ECLI:NL:RBROT:2025:9079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/10/698472 / KG ZA 25-363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van koopovereenkomst en betaling van boetes in kort geding

In deze zaak, die op 21 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, twee besloten vennootschappen, gedaagden aangesproken op hun verplichtingen uit een koopovereenkomst. De koopovereenkomst betrof de verkoop van onroerende zaken, waarbij de overeengekomen leveringsdatum op 31 december 2024 was vastgesteld. Eiseressen hebben gedaagden in gebreke gesteld omdat zij niet aan hun verplichtingen voldeden, en vorderen nakoming van de koopovereenkomst, betaling van contractuele boetes en proceskosten. Gedaagden hebben de vorderingen betwist en stellen dat de leveringsdatum is komen te vervallen door omstandigheden die hen niet in staat stelden om de onroerende zaken tijdig af te nemen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden gehouden zijn aan de koopovereenkomst en dat de verplichting tot nakoming opeisbaar is. De vorderingen tot nakoming zijn toegewezen, met een dwangsom voor het geval gedaagden niet voldoen aan de veroordeling. De vordering tot betaling van boetes is afgewezen, omdat eiseressen geen spoedeisend belang hebben aangetoond. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/698472 / KG ZA 25-363
Vonnis in kort geding van 21 juli 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
beide gevestigd te [plaats 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. S.B.A. Lhachmi te Terneuzen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
kantoorhoudende te [plaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
kantoorhoudende te [plaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. V.C.C.M. Janssens te Breda.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiseres 1] , [eiseres 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 8 mei 2025;
  • de 12 producties van eiseressen;
  • de 20 producties van gedaagden;
  • de mondelinge behandeling op 8 juli 2025;
  • de pleitnota van eiseressen;
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de procedure aangehouden, zodat partijen een minnelijke regeling konden beproeven.
Op 10 juli 2025 heeft de advocaat van gedaagden bericht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] is eigenaar van de percelen met opstallen gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] in [plaats 1] (kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , nrs. [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] ). [eiseres 2] is eigenaar van de percelen met opstallen gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] in [plaats 1] (kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , [sectie] , nrs. [nummer 4] en [nummer 5] ).
2.2.
In maart 2023 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten, op grond waarvan eiseressen de in 2.1. genoemde onroerende zaken verkopen aan gedaagden.
De overeengekomen koopsom voor de percelen van [eiseres 1] en [eiseres 2] bedraagt
€ 624.000,00 respectievelijk € 676.000,00. In de koopovereenkomst staat onder meer:
“(…)
Artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1
De akte van levering zal gepasseerd worden op uiterlijk 31 december 2024 of zoveel eerder als de planvorming toestaat/vereist en als partijen tezamen nader overeenkomen”, (…)
Artikel 11 Ingebrekestelling. Ontbinding.
(…)
11.3
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van haar recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (3‰) van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijk schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
(…)”
2.3.
Vanaf medio 2024 zijn partijen met elkaar in gesprek over een latere opleveringsdatum en de voorwaarden daarvoor.
2.4.
Bij brieven van 2 januari 2025 hebben eiseressen gedaagden in gebreke gesteld en hen gesommeerd om binnen 8 dagen de koopovereenkomst na te komen. Gedaagden hebben daar geen gehoor aan gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst door binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor afname van de vier percelen en voor voorafgaande betaling van de overeengekomen koopsom van € 1.300.000,00, en de bijkomende kosten zoals die zullen blijken uit de door de transporterende notaris op te stellen afrekening, te storten op de kwaliteitsrekening van de transporterende notaris, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat gedaagden in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen;
2. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de verbeurde boetes op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot een bedrag van € 130.000,00;
3 . gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot de wettelijke rente over het (toe te wijzen) bedrag aan verbeurde boetes, vanaf het moment dat dit bedrag aan boetes was bereikt tot aan de dag der algehele voldoening;
4. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een vordering in kort geding is van belang of de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten, en hoe aannemelijk het is dat de eis in een bodemprocedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat eisende partij heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Daarbij dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de in deze procedure gepresenteerde feiten met een beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in kort geding niet goed mogelijk is.
4.2.
De vorderingen strekken tot nakoming van de koopovereenkomst en betaling van contractuele boetebedragen.
Gedaagden moeten meewerken aan de levering
4.3.
Uit artikel 4.1 van de koopovereenkomst volgt dat de levering van de onroerende zaken uiterlijk op 31 december 2024 plaatsvindt, tenzij partijen een andere datum overeenkomen.
4.4.
Gedaagden stellen dat, toen medio 2024 bleek dat eiseressen waarschijnlijk niet konden voldoen aan de verplichting om de onroerende zaken op 31 december 2024 leeg op te leveren (vanwege een huurder in één van de onroerende zaken), de afgesproken leveringsdatum kwam te vervallen en partijen met elkaar in overleg traden om een alternatief leveringsmoment af te spreken. Aangezien partijen nog geen andere leveringsdatum hebben afgesproken, is de verbintenis tot levering nog niet opeisbaar.
4.5.
Eiseressen betwisten dat en voeren aan dat zij, zolang er geen overeenstemming was over een andere datum, bleven uitgaan van de leveringsdatum van 31 december 2024.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het antwoord op de vraag of eiseressen hebben ingestemd met het loslaten van de overeengekomen leveringsdatum, in het midden blijven. Het standpunt van gedaagden dat de verbintenis tot levering nog niet opeisbaar is, is namelijk onjuist. Ook indien uit wordt gegaan van de stelling van gedaagden dat de oorspronkelijke leveringsdatum is komen te vervallen, geldt dat gedaagden zijn gehouden tot het nakomen van hun verplichtingen onder de koopovereenkomst, waaronder de verplichting om de percelen af te nemen. Nu partijen geen nieuwe leveringsdatum zijn overeengekomen, zijn eiseressen gerechtigd om op grond van artikel 6:38 BW ‘terstond’ nakoming van gedaagden te vorderen. Aldus is voldoende aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel komt dat de verplichting van gedaagden om de onroerende zaken af te nemen opeisbaar is en dat zij in die zin verplicht zijn tot nakoming van de koopovereenkomst. Sinds de ingebrekestelling van 2 januari 2025 hebben gedaagden bovendien voldoende gelegenheid gehad om de afname te realiseren.
4.7.
Verder hebben eiseressen voldoende gemotiveerd gesteld dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde nakoming. Conform de koopovereenkomst staan de onroerende zaken op dit moment leeg. Die leegstand betekent niet alleen dat de zaken financieel niets opbrengen, maar leidt ook tot een verhoogd risico op schade als gevolg van brand of bewoning door krakers. Tegelijkertijd hebben eiseressen te maken met financiële verplichtingen die doorlopen, zoals gemeentelijke lasten, onderhoudskosten, verzekeringen en nutsvoorzieningen. Dat klemt temeer nu gedaagden vanaf januari 2025 zijn gestopt met de betaling van compensatie aan eiseressen voor de verlate levering.
4.8.
Gedaagden hebben nog betoogd dat zij eiseressen hebben geholpen te voldoen aan hun verplichting uit de koopovereenkomst om de onroerende zaken leeg en ontruimd op te leveren, door een huurder tijdig uit een van de onroerende zaken te krijgen. Dat eiseressen gedaagden nu aan de leverdatum willen houden terwijl zij zonder de hulp van gedaagden zelf op die datum niet hadden kunnen nakomen, is volgens gedaagden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar in de zin van artikel 6:2 BW en 6:248 BW.
4.9.
Die redenering wordt niet gevolgd. Dat gedaagden hulp hebben geboden, is een keuze van gedaagden geweest. Dat staat los van de verplichting van gedaagden om van hun kant de overeenkomst na te komen. Dit geldt temeer nu de hulp van gedaagden kennelijk succesvol is geweest en de panden vanaf begin december 2024 leeg zijn komen te staan, zodat in zoverre de reden om medio 2024 met elkaar in overleg te gaan was komen te vervallen. Wat hier verder ook van zij, in het betoog van gedaagden kunnen geen aanknopingspunten gevonden worden voor het oordeel dat voldaan is aan de strenge voorwaarden voor een geslaagd beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
4.10.
In artikel 2.1 van de koopovereenkomst is bepaald dat de kosten die betrekking hebben op de eigendomsoverdracht, zoals overdrachts- en omzetbelasting, notariskosten en kadasterkosten, voor rekening van koper komen.
4.11.
De vordering tot nakoming wordt daarom toegewezen, in die zin dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om, binnen 30 dagen na de betekening van dit vonnis, zorg te dragen voor afname van de vier percelen zoals bedoeld in 2.1. en voor storting op de kwaliteitsrekening van de transporterende notaris van de koopsom van € 1.300.000,00 en de bijkomende kosten zoals die zullen blijken uit de door de notaris op te stellen afrekening.
4.12.
De gevorderde dwangsom wordt toegewezen tot een bepaald maximumbedrag.
Er is geen spoedeisend belang bij de gevorderde boetes
4.13.
Ingevolge vaste jurisprudentie is ten aanzien van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden en moeten dienaangaande naar behoren feiten en/of omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. [1]
4.14.
Nu eiseressen geen (apart) spoedeisend belang hebben gesteld bij de gevorderde boetes, liggen de gevorderde voorschotbedragen reeds om die reden voor afwijzing gereed.
Proceskosten
4.15.
Gedaagden worden als de grotendeels in de ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseressen worden begroot op:
- betekening oproeping € 244,70
- griffierecht € 10.188,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 11.717,70
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om, binnen 30 dagen na de betekening van dit vonnis, zorg te dragen voor afname van de vier percelen zoals bedoeld in 2.1. en voor storting op de kwaliteitsrekening van de transporterende notaris van de koopsom van € 1.300.000,00 en de bijkomende kosten zoals die zullen blijken uit de door de notaris op te stellen afrekening;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 11.717,70, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moeten gedaagden € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
2091 / 1980

Voetnoten

1.HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5519 (