ECLI:NL:RBROT:2025:9053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/10/690159 / JE RK 24-2555
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor ouderlijke communicatie en hulpverlening

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 juli 2025, is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] verlengd tot 23 december 2025. De rechtbank constateert dat de adviezen van de gezinsopnames niet zijn opgevolgd, wat heeft geleid tot een verslechtering van de situatie. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is problematisch, wat de ontwikkeling van [minderjarige] negatief beïnvloedt. De rechtbank benadrukt dat de ouders de sleutel zijn tot het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging en dat zij hulp moeten inschakelen om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De GI heeft de regie over de hulpverlening, maar de ouders moeten actief meewerken aan hun eigen ontwikkeling en die van [minderjarige]. De rechtbank heeft ook een persoonlijkheidsonderzoek geadviseerd om meer inzicht te krijgen in de situatie van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690159 / JE RK 24-2555
Datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K. Logtenberg, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .
In zijn adviserende taak is in deze zaak gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 22 april 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder met bijlagen van 23 juni 2025;
- de brief van de GI met bijlagen van 23 juni 2025;
  • het e-mailbericht van de vader met bijlagen van 3 juli 2025;
  • het e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 4 juli 2025;
  • het e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 6 juli 2025;
  • het door de GI ter zitting overgelegde e-mailbericht van 23 juni 2025 van de school van [minderjarige] .
1.2.
Op 7 juli 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 2] en [vertegenwoordiger 3] .
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft middels een briefje aan de rechtbank laten weten dat zij niet naar het kindgesprek komt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 april 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 juli 2025. Het overig verzochte is aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer.

3.Het aangehouden verzoek

De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Over de periode tot 23 juli 2025 is al beslist. De rechtbank moet nu nog beslissen over de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de resterende duur van vijf maanden, te weten tot 23 december 2025.

4.De standpunten

Het standpunt van de GI
4.1.
De GI heeft het aangehouden verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het heeft lang geduurd voordat de GI met de ouders in gesprek kon gaan. Het gesprek vond uiteindelijk plaats op 18 juni 2025 en verliep niet positief. De houding van de vader heeft gemaakt dat de GI de vader heeft moeten vragen het pand te verlaten. Tot op heden is het de ouders niet gelukt om aan de slag te gaan met hulpverlening. Omdat de GI op de ouders geen invloed kan uitoefenen, maar wel hulpverlening voor [minderjarige] kan inzetten, is de focus van de GI de afgelopen periode op [minderjarige] gericht geweest. De GI hoopt [minderjarige] zo sterk mogelijk te maken, om haar te leren omgaan met de situatie waarin zij zit. Het is voor [minderjarige] lastig om een ‘eigen ik’ te creëren. Het was de bedoeling van de GI om hulpverlening in de vorm van PMT (psychomotorische therapie) in te zetten voor [minderjarige] , maar de GI is overvallen door het feit dat [jeugdzorg] vlak voor de zitting heeft aangegeven PMT niet passend te vinden. Volgens [jeugdzorg] staat de dynamiek van de ouders voorop en is hier eerst hulpverlening voor nodig, voordat [minderjarige] kan starten met individuele hulpverlening.
De GI is van plan een persoonlijkheidsonderzoek van [minderjarige] bij Yulius te laten plaatsvinden. Yulius kan daarbij ook ouderbegeleiding bieden. Tot slot heeft de GI aangegeven goed contact te hebben met de moeder, maar de samenwerking met de vader verloopt erg moeizaam.
Het standpunt van de vader
4.2.
De vader staat achter het verzoek van de GI, maar hij is het niet eens met de manier waarop de GI de ondertoezichtstelling uitvoert. Er is een rapportage vanuit [therapeut] , waaruit blijkt dat sprake is van parentificatie tussen de moeder en [minderjarige] . Daar zou hulpverlening voor worden ingezet, maar dit is niet van de grond gekomen. De vader heeft de suggestie gedaan om hulpverlening vanuit iHub in te zetten, zoals ook door [therapeut] naar voren is gebracht. De vader kan instemmen met een persoonlijkheidsonderzoek van [minderjarige] vanuit Yulius, maar hij begrijpt niet waarom de GI niet voortborduurt op het rapport en de adviezen vanuit [therapeut] . Volgens [therapeut] was het contact tussen de vader en [minderjarige] goed. Er zou ambulante begeleiding worden ingezet om dit contact te borgen, maar dat is niet gebeurd. Nu is er weer geen contact meer tussen de vader en [minderjarige] . De vader hoopt dat de GI hulpverlening gaat inzetten waardoor het contact hersteld wordt en de moeder [minderjarige] emotioneel de ruimte kan geven om met haar vader om te gaan. De vader heeft aangegeven individuele hulpverlening voor zichzelf niet nodig te vinden.
Het standpunt van de moeder
4.3.
Namens en door de moeder is ter zitting primair verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair heeft de moeder zich op het standpunt gesteld dat er een duidelijke verklarende analyse dient te worden opgesteld, waarin wordt vastgesteld op welke manier men verder kan. Hoe het nu gaat, is schadelijk voor [minderjarige] . De moeder ziet het nut van de ondertoezichtstelling niet en heeft het liefst dat deze stopt.
De moeder staat achter een persoonlijkheidsonderzoek voor [minderjarige] ; zij zal met Yulius meewerken. Zij denkt dat een deel van de problematiek van [minderjarige] voortkomt uit trauma. Er is geprobeerd om allerlei hulpverlening in te zetten, maar door de houding van de vader komt dit niet van de grond. De moeder wil alles voor [minderjarige] doen, maar het contact met de vader maakt het ingewikkeld. De moeder wil net als de GI dat er individuele hulpverlening wordt ingezet, zodat de ouders op een normale manier kunnen leren communiceren, zonder elkaar te diskwalificeren. De moeder zal zelf vanaf september 2025 een individueel traject volgen bij het CIR (Expertisecentrum chronische pijn). Dit gaat om hulpverlening voor haar fysieke klachten en de daarmee samenhangende psychische klachten. De moeder gunt [minderjarige] goed contact met haar vader, maar zij ziet niet in hoe de ondertoezichtstelling dit kan verbeteren.
Het advies van de Raad
4.4.
Volgens de Raad wordt [minderjarige] nog altijd in haar ontwikkeling bedreigd. Een persoonlijkheidsonderzoek vanuit Yulius is een goede stap, zodat er helderheid kan komen over de (hechtings-)problematiek van [minderjarige] en eventuele in te zetten hulpverlening. Nu komt de hulpverlening niet van de grond, omdat de ouders volgens de Raad niet in staat lijken te zijn het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Hoewel de Raad zich afvraagt of de ondertoezichtstelling hieraan bijdraagt, is het advies wel om deze te verlengen. De Raad heeft benadrukt dat [minderjarige] haar ouders nodig heeft om te werken aan haar ontwikkeling. De ouders dienen naar hun eigen aandeel te kijken. Daarbij wordt ook de inzet van de vader verwacht.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De rechtbank legt hieronder uit waarom.
5.2.
Op verschillende domeinen zijn er al een lange periode zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De zorgen zijn gelegen in het schoolverzuim van [minderjarige] , haar psychische en fysieke gezondheid, de interactie met de moeder en (het ontbreken van) het contact met vader. Om in beeld te krijgen wat er moet gebeuren om de zorgen op deze domeinen weg te nemen, hebben er eind 2024 twee gezinsopnames bij [therapeut] plaatsgevonden. Dit was een vergaand middel om in te zetten, maar het was noodzakelijk om de aard en de oorzaak van de zorgen over [minderjarige] in kaart te brengen.
Eerst heeft een gezinsopname plaatsgevonden van [minderjarige] met haar vader om de mogelijkheden van contactherstel tussen hen te onderzoeken. De gezinsopname met de vader is positief verlopen. Gedurende de opname verliep het contact tussen [minderjarige] en haar vader steeds beter, waarbij [minderjarige] aangaf ervoor open te staan om dit contact met haar vader te onderhouden. Wel kwam uit de gezinsopname naar voren dat het voor de vader van belang is dat hij hulpverlening krijgt op het gebied van het omgaan met zijn emoties en frustraties over alles wat er in het verleden heeft plaatsgevonden. Tijdens deze gezinsopname met vader kwamen er aanwijzingen naar voren over een zorgelijke relatie tussen [minderjarige] en de moeder, waarbij mogelijk sprake zou zijn van parentificatie. Om een beeld te krijgen van de onderlinge interactie, is vervolgens een gezinsopname van de moeder en [minderjarige] ingezet.
Tijdens de gezinsopname met de moeder zijn de zorgen over de dynamiek tussen haar en [minderjarige] bevestigd. Er is sprake van een symbiotische relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Volgens [therapeut] is [minderjarige] ernstig geparentificeerd geraakt. [minderjarige] komt niet toe aan het ontwikkelen van haar eigen identiteit. De moeder zou hulpverlening moeten volgen op het gebied van parentificatie en symbiose. Wanneer de moeder zich bewust wordt van het ontstane parentificatiepatroon en hulp krijgt om een gezonde relatie met [minderjarige] op te bouwen, krijgt [minderjarige] ruimte om haar eigen identiteit te ontwikkelen.
5.3.
[therapeut] heeft naar aanleiding van de gezinsopnames concrete (behandel)adviezen gegeven. Deze adviezen zijn vervolgens niet opgevolgd, onder andere door het wegvallen van de vaste jeugdbeschermer en problemen met de financiering. Hierdoor is het contact tussen de vader en [minderjarige] weer verbroken. De rechtbank betreurt dit en acht deze gang van zaken niet in het belang van [minderjarige] . Inmiddels is al meermaals door de kinderrechter aangegeven dat er alsnog gevolg moet worden gegeven aan de adviezen van [therapeut] , maar tot op heden is dat niet gebeurd. Wel zijn er op het gebied van school en de gezondheid van [minderjarige] positieve ontwikkelingen. [minderjarige] lijkt op te bloeien op haar nieuwe school en er is volgens de school de afgelopen periode geen sprake van ongeoorloofd verzuim. Wel merkt de rechtbank op dat het erop lijkt dat [minderjarige] meer vakantie opneemt dan eerder met de school is afgesproken. Positief is ook dat [minderjarige] een diëtist bezoekt in verband met haar overgewicht. Het is belangrijk dat deze positieve ontwikkelingen worden geborgd en blijven bestaan. De overige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan nog steeds en het lukt de ouders niet om deze zorgen weg te nemen. Dit alles maakt dat naar het oordeel van de rechtbank een ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is.
5.4.
De vraag die voorligt is hoe het nu verder moet. De rechtbank merkt daarbij uitdrukkelijk op dat de GI weliswaar de regie heeft over de in te zetten hulpverlening en het vervolg daarvan, maar dat de sleutel om de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] weg te nemen bij de ouders ligt. Wat er nu gebeurt is dat er hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] om te kunnen omgaan met de situatie en haar ouders, maar dat is de omgekeerde wereld. Het is aan de ouders om hun gedrag zodanig te wijzigen dat de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] wordt weggenomen. Het is niet [minderjarige] die moet veranderen, maar de ouders.
5.5.
Een belangrijke oorzaak van het klem zitten van [minderjarige] is de slechte communicatie en samenwerking tussen ouders. Het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] van belang dat haar ouders op de een of andere manier leren om op een positieve manier met elkaar en over elkaar te communiceren zodat [minderjarige] gaat voelen dat ze de ruimte en toestemming krijgt om met beide ouders onbelast contact te hebben. Daarom is het belangrijk dat er hulpverlening komt voor de ouders om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De rechtbank betreurt de gang van zaken rondom het gesprek tussen de GI en de ouders op 18 juni 2025 dat niet goed is verlopen. De vader heeft moeten vertrekken en dat is niet helpend. Het gesprek had openingen kunnen bieden om verdere afspraken te maken.
5.6.
Daarnaast is gebleken dat beide ouders geen individuele hulp voor zichzelf hebben ingeschakeld. De vader zegt dat hij dat niet nodig heeft. De moeder zegt dat ze al hulp heeft maar dit is niet de hulp die wordt geadviseerd. Daarmee gaan de beide ouders voorbij aan de adviezen van [therapeut] en [jeugdzorg] . Uit de gezinsopnames is naar voren gekomen dat de vader wel degelijk hulp nodig heeft op het gebied van het omgaan met zijn emoties. Dit volgt ook uit zijn gedrag tijdens het gesprek op 18 juni 2025 bij de GI. Hoewel het te begrijpen is dat de vader gefrustreerd is door de gang van zaken, heeft hij dat op de verkeerde manier geuit. De moeder zegt weliswaar dat zij individuele hulp heeft, maar dat blijkt hulp te zijn van een instelling die expertise heeft op het gebied van chronische lichamelijke pijn en de gevolgen daarvan. Uit de gezinsopnames is echter naar voren gekomen dat de moeder hulpverlening nodig heeft op het gebied van parentificatie en symbiose. Ook moet zij hulp krijgen om een gezonde relatie met [minderjarige] op te bouwen, zodat [minderjarige] ruimte krijgt om haar eigen identiteit te ontwikkelen. Deze hulp heeft de moeder niet. Het is aan de ouders, met ondersteuning van de GI, om deze hulp alsnog in te schakelen. Pas daarna kan systemische hulpverlening worden ingezet.
5.7.
Daarnaast is een persoonlijkheidsonderzoek geadviseerd om zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] . De wachtlijsten voor een dergelijk onderzoek zijn lang, maar ter zitting is gebleken dat een onderzoek bij Yulius over ongeveer twaalf weken zou kunnen starten. De ouders hebben ter zitting laten weten dat zij bereid zijn mee te werken met Yulius. De rechtbank acht het van groot belang dat het persoonlijkheidsonderzoek wordt opgestart en dat naast [minderjarige] ook de ouders hierbij betrokken worden. Tijdens de zitting is gebleken dat Yulius ook ouderbegeleiding kan bieden.
5.8.
Verder acht de rechtbank het van belang dat er op korte termijn toegewerkt wordt naar contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. De hulpverlening die ingezet wordt, moet gericht zijn op contactherstel. Uit de gezinsopname is immers gebleken dat het contact tussen [minderjarige] en de vader goed is als zij uit haar omgeving wordt gehaald en samen met vader is. Er is al een plan gemaakt om dit contact verder op te bouwen; dit plan kan weer worden opgepakt, waarbij de structuur en het contact met de vader vastgehouden en geborgd moeten worden.
5.9.
De rechtbank heeft er op dit moment geen vertrouwen in dat een en ander van de grond komt zonder betrokkenheid van een jeugdbeschermer. De rechtbank verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] dan ook voor de resterende duur van vijf maanden. Het is van groot belang dat de jeugdbeschermer actief regie gaat voeren over de in te zetten hulpverlening en ook concreet aangeeft wat van ouders verwacht wordt.
5.10.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, en
mr. M.A. van der Laan-Kuijt en mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025, in aanwezigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.