ECLI:NL:RBROT:2025:901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 4709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag voor studenten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een eenmalige energietoeslag over 2023. Eiser, een student die studiefinanciering ontvangt, had op 3 december 2023 een aanvraag ingediend voor de energietoeslag, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 28 maart 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop het college met een verweerschrift heeft gereageerd. De rechtbank heeft de zaak op 20 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Eiser betoogt dat de uitsluiting van studenten van de energietoeslag discriminatoir is en in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Hij verwijst naar artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat artikel 35, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Pw bepaalt dat studenten die studiefinanciering ontvangen, geen recht hebben op de energietoeslag. De rechtbank concludeert dat het uitsluiten van studenten legitiem, doelmatig en proportioneel is, en dat het onderscheid gerechtvaardigd is om overcompensatie te voorkomen. De rechtbank wijst erop dat de ruime beoordelingsvrijheid van lidstaten op het gebied van sociale zekerheid niet vereist dat voor elke regeling onevenwichtigheden worden voorkomen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Veling en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een eenmalige energietoeslag over 2023.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 3 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is een student en ontvangt studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor de energietoeslag 2023. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser studiefinanciering ontvangt en daarom niet behoort tot de doelgroep van de energietoeslag.
3. Eiser betoogt dat de uitsluiting van studenten discriminatoir is en in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser stelt dat sprake is van strijd met artikel 1 van de Grondwet, artikel 14 van het EVRM [1] en artikel 1 van het Twaalfde Protocol van het EVRM.
4. Uit artikel 35, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Pw volgt dat degene die in aanmerking komt voor studiefinanciering, geen recht heeft op een energietoeslag.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. In diverse uitspraken van deze rechtbank, waaronder die van de meervoudige kamer van 2 oktober 2023, [2] is geoordeeld dat het uitsluiten van studenten van het recht op de eenmalige energietoeslag niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, nu het gemaakte onderscheid legitiem, doelmatig en proportioneel is. Waar de uitsluiting van studenten voorheen was neergelegd in beleidsregels van het college, volgt deze inmiddels uit artikel 35, vijfde lid, onderdeel b, van de Pw. Uit de Memorie van Toelichting [3] volgt dat het gemaakte onderscheid gerechtvaardigd is geacht om overcompensatie van studenten te voorkomen. Daarnaast is overwogen dat de keuze om studenten uit te sluiten, is gemaakt vanuit het belang om snel een zeer groot aantal belanghebbenden duidelijkheid te geven over de aanspraak op energietoeslag, in samenhang met het belang dat publieke middelen zoveel mogelijk op de juiste plaats terechtkomen. Verder volgt uit de Memorie van Toelichting dat van studenten wordt verwacht dat zij of hun ouders een deel van de extra kosten dragen. Studenten van wie de ouders deze bijdrage naar verwachting niet kunnen leveren, kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten. [4] De rechtbank ziet, gelet hierop en op wat eiser heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat de uitsluiting van studenten in strijd is met artikel 14 van het EVRM of artikel 1 van het Twaalfde Protocol van het EVRM. Daarbij is van belang dat artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol van het EVRM, gelet op de ruime beoordelingsvrijheid die lidstaten hebben op het gebied van de sociale zekerheid en in het belang van de uitvoerbaarheid van sociale zekerheidstelsels, niet vereisen dat zodanig uitgewerkte regelingen worden getroffen dat voor de toepassing van elke afzonderlijke regeling elke onevenwichtigheid in elke denkbare situatie wordt voorkomen. [5] Voor wat betreft het beroep op artikel 1 van de Grondwet overweegt de rechtbank dat dit beroep afstuit op artikel 120 van de Grondwet (het toetsingsverbod).

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Kamerstukken II, 2022-2023, 36 389, nr. 3, vanaf p. 9.
4.In het verweerschrift is vermeld dat deze € 400,- bedraagt.
5.Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:304.