De veroordeelde heeft zich tweemaal onttrokken aan toezicht en de destijds geldende (extra) voorwaarden niet nageleefd. Ook is hij gedagvaard voor het rijden onder invloed. Het is zorgelijk dat de veroordeelde kort nadat hij de P.I. verliet en zijn leven meer zelfstandig kon inrichten, opnieuw de fout inging, zelfs nadat hij een tweede kans had gekregen. Als de maatregel voortijdig wordt beëindigd, is de kans op terugval groot. Voortzetting van de maatregel is daarom nog altijd vereist. Er is dan ook geen grond om tot beëindiging over te gaan.

5.Beslissing

De rechtbank:
beslist dat de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist en wijst het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders af;
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.C. Bos en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.