ECLI:NL:RBROT:2025:9150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
10-016392-24 en TUL VV: 13-131129-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1977, was preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. B.H.J. van Rhijn. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, eiste een gevangenisstraf van 6 weken en oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op 8 januari 2024 medewerkers van een notariskantoor had bedreigd. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar nam in overweging dat hij leed aan een waanstoornis en zwakbegaafdheid, wat zijn toerekeningsvatbaarheid verminderde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 weken op, maar wees de tbs-maatregel af, omdat deze niet proportioneel werd geacht. Wel werd een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van 5 jaar, met een gebiedsverbod en contactverbod met medewerkers van het notariskantoor. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-016392-24
Parketnummer vordering TUL VV: 13-131129-21
Datum uitspraak: 19 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penententiaire Inrichting [naam PI] , [detentielocatie] ,
raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging van de verdachte (ongemaximeerd);
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een locatieverbod op het adres van [naam notaris en -advocatenkantoor] en een contactverbod met medewerkers van [naam notaris en -advocatenkantoor] , voor de duur van vijf jaren, met toepassing van vervangende hechtenis van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden en met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte integraal van het feit vrij te spreken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte heeft ontkend dat hij de bedreigende woorden zoals ten laste gelegd heeft geuit en de verklaringen van de medewerkers van [naam notaris en -advocatenkantoor] zijn afkomstig van één bron. Ook zijn de specifieke uitingen niet in de geluidsfragmenten te horen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. De drie getuigenverklaringen ondersteunen de verklaring van de aangever. Het verweer dat de verklaringen uit één bron afkomstig zijn, namelijk het notariskantoor, wordt verworpen. Uit het dossier blijkt dat meerdere medewerkers van het notariskantoor de uitlatingen die verdachte heeft gedaan gehoord hebben. Dat zij alle drie voor hetzelfde notariskantoor werken, maakt niet dat het bewijs maar uit één bron komt. Ook heeft de verdachte zelf verklaard dat hij op 8 januari 2024 naar het kantoor heeft gebeld.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 januari 2024 te Rotterdam,
meerdere medewerkers van [naam notaris en -advocatenkantoor] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die medewerkers telefonisch dreigend de woorden toe te voegen dat -feitelijk weergegeven- als hij zijn bezittingen niet terug krijgt, hij een pistool gaat kopen en hen buiten op zou wachten om hen dood te schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft medewerkers van het kantoor van [naam notaris en -advocatenkantoor] ernstig bedreigd. Voorafgaand aan de bedreiging had de verdachte veelvuldig – en op indringende wijze – per e-mail, telefonisch en fysiek contact met het kantoor omdat hij het niet eens was met de mededeling dat hij geen erfgenaam was in een testament. Ook had de verdachte een pandverbod voor het kantoor. Met de bedreiging heeft de verdachte de medewerkers, zo blijkt uit hun verklaringen, angst aangejaagd. Zij hebben zich, ook gelet op de voorgeschiedenis, onveilig en angstig gevoeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater [naam psychiater]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 augustus 2024. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De psychiater heeft geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis, zwakbegaafdheid en een ongespecificeerde stoornis in het gebruik van cannabis. Indien bewezen, is het ten laste gelegde sterk verbonden met de onderliggende paranoïde waanstoornis van de verdachte. Door zijn antisociale en paranoïde persoonlijkheidsproblematiek zou de verdachte zich agressief en roekeloos opstellen. Vanwege zijn zwakbegaafdheid is de verdachte minder goed in staat om de situatie te begrijpen en adequaat te handelen. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde - indien dit bewezen wordt geacht - in een sterk verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Hij is niet geheel ontoerekeningsvatbaar omdat hij nog over enige handelingsvrijheid beschikt. Er is een hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag. Geadviseerd wordt om de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Ter zitting heeft de psychiater aangevuld dat hij zijn conclusies tot op heden onderschrijft. Dat de verdachte in de P.I. met een psycholoog in gesprek is, noemt hij positief, maar hij gaat er van uit dat de verdachte in deze gesprekken vooral ventileert. Het idee van een tbs-maatregel is om de verdachte goed op de rit te krijgen.
Psycholoog [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2025. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De psycholoog heeft geconstateerd dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Hiervan was ook sprake tijdens het ten laste gelegde feit. Geadviseerd wordt om, gezien deze problematiek, het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De verdachte is in beperkte mate in staat zijn gedachten en standpunten aan de realiteit te toetsen en hij is onvoldoende in staat om zijn emoties op een adequate manier te uiten. Risicofactoren worden vooral gezien in de persoonlijkheid van de verdachte die zonder meer psychosegevoelig is. Zonder interventie is het risico op recidive matig tot hoog. De psycholoog vindt dat recidivevermindering bewerkstelligd kan worden door een gedeeltelijk voorwaardelijke veroordeling met toezicht door de reclassering, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen, ook wanneer een (klinische) behandeling geïndiceerd wordt geacht. Ook geeft de psycholoog ter overweging mee of een rechterlijke machtiging kan worden afgegeven via de schakelbepaling van artikel 2:3 Wfz binnen de reikwijdte van de Wet Zorg en Dwang.
Ter zitting heeft de psycholoog toegelicht dat de verdachte in het afgelopen jaar – in positieve zin – anders was in het contact. Ook is hij in detentie in gesprek gegaan met een psycholoog. Kenmerken van de verdachte, zoals wantrouwen en achterdocht, passen in het beeld van zwakbegaafdheid. Omdat hij doorschiet in bepaalde emoties, loopt hij tegen deuren aan. Begeleiding is dan aangewezen. Om de scherpe randjes er van af te halen, kan medicatie (antipsychotica) ook een uitkomst zijn. De psycholoog heeft nogmaals gewezen op de mogelijkheid van een zorgmachtiging met dwangbehandeling. Een tbs-maatregel vindt hij voor de verdachte een te zware maatregel.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juni 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ziet risicofactoren op meerdere leefgebieden: geen vaste huisvesting, geen zinvolle dagbesteding en geen inkomen. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. De verdachte heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij niet wil meewerken aan reclasseringstoezicht omdat hij alleen ‘gerechtigheid’ wil. Hij vindt behandeling onnodig. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies tot gedragsverandering en risicobeheersing te komen. Geadviseerd wordt om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekening
Uit de rapportages van de psychiater en psycholoog blijkt dat de verdachte het bewezenverklaarde feit pleegde terwijl hij handelde in een waanstoornis of andere psychotische stoornis. De psychiater en de psycholoog adviseren om het ten laste gelegde feit daarom in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt die conclusie over.
In de bovengenoemde rapporten wordt door gedragsdeskundigen wisselend geadviseerd over de op te leggen straf of maatregel. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Straf
Bij de ernst van het feit past een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht – ook gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek passend. In tegenstelling tot wat de psycholoog heeft geadviseerd acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet zinvol. De rechtbank volgt daarin het advies van de reclassering. De verdachte heeft duidelijk gezegd dat hij geen contact met de reclassering wil en dat hij zich niet zal houden aan enige voorwaarde.
Maatregel
De officier van justitie heeft het advies van de psychiater gevolgd en heeft oplegging van de (ongemaximeerde) tbs-maatregel met dwangverpleging geëist. Gelet op de aard en relatief geringe ernst van het feit in verhouding tot de zwaarte van de gevorderde maatregel acht de rechtbank een tbs-maatregel niet proportioneel. De rechtbank zal dan ook geen tbs-maatregel (ook geen tbs met voorwaarden) opleggen. De rechtbank geeft de officier van justitie ter overweging mee te onderzoeken of een rechterlijke machtiging kan worden afgegeven via de schakelbepaling van artikel 2:3 Wfz.
Wel wordt ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf
jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor het kantoor van [naam notaris en -advocatenkantoor] en een contactverbod met medewerkers van [naam notaris en -advocatenkantoor] . Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens medewerkers van [naam notaris en -advocatenkantoor] , zal worden bepaald dat de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de veroordeelde dadelijk uitvoerbaar is.
Het is de rechtbank niet gebleken dat oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr – zoals gevorderd door de officier van justitie – noodzakelijk is. Deze maatregel zal niet worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging (13-131129-21)

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 juli 2022 van de meervoudige kamer van Amsterdam is de verdachte voor het meermalen plegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 22 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 juli 2022.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Toch ziet de rechtbank – net als de officier van justitie en de verdediging – geen reden om die last te geven. De vordering wordt afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich gedurende vijf jaren na heden niet zal bevinden op of in een straal van 200 meter van het adres: [adres 2] , [postcode 2] te Rotterdam (kantoor [naam notaris en -advocatenkantoor] );
gedurende vijf jaren na heden op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met (medewerkers van) het kantoor [naam notaris en -advocatenkantoor] .
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 20 juni 2025 10:00 uur;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 juli 2022 van de meervoudige kamer van Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf (13-131129-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Bos, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
een of meerdere medewerker(s) van [naam notaris en -advocatenkantoor] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die medewerkers telefonisch dreigend de woorden toe te voegen dat -feitelijk weergegeven- als hij zijn bezittingen niet terug krijgt, hij een pistool gaat kopen en hen buiten op zou wachten om hen dood te schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.