ECLI:NL:RBROT:2025:9147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
10.032474.25, 10.140385.25; 15.325343.22 (vordering TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van de verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en het voorhanden hebben van harddrugs

In deze zaak is de verdachte op 30 juni 2025 door de Rechtbank Rotterdam schuldig bevonden aan het meermalen opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en het voorhanden hebben van harddrugs. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 147 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een locatieverbod, contactverbod en ambulante behandeling. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt verlengd met één jaar. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder mishandeling en belaging, omdat de rechtbank niet overtuigd was van de bewijsbaarheid van deze feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een problematische achtergrond en de rechtbank achtte begeleiding en behandeling noodzakelijk. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen, maar de proeftijd is verlengd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het volgen van behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.032474.25; 10.140385.25
Parketnummer vordering TUL: 15.325343.22
Datum uitspraak: 30 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam , meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode 1] [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentiecentrum] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 224 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alle dadelijk uitvoerbaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 15.325343.22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10.140385.25 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 t/m 6 van parketnummer 10.032474.25
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Op 9 januari 2025 is de verdachte bij het slachtoffer, [slachtoffer] , langs geweest en heeft hij haar vervolgens mishandeld en vastgebonden. De verdachte heeft toen geld gepind met de bankpas van het slachtoffer en heeft die dag ofwel de daaropvolgende dag haar bureau vernield. Zowel voorafgaand als volgend op dit voorval, zijnde in de periode van 28 december 2024 tot en met 28 januari 2025, heeft de verdachte het slachtoffer belaagd door haar veelvuldig te bellen en berichten te sturen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal bevattende het berichtenverkeer tussen de verdachte en [slachtoffer] vast dat er, ondanks een geldend contactverbod, veelvuldig contact is geweest tussen beide partijen. Uit dat berichtenverkeer wordt tevens duidelijk dat het contact tussen de verdachte en [slachtoffer] tumultueus van aard was. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank echter van oordeel dat de grens van het strafrechtelijk laakbare hier niet ondubbelzinnig is overschreden. De rechtbank is er niet van overtuigd dat het contact tussen partijen als wederrechtelijk moet worden aangemerkt. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is, gelet op de tijdens de ten laste gelegde periode geldende gedragsaanwijzing in het dossier, wettig en overtuigend bewezen.
De overige ten laste gelegde feiten zijn allen gerelateerd aan wat op 9 januari 2025 zou zijn voorgevallen. De aangifte van [slachtoffer] is op zichzelf genomen gedetailleerd en consistent en de rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze aangifte te twijfelen. Van belang is of er naast deze aangifte voldoende bewijs in het dossier aanwezig is om haar verklaring ten aanzien van de verschillende feiten, individueel dan wel in samenhang bezien, te steunen. De rechtbank acht dat niet het geval. Ten aanzien van de mishandeling geldt dat de -wazige- letselfoto onvoldoende overtuigingskracht heeft omdat niet duidelijk is wat daarop te zien is en van welke datum de betreffende foto is. Ook ten aanzien van de foto van het vernielde bureau en de screenshots van de overschrijvingen geldt dat deze onvoldoende bewijskracht hebben om de verklaring van [slachtoffer] te kunnen steunen. Uit deze foto’s en de screenshots blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet direct enige betrokkenheid van de verdachte. In het berichtenverkeer tussen de verdachte en [slachtoffer] zijn er enkele berichten, zoals een bericht waarin door [slachtoffer] wordt gesproken over ‘gechoked en geklapt’ worden, die weliswaar vragen oproepen, maar de rechtbank acht die berichten te interpretabel en daarmee onvoldoende dragend of overtuigend om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen.
4.2.3.
Conclusie
De onder 1, 2 primair en 3 tot en met 6 ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder parketnummer 10.140385.25 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.140385.25 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10.032474.25
feit 2 subsidiair
hij in de periode van 1 november 2024 tot en met 28 januari 2025 te
[plaats 1] en [plaats 2] , opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 24 oktober 2024 en 10 januari 2025, gegeven door de
officier van justitie te arrondissement Rotterdam , inhoudende zich niet op te
houden in/op [adres 2] te [plaats 3] en/of [adres 3] te
[plaats 1] en/of zich te onthouden van contact met [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen .
parketnummer 10.140385.25
hij op 24 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 98,4 gram van een materiaal
bevattende MDMA en 5,0 gram van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10.032474.25 feit 2 subsidiair
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd
10.140385.25
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
5.1.
Kwalificatie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meermalen opzettelijk in strijd met een gedragsaanwijzing gehandeld en heeft daarnaast hoeveelheden harddrugs voorhanden gehad.
De gedragsaanwijzing, inhoudende een locatieverbod en contactverbod, dient gerespecteerd te worden. Deze is opgelegd met het specifieke doel om een veilige situatie te creëren en die te behouden, niet alleen voor aangeefster, maar ook voor de verdachte zelf. Het is, getuige de evident ongezonde verstandhouding tussen de verdachte en aangeefster, ook in zijn eigen belang dat dergelijke verboden voortaan door hem in acht worden genomen.
Ook heeft de verdachte de Opiumwet overtreden door opzettelijk ongeveer 5 gram cocaïne en 98 gram MDMA aanwezig te hebben. Het is algemeen bekend dat de handel in harddrugs gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn drugs slecht voor de volksgezondheid en is de productie ervan slecht voor het milieu. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van deze negatieve effecten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport opgemaakt, gedateerd 19 juni 2025. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering ziet instabiliteit op meerdere leefgebieden en de verdachte heeft onvoldoende probleemoplossende vaardigheden om daar zelfstandig verbetering in aan te brengen. De reclassering acht een verplicht toezicht noodzakelijk, gezien de complexe problematiek van de verdachte. Ook heeft de verdachte baat bij een behandeling op het gebied van psychische-en middelenproblematiek. Daarnaast adviseert de reclassering een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer] .
[psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 8 mei 2025 waaruit blijkt dat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan ehet onderzoek. De verdachte heeft aangegeven ‘het niet nodig te hebben’.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij, in tegenstelling tot wat uit de rapporten lijkt te blijken, inziet dat hij, mede gezien zijn heftige jeugd, verdere hulp en behandeling kan gebruiken. Hij heeft hierbij wel de wens uitgesproken om bij verdere behandeling privacy te hebben in hetgeen hij met de behandelaar bespreekt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de resterende gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten een enkelband te dragen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 14 december 2023 van meervoudige kamer jeugdstrafzaken van de rechtbank Noord-Holland is de verdachte ter zake van een woningoverval in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan een gedeelte groot 191 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijke gevangenisstraf geheel ten uitvoer te leggen, verminderd met de dagen die eerder reeds ten uitvoer zijn gelegd.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 184a van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.032474.25 ten laste gelegde feiten 1, 2 primair, 3 tot en met 6 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10.032474.25 ten laste gelegde feit 2 subsidiair en het onder parketnummer 10.140385.25 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 147 (honderdzevenenveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Fivoor Reclassering, op het [adres 4] , [postcode 2] [plaats 1] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt betrokkene de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op diagnostiek (naar middelengebruik en agressieproblematiek c.q. persoonlijkheidsproblematiek) en eventueel vervolgbehandeling. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft bij [zorginstelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde bevindt zich niet in/op [adres 3] te [plaats 1] en [adres 2] te [plaats 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
6. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
7. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen inhoudt. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
8. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 14 december 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. Speelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10.032474.25
feit 1 primair
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te [plaats 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal, (met kracht) bij haar nek/keel heeft vastgepakt en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of tegen haar gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te [plaats 1] ,
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermaals, altans eenmaal:
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te pakken en/of
- vervolgens haar keel dicht te knijpen en/of
- haar tegen haar gezicht te slaan;
feit 2 primair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2024 tot en met 28 januari 2025 te
[plaats 1] en/of [plaats 2] ,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
feit 2 subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2024 tot en met 28 januari 2025 te
[plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 24 oktober 2024 en/of 10 januari 2025, gegeven door de
officier van justitie te arrondissement [plaats 1] , inhoudende zich niet op te
houden in/op [adres 2] te [plaats 3] en/of [adres 3] te
[plaats 1] en/of zich te onthouden van contact met [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen en/of
- zich in de woning van die [slachtoffer] te bevinden;
feit 3
hij op of omstreeks 9 januari 2025 en/of 10 januari 2025 te [plaats 1] ,
opzettelijk en wederrechtelijk een bureau, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te [plaats 1] ,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
geld over te maken van haar spaarrekening naar haar lopende rekening en/of
vervolgens haar pinpas aan hem, verdachte, te geven
door:
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te pakken en/of
- vervolgens haar keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal, haar tegen haar gezicht te slaan en/of
- zich in de woning van die [slachtoffer] te bevinden en/of
- dreigende/intimiderende opmerkingen te maken jegens die [slachtoffer] ;
feit 5
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te [plaats 1]
een geldbedrag van 20,00 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel, door een geldbedrag te pinnen bij een coffeeshop, terwijl hij
die pinpas onder dwang heeft verkregen;
feit 6
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2025 tot en met 10 januari 2025 te
[plaats 1] , opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door:
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te pakken en/of
- vervolgens haar keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal, haar tegen haar gezicht te slaan en/of
- zich in de woning van die [slachtoffer] te bevinden en/of
- dreigende/intimiderende opmerkingen te maken jegens die [slachtoffer] en/of
- haar te vragen of zij tie-wraps heeft en/of
- schoenveters om haar polsen te binden.
Parketnummer 10.140385.25
hij op of omstreeks 24 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 98,4 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of 5,0 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.