In deze zaak, die op 21 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, twee besloten vennootschappen, gedaagden aangesproken op hun verplichtingen uit een koopovereenkomst. De koopovereenkomst betrof de verkoop van onroerende zaken, waarbij de overeengekomen leveringsdatum op 31 december 2024 was vastgesteld. Eiseressen hebben gedaagden in gebreke gesteld omdat zij niet aan hun verplichtingen voldeden, en vorderen nakoming van de koopovereenkomst, betaling van contractuele boetes en proceskosten. Gedaagden hebben de vorderingen betwist en stellen dat de leveringsdatum is komen te vervallen door omstandigheden die hen niet in staat stelden om de onroerende zaken tijdig af te nemen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden gehouden zijn aan de koopovereenkomst en dat de verplichting tot nakoming opeisbaar is. De vorderingen tot nakoming zijn toegewezen, met een dwangsom voor het geval gedaagden niet voldoen aan de veroordeling. De vordering tot betaling van boetes is afgewezen, omdat eiseressen geen spoedeisend belang hebben aangetoond. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.