ECLI:NL:RBROT:2025:9026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
10-348963-24, 10-024009-25 (gev. ttz); 10-220986-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor insluipingen, inbraak en poging tot zware mishandeling met mes

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan insluipingen, inbraak en poging tot zware mishandeling. De verdachte is op 3 januari 2025 betrapt op het insluipen in een woning in [plaats 1], waar hij diverse goederen heeft gestolen, waaronder geld, sieraden en elektronica. De toegang tot de woning verkreeg hij door middel van braak. Daarnaast is de verdachte op 1 november 2024 betrokken geweest bij een gewelddadig incident waarbij hij een ander met een mes in het gezicht heeft gestoken en een derde persoon heeft geschopt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers: 10-348963-24; 10-024009-25 (gev. ttz)
Parketnummer TUL: 10-220986-22
Datum uitspraak: 12 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Kodrzycki heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-220986-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten onder 1 en 2 tenlastegelegd in parketnummer 10-024009-25. Door de aangever is een andere dader aangewezen dan de verdachte. Deze dader lijkt op de verdachte en daarom kan niet worden uitgegaan van de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de verbalisanten. De verdediging refereert zich met betrekking tot het onder 3 in dit parketnummer ten laste gelegde feit.
De verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde in parketnummer 10-348963-24. De verdachte ontkent dat hij de aangever [slachtoffer 2] met een mes in zijn gezicht heeft gestoken en dat hij de aangever [slachtoffer 3] heeft geschopt. Voor bewezenverklaring van deze feiten bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij, voor zover hij geweld heeft gebruikt, enkel heeft gehandeld uit zelfverdediging.
4.1.2.
Beoordeling
Parketnummer 10-024009-25
Feit 1 en 2 ( [adres 2] )
De aangever en bewoner van het [adres 2] in [plaats 1] kwam er op 3 januari 2025 achter dat er gedurende de nacht een persoon in zijn woning en schuur was geweest en dat er geld, een tas, sieraden, sneakers, airpods en een bril waren weggenomen. Het slot van de schuttingdeur was opengebroken. De schuur- en achterdeur waren niet op slot. Een camera met zicht op de achtertuin van de woning heeft beelden gemaakt van deze persoon toen hij de schuur en de woning betrad en nadien met de voornoemde tas de tuin weer verliet. Deze camerabeelden zijn bekeken door de wijkagent en door de [verbalisant] , die beiden op de beelden de verdachte herkennen als zijnde de dader. Deze herkenning vond plaats op basis van voorgaande ontmoetingen met de verdachte en foto’s van een eerdere verkeerscontrole. De verbalisanten herkennen de verdachte onder meer aan zijn ingevallen gezicht en omdat hij op eerdere momenten dezelfde kleding droeg als de dader op de camerabeelden. De rechtbank ziet geen reden om aan deze twee ambtsedige herkenningen te twijfelen. De verklaring van de verdachte dat hij niet de persoon op de camerabeelden is en tijdens de inbraak thuis was, vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden, nu hiervoor geen aanknopingspunten in het dossier zitten.
Het verweer van de verdediging dat niet uitgesloten kan worden dat de persoon die in eerste instantie werd aangewezen als de mogelijke dader door de aangever de daadwerkelijke dader was, wordt verworpen. Redengevend hiervoor is dat de politie nader onderzoek heeft gedaan naar deze persoon en heeft vastgesteld dat dit niet de persoon op de camerabeelden kan zijn geweest.
De rechtbank concludeert dat de verdachte is ingeslopen in de woning en de schuur van de aangever en daar de voornoemde goederen heeft weggenomen. Nu de verdachte de schuttingdeur heeft opengebroken, is ook sprake van de voor feit 1 ten laste gelegde braak.
Feit 3 ( [adres 3] )
De verdediging heeft zich gerefereerd met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Parketnummer 10-348963-24
De verdachte bevond zich op 1 november 2024 in de woning van de aangever [slachtoffer 3] (feit 2), samen met de aangever [slachtoffer 2] (feit 1). Op enig moment is een fysieke confrontatie ontstaan tussen de verdachte en de twee aangevers. Toen de politie ter plaatse kwam, verklaarden de aangevers direct dat de verdachte hen had aangevallen. De aangever [slachtoffer 2] had een bebloed gezicht en verklaarde direct dat hij in zijn gezicht was gestoken door de verdachte. De aangever [slachtoffer 3] verklaarde direct dat hij in zijn borst was getrapt door de verdachte. De verdachte verklaarde dat hij onschuldig was en gedrogeerd en bestolen was. Bij de politie en ter zitting heeft de verdachte wederom verklaard dat hij gedrogeerd was en dat de aangever [slachtoffer 2] boven hem stond met een mes. Hij heeft verklaard dat hij hierdoor bang was geworden en uit zelfverdediging de aangever [slachtoffer 2] een duw en een judoworp heeft gegeven en de aangever [slachtoffer 3] een klap heeft gegeven. De wond zou [slachtoffer 2] mogelijk hebben opgelopen doordat hij tegen de tafel is gevallen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte betrouwbaarder is dan die van de aangevers, onder andere omdat de aangevers onder invloed van verdovende middelen waren. De rechtbank gaat hier niet in mee. Ondanks dat de aangevers onder invloed waren ten tijde van het incident, hebben zij direct ter plaatse en ook later bij de politie en ook bij het verhoor bij de rechter-commissaris op de belangrijkste punten, waaronder de geweldshandelingen van de verdachte, consistent en gedetailleerd verklaard. Hun verklaringen ondersteunen elkaar en worden ook ondersteund door ander bewijs in het dossier, namelijk de verwonding van [slachtoffer 2] en het gegeven dat er bloedsporen van [slachtoffer 2] op het lemmet van het mes zijn aangetroffen. Het verweer van de verdediging dat er geen bloedsporen op de snijrand en de punt van het lemmet zijn aangetroffen maakt dit niet anders, nu het verhaal van de verdachte niet verklaart waarom er überhaupt bloedsporen van [slachtoffer 2] op het mes zouden zitten. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank gaat uit van juistheid van de verklaringen van de aangevers en concludeert dat de verdachte de aangever [slachtoffer 2] in zijn gezicht heeft gestoken met een mes en de aangever [slachtoffer 3] in zijn borst heeft geschopt. Gelet op de kwetsbaarheid van het hoofd heeft de verdachte door de aangever [slachtoffer 2] in zijn gezicht te steken met een mes bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarmee is het voorwaardelijk opzet op het zwaar lichamelijk letsel gegeven.
De rechtbank passeert hiermee ook het beroep op noodweer van de verdediging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde. Dit verweer zou enkel van toepassing zijn indien de rechtbank de verdachte in zijn verklaring zou volgen. Van een situatie waarbij verdachte zich of een ander had moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding is geen sprake geweest en reeds hierom komt de rechtbank niet aan een beroep op noodweer toe.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10-024009-25
1
hij op 3 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente] , in een woning, te weten [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten van derechthebbende bevond, geld,
eentas, sieraden, sneakers, airpods en een bril, die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2
hij op 3 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente] , op een besloten erf waarop een woning stond, uit een schuur behorende bij
dezewoning gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, geld, dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 17 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning ,
te wetenhet [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten van de rechthebbende
(n)bevond, enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, naar voornoemde woning is gegaan en de voordeur van die woning heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10-348963-24
1
hij op 1 november 2024 te [plaats 1] , [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 2]met een mes in het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 1 november 2024 te [plaats 1] , [gemeente] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door tegen
zijnborst te trappen terwijl hij op de grond lag;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn ten behoeve van de leesbaarheid verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-024009-25
1.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
3.
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
10-348963-24
1.
poging tot zware mishandeling;
2.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is op twee verschillende adressen het erf van een ander ingeslopen. Op het eerste adres heeft hij goederen weggenomen uit de woning en de bijbehorende schuur. Op het tweede adres is het bij een poging tot diefstal gebleven. Dergelijke insluipingen zorgen ervoor dat de bewoners zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Daarnaast ontstaan hierdoor ook gevoelens van onrust in de wijk en de bredere samenleving. De verdachte heeft geen rekening gehouden met deze belangen en heeft enkel zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad.
Daarnaast heeft de verdachte een persoon in zijn gezicht gestoken met een mes en een ander in zijn borst geschopt terwijl hij op de grond lag. Het is een gelukkige omstandigheid dat de man die in zijn gezicht is gestoken geen ernstiger letsel heeft opgelopen. Deze omstandigheid is echter niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven dat hij de lichamelijke integriteit van anderen niet respecteert.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte recent meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport en een latere aanvulling op dit rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 10 december 2024 en 15 april 2025. Het rapport en de aanvulling houden, kortgezegd, in dat er sprake is van een instabiel leven waarbij er zorgen zijn op verschillende leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico hoog in. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 3 jaren, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in parketnummer 10-024009-25. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.900,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de materiele schade in haar geheel toewijsbaar. De immateriële schade dient gematigd te worden tot € 350,00. De schade kan worden toegekend met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens een gebrek aan voldoende onderbouwing.
8.3.
Beoordeling
Met betrekking tot de materiële schade heeft de benadeelde partij gesteld dat er contante geldbedragen door de verdachte zijn weggenomen, maar heeft hij de hoogte van deze bedragen niet aannemelijk gemaakt. De onderbouwing die hiervoor is gegeven strekt enkel tot een bereidheid om nadere stukken te overhandigen die de hoogte van dit bedrag zouden kunnen aantonen. Nu deze stukken niet daadwerkelijk zijn verstrekt en daarnaast verweer is gevoerd op deze vermeende schadepost, kan de rechtbank niet anders dan dit verzoek tot materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, nu deze vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Wat betreft de immateriële schade is door de benadeelde partij een beroep gedaan op artikel 6:106, aanhef onder b, BW en aangevoerd dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In het onderhavige geval is het niet zo dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen zonder enige nadere vaststelling met betrekking tot de gevolgen die de normschending voor de benadeelde partij heeft gehad. Vereist is dat vaststellingen omtrent deze gevolgen kunnen worden gedaan, hetgeen in dit geval vereist dat voldoende concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Deze concrete gegevens zijn niet aangevoerd. Het verzoek tot immateriële schadevergoeding zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer van 2 januari 2023 is de verdachte ter zake van meerdere (pogingen tot) diefstal uit woningen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 januari 2023.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de justitiële documentatie van de verdachte, acht de rechtbank het passend de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Het verzoek tot het verlengen van de proeftijd wordt afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij Fivoor Reclassering op het [adres 4] te [plaats 2] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 2 januari 2023 in meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 mei 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-024009-25
1
hij op of omstreeks 3 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente] ,
in een woning, te weten [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
geld, tas, sieraden, sneakers, air pods en/of een bril, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op 3 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente] ,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, uit een schuur
behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te [plaats 1] , [gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, het [adres 3]
, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond,
geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming
naar voornoemde woning is gegaan en/of de voordeur van die woning heeft
geopend en/of één of meer jassen heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10-348963-24
1
hij op 1 november 2024 te [plaats 1] , [gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op 1 november 2024 te [plaats 1] , [gemeente]
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door één of meermalen
in /tegen het gezicht en/of op /tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan
en/of te schoppen;
2
hij op 1 november 2024 te [plaats 1] , [gemeente]
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door op/tegen de borst te trappen terwijl hij op
de grond lag;