ECLI:NL:RBROT:2025:9134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
10-280752-24 en 10-339114-23 (gevoegd ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, mishandeling en belaging van ex-partner met taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van bedreiging, mishandeling en belaging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen onder parketnummer 10-280752-24, die betrekking hadden op ontucht, en feit 4 onder parketnummer 10-339114-23, dat betrekking had op bedreiging met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 10-339114-23, waarbij hij zijn ex-partner heeft bedreigd, gestalkt en mishandeld. De verdachte heeft gedurende een periode van vier maanden veelvuldig contact gezocht met de aangeefster via e-mails en bankafschriften, wat heeft geleid tot een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen en heeft besloten om een taakstraf van 80 uren op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij de zorg voor zijn drie minderjarige kinderen heeft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-280752-24 en 10-339114-23 (gevoegd ttz.)
Datum uitspraak: 24 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. D.C.O. Ayinla, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Onder parketnummer 10-280752-24 wordt de verdachte verweten dat hij ontucht heeft gepleegd met zijn levensgezel [slachtoffer] .
Onder parketnummer 10-339114-23 wordt de verdachte verweten dat hij [slachtoffer] meermaals heeft bedreigd (feit 1), heeft belaagd (feit 2), meermaals heeft mishandeld (feit 3) en heeft bedreigd (feit 4).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10-280752-24;
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10-339114-23;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie (parketnummer 10-280752-24)

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging, wegens het inzetten van vervolging van een oud feit, gepleegd tijdens een echtscheidingssituatie, de korte pleegduur kort voorafgaand aan het bereiken van de leeftijd van 16 jaar en de omstandigheid dat daarna sprake is geweest van een jarenlange relatie met een liefdevolle start.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging zo dat een beroep wordt gedaan op schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. De door de verdediging aangevoerde omstandigheden maken niet dat in deze zaak er van een dergelijk geval sprake is. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak ontucht (parketnummer 10-280752-24)
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] . De verdachte heeft bekend dat hij in de ten laste gelegde periode geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad. Hij was op dat moment twintig jaar. Aangeefster was vijftien jaar en nu de leeftijd in artikel 245 Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) geobjectiveerd is, doet het er niet toe dat verdachte dat niet wist. Het leeftijdsverschil is niet gering en er was op dat moment geen sprake van een affectieve relatie. De seksuele handelingen die tussen beide hebben plaatsgevonden moeten als ontuchtig worden aangemerkt.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de strafbaarstelling van artikel 245 Sr (oud) beoogt minderjarigen te beschermen tegen seksueel contact. De leeftijd van aangeefster is daarbij geobjectiveerd. Zij was ten tijde van het feit vijftien jaar, elf maanden, een week en een dag oud. De verdachte was op dat moment twintig jaar. Hoewel sprake is van een niet per definitie ‘gering’ leeftijdsverschil, is de rechtbank van oordeel dat desondanks geen sprake was van een ongelijkwaardige situatie tussen de verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft na de eerste keer geslachtsgemeenschap in mei 2012 – dus ongeveer twee weken voordat zij zestien werd – een langdurige relatie met de verdachte gehad waaruit drie kinderen zijn geboren. Elf jaar later is aangeefster uit deze relatie gestapt en heeft zij op meerdere momenten aangifte gedaan van verschillende strafbare feiten. Uit het dossier blijkt de rechtbank dat aangeefster ondanks het verschil in twee culturele achtergronden zelf achter deze relatie stond, dat zij dit destijds ook tegenover de politie heeft verklaard en dat zij de relatie in ieder geval ten tijde van de ten laste gelegde periode wilde voortzetten. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte en aangeefster in ieder geval bij de start een affectieve en gelijkwaardige relatie hadden, waardoor de rechtbank in dit geval oordeelt dat geen sprake was van seksueel handelen in strijd met de zogeheten sociaal-ethische norm. Het ontuchtige karakter aan het seksuele handelen ontbreekt.
5.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.2.
Vrijspraak feit 4 (parketnummer 10-339114-23)
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
Er is wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte aangeefster [slachtoffer] op 12 oktober 2023 heeft bedreigd. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte een mes in haar richting gooide en zei: ‘Ik ga je snijden!’. De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij met een mes tegenover aangeefster stond, volgens hem omdat hij haar wilde laten zien wat zij hem eerder had aangedaan. Op de zitting heeft de verdachte het feit ontkend, maar deze verklaring is niet geloofwaardig.
5.2.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal van de politie van 19 oktober 2023 blijkt dat de verdachte op die datum uit zichzelf verklaarde dat hij met een mes tegenover het slachtoffer stond. Op dat moment zat aangeefster inmiddels bij Veilig Thuis. Tijdens zijn verhoor van 20 december 2023 heeft verdachte ontkend dat hij een mes heeft gegooid en ‘ik ga je snijden’ heeft gezegd. Ook ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 12 oktober 2023 niet met een mes tegenover aangeefster stond: dit was op een andere dag nog vóór de maand oktober 2023. Gelet op de overige inhoud van het dossier acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte geloofwaardig. De pleegdatum zoals ten laste is gelegd, kan daarom niet volgen uit het dossier.
5.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3 (parketnummer 10-339114-23)
5.3.1.
Standpunt verdediging
Feit 1 (bedreiging)
De verdediging heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de eerste vier gedachtestreepjes van de tenlastelegging. Deze uitspraken heeft de verdachte niet expliciet bekend. Ook blijkt uit het dossier dat het desbetreffende e-mailbericht waarin de uitingen zijn vastgelegd, is vertaald door middel van Google Translate. Deze vertaling heeft niet dezelfde taalkundige en juridische status als een vertaling door een beëdigd vertaler.
Feit 2 (belaging)
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van belaging. Hoewel de verdachte heeft erkend dat hij e-mailberichten heeft verzonden en overboekingen heeft verricht, blijkt naar objectieve maatstaven onvoldoende dat het contact zodanig is geweest dat dit is aan te merken als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is op basis van het dossier niet mogelijk om de e-mailberichten en bankoverschrijvingen te toetsen, omdat deze niet aan het dossier zijn toegevoegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de pleegperiode in te korten omdat het laatste bericht dateert van 21 december 2023.
Feit 3 (mishandeling)
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de handelingen vermeld onder gedachtestreepje 1, 2 en 4. De verklaring van aangeefster vindt geen steun in het overige bewijsmateriaal.
5.3.2.
Beoordeling
Feit 1 (bedreiging)
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangeefster uit frustratie heeft bedreigd. De ten laste gelegde uitingen blijken uit de door de verdachte naar aangeefster gestuurde mail van 12 december 2023. Uit het dossier blijkt dat deze tekst is vertaald door een erkend vertaalbureau. Op basis van het voorgaande worden alle gedachtestreepjes, met uitzondering van gedachtestreepje vier, bewezen verklaard.
Feit 2 (belaging)
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor van 28 augustus 2024 bekend dat hij aangeefster in de periode tussen oktober 2023 en februari 2024 heeft gestalkt en dat hij haar via e-mails en bankafschriften heeft lastiggevallen. Hij heeft in een periode van vier maanden veelvuldig – in 65 e-mails en 50 bankoverschrijvingen – contact opgenomen met aangeefster. De verdachte en aangeefster zaten in een echtscheidingssituatie en de verdachte wilde dat aangeefster terug zou komen. Door deze omstandigheden, de frequentie en de lange periode gaat de rechtbank er, in combinatie met de dreigende mail van 12 december 2023, van uit dat de toon van de verdachte indringend was. Dat de bankafschriften niet zijn toegevoegd aan het dossier maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank oordeelt dat dit veelvuldig zoeken van contact naar objectieve maatstaven is aan te merken als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 3 (mishandeling)
De rechtbank is van oordeel dat het onder gedachtestreepje 1 genoemde met een riem tegen het lichaam van [slachtoffer] slaan, bewezen kan worden verklaard. Aangeefster heeft in twee aangiftes verklaard dat zij op 10 september 2023 en tussen 8 en 10 oktober 2023 door de verdachte met een riem is geslagen. Haar verklaring wordt ondersteund door hetgeen de verdachte ter zitting heeft verklaard: dat hij aangeefster met een broek heeft geslagen en dat de riem van zijn broek tegen aangeefster kwam. Hoewel de officier van justitie voor dit feit enkel heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van gedachtestreepje 2, biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteunend bewijs voor een bewezenverklaring van de handelingen vermeld onder dat gedachtestreepje. Dat geldt eveneens voor de handelingen genoemd onder gedachtestreepjes 3 en 4.
5.3.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10-339114-23 heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-339114-23
Feit 1hij in de periode van 6 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Vlaardingen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- "als ik jou vind, neem ik je te grazen" en
- “ik steek je dan neer” en
- “ik pak mijn mes, wapen van mijn vader, loop op straat, kijk achter je, je gaat mij ziennn” en
- “het is afgelopen met je [voornaam slachtoffer] mijn kinderen ook niet laten zien jij ga bang worden als ik je vind ga ik in je mond schijten ga ik je steken” en
- “ik ga jou die pijn weerr laten voeleenn huilen weer laten voelen je gaaaatt smeken doe niet als ik jou pak” en
- “jiiiiijj gaaaattt zieeennn dooddd”;
Feit 2hij op of omstreeks 1 oktober 2023 tot en met 1 februari 2024 te Vlaardingen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- (dreigende) e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer] en
- meermaals, enig geldbedrag over te maken naar de bankrekening van die [slachtoffer] en daarbij teksten te plaatsen met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, ;
Feit 3hij in de periode van 10 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 te Vlaardingen, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
- met een riem tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-339114-23
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2: belaging;
Feit 3: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster, moeder van hun drie kinderen en inmiddels ex-partner. De verdachte heeft gedurende een periode van vier maanden veelvuldig via e-mails en bankafschriften op indringende wijze contact met haar gezocht. Ook stuurde hij haar, naar eigen zeggen uit frustratie, een e-mail met meerdere bedreigende uitlatingen. De verdachte heeft met zijn handelen op een indringende en intimiderende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster waardoor zij zich angstig, onvrij en onveilig heeft gevoeld. Verder heeft de verdachte aangeefster mishandeld door haar met een riem te slaan. De verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van aangeefster.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
De reclassering ziet de nodige problematiek bij de verdachte. Hij heeft weliswaar eigen huisvesting, maar heeft geruime tijd geen werk, geen opleiding, heeft schulden en is aangewezen op een bijstandsuitkering. Ook noemt de reclassering dat de verdachte een beperkt sociaal netwerk heeft. Ook is de verdachte sinds enkele maanden alleenstaande vader van drie kinderen waarbij meerdere instanties voor jeugdhulpverlening zijn betrokken. Het risico op recidive schat de reclassering in als laag. De reclassering ziet geen noodzaak tot het inzetten van verdere interventies en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat oplegging van een gevangenisstraf in deze zaak niet passend is. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met een bewezenverklaring voor het feit onder parketnummer 10-280752-24 (ontucht) en het vierde feit onder parketnummer 10-339114-23 (bedreiging met een mes). De verdachte wordt hiervan vrijgesproken. De rechtbank neemt mee dat de verdenking van het ontuchtfeit zwaar op de verdachte heeft gedrukt.
De rechtbank acht ook een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Aan de verdachte is bij beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2024 de zorg van zijn drie minderjarige kinderen toevertrouwd. De relatie tussen de verdachte en aangeefster is beëindigd en het contact tussen aangeefster en hun kinderen vindt slechts plaats onder begeleiding van Veilig Thuis. De rechtbank heeft geen aanleiding om te denken dat de verdachte de verkeerde kant op wil; ook om die reden is geen voorwaardelijke straf nodig. Gezien het voorgaande en de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor de bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank een taakstraf van 80 uren opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de feiten onder parketnummer 10-339114-23. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.300,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het gevorderde bedrag toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2023. De vordering is voldoende onderbouwd.
9.2.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Uit de stukken blijkt onvoldoende wat de psychische gevolgen van het feit voor het slachtoffer zijn geweest. Zodoende is het psychisch letsel onvoldoende onderbouwd.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 285, 285b, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-280752-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-339114-23 als feit 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-339114-23 als feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
76 (zesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.K. Schoonen en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10-280752-24
hij in of omstreeks 12 mei 2012 tot en met 03 juni 2012 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het met zijn, verdachtes, penis, vaginaal penetreren van die [slachtoffer] ;
Parketnummer 10-339114-23
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 6 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Vlaardingen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- "als ik jou vind, neem ik je te grazen" en/of
- “ik steek je dan neer” en/of
- “ik pak mijn mes, wapen van mijn vader, loop op straat, kijk achter je, je gaat mij ziennn” en/of
- “hopelijk ga je in de hel branden” en/of
- “het is afgelopen met je [voornaam slachtoffer] mijn kinderen ook niet laten zien jij ga bang worden als ik je vind ga ik in je mond schijten ga ik je steken” en/of
- “ik ga jou die pijn weerr laten voeleenn huilen weer laten voelen je gaaaatt smeken doe niet als ik jou pak” en/of
- “jiiiiijj gaaaattt zieeennn dooddd”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2hij op of omstreeks 1 oktober 2023 tot en met 1 februari 2024 te Vlaardingen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- (dreigende) e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans meermaals, enig geldbedrag over te maken naar de bankrekening van die [slachtoffer] en/of daarbij teksten te plaatsen met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 3hij in of omstreeks de periode van 10 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 te Vlaardingen, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door:
- met een riem tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- die [slachtoffer] (met een fietspomp) op bed te duwen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te pakken en/of
- die [slachtoffer] bij haar sjaal te pakken en aan die sjaal te trekken;
Feit 4hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Vlaardingen
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je snijden", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of een mes in de richting van
die [slachtoffer] te gooien en/of een mes te tonen aan die [slachtoffer] .