In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.M. Schouten-Hennen, heeft de huurovereenkomst ontbonden omdat de huurder, [gedaagde 1], een hennepkwekerij in het gehuurde pand had geëxploiteerd. De eiseres vorderde betaling van € 60.461,05, bestaande uit een contractuele boete, herstelkosten en huurderving. De gedaagden, waaronder de bestuurders [gedaagde 2] en [gedaagde 3], hebben de vorderingen betwist.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van de contractuele boete van € 10.000,- toewijsbaar is, maar dat [gedaagde 1] de betaalde borg van € 9.982,50 mag verrekenen, waardoor het te betalen bedrag op € 17,50 komt. De vordering tot herstelkosten is afgewezen omdat niet is aangetoond dat er bij oplevering herstelpunten waren. De vordering tot huurderving is toegewezen, omdat de huurovereenkomst door de tekortkoming van [gedaagde 1] eerder is geëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] € 34.200,- aan huurderving moet betalen.
Wat betreft de aansprakelijkheid van de bestuurders, is [gedaagde 2] persoonlijk aansprakelijk gesteld vanwege zijn actieve rol in de hennepkwekerij, terwijl [gedaagde 3] is vrijgesproken van enige betrokkenheid. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiseres, die in het gelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.