ECLI:NL:RBROT:2025:9001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
10634141 CV EXPL 23-21556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering van te kleine kunststof kozijnen en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers en KSCN Kozijnen B.V. over de levering van kunststof kozijnen. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.G. de Jong, stellen dat KSCN bij het inmeten van de kozijnen een fout heeft gemaakt, waardoor de geleverde kozijnen te klein zijn. De eisers hebben de overeenkomst met KSCN op 19 april 2023 ontbonden en eisen terugbetaling van de aanbetaling van € 6.750,- en een aanvullende schadevergoeding van € 1.720,-. KSCN, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Knippenberg en later mr. M. Huizingh, betwist de claims van de eisers en stelt dat de kozijnen correct zijn ingemeten.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat KSCN een fout heeft gemaakt bij het inmeten. De eisers hebben getuigen en bewijsstukken ingebracht, maar de kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de getuige [persoon B], die bij het inmeten aanwezig was, geloofwaardig en overtuigend is. De kantonrechter concludeert dat de eisers niet hebben bewezen dat KSCN tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hierdoor is de ontbinding van de overeenkomst niet rechtsgeldig en zijn de eisen van de eisers afgewezen. De proceskosten worden aan de eisers opgelegd, omdat zij ongelijk hebben gekregen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat KSCN het recht heeft om de proceskosten direct te vorderen, ook als de eisers in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 2.091,-, inclusief wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10634141 CV EXPL 23-21556
datum uitspraak: 11 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2],
woonplaats: [plaats] ,
eiseressen,
gemachtigde: mr. A.G. de Jong,
tegen
KSCN Kozijnen B.V.,
vestigingsplaats: Bleiswijk,
gedaagde,
gemachtigde: tot 10 juni 2025 mr. M.S. van Knippenberg, daarna mr. M. Huizingh.
Eisers worden hierna gezamenlijk ‘ [eisers c.s.] ’ genoemd en afzonderlijk ‘ [eiser 1] ’ en ‘ [eiser 2] ’. Gedaagde wordt hierna ‘KSCN’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 15 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eisers c.s.] , met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 20 juni 2024
  • de e-mail van KSCN van 4 februari 2025, met één bijlage;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 6 februari 2025;
  • de akte na getuigenverhoor van [eisers c.s.] ;
  • de akte na getuigenverhoor van KSCN.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het geschil tussen partijen gaat over vijf kunststof kozijnen die KSCN aan [eisers c.s.] heeft geleverd. Volgens [eisers c.s.] heeft KSCN een fout gemaakt bij het inmeten van de kozijnen, waardoor zij te kleine kozijnen heeft geleverd. [eisers c.s.] stellen dat zij de overeenkomst met KSCN per brief van 19 april 2023 hebben ontbonden. Zij eisen dat KSCN wordt veroordeeld de aanbetaling van € 6.750,- aan [eisers c.s.] terug te betalen en een aanvullende schadevergoeding van € 1.720,- aan hen te betalen. Ook wil [eisers c.s.] dat KSCN veroordeeld wordt de geleverde kozijnen bij [eisers c.s.] op te halen, op straffe van een dwangsom. KSCN is het niet eens met de eisen van [eisers c.s.] en betwist dat zij de kozijnen verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen heeft geleverd.
2.2.
In het tussenvonnis is overwogen dat op basis van alles wat [eisers c.s.] tot dan toe hebben gesteld en overgelegd, nog niet vast is komen te staan dat KSCN verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen heeft geleverd. De kantonrechter heeft [eisers c.s.] in de gelegenheid gesteld op dat punt bewijs te leveren.
2.3.
Om aan de bewijsopdracht te voldoen hebben [eisers c.s.] de heer [persoon A] (hierna ‘ [persoon A] ’genoemd) van [bedrijf 1] (de aannemer die door [eisers c.s.] is ingeschakeld om de geleverde kozijnen te plaatsen) als getuige laten horen. Ook hebben [eisers c.s.] drie producties in het geding gebracht, namelijk een brief met bijlagen van [bedrijf 2] , een foto met daarop de volgens [bedrijf 1] juiste maatvoering van de kozijnen en een groot aantal recensies over KSCN. KSCN heeft daarna, voor het leveren van tegenbewijs, de heer [persoon B] (de persoon die de kozijnen destijds heeft ingemeten, hierna ‘ [persoon B] ’ genoemd) laten horen en heeft voorafgaand aan dat verhoor aantekeningen overgelegd, die [persoon B] heeft gemaakt bij het inmeten van de kozijnen.
[eisers c.s.] hebben het opgedragen bewijs niet geleverd
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [eisers c.s.] niet heeft bewezen dat KSCN verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen heeft geleverd. Hierna wordt uitgelegd waarop de kantonrechter dat oordeel baseert.
2.5.
Door [persoon A] is verklaard dat hij, nadat hij de aanwezige houten omlijsting (oftewel de oude kozijnen) had verwijderd, ontdekte dat drie van de vijf door KSCN geleverde kozijnen ongeveer 15 cm te klein waren. Uit die verklaring kan echter nog niet worden afgeleid dat KSCN verkeerd heeft ingemeten. [persoon A] heeft namelijk ook verklaard dat hij zowel voorafgaand aan als na afloop van het verwijderen van de oude kozijnen geen contact heeft gehad met KSCN. Daaruit volgt dat [persoon A] niet op de hoogte was van de feitelijke gang van zaken bij het inmeten en wat daarbij tussen [persoon B] en [eiser 1] , die bij het inmeten aanwezig was, is besproken.
2.6.
[persoon B] heeft daarover verklaard dat het ten tijde van het inmeten niet de bedoeling was dat alle oude kozijnen (volledig) zouden worden verwijderd. Volgens [persoon B] heeft [eiser 1] bij het inmeten tegen hem gezegd dat de vensterbanken bij de kozijnen op de eerste verdieping aan de voorzijde behouden moesten blijven. Hij is er daarom bij het inmeten van uitgegaan dat het oude kozijn daar zou blijven zitten. Over de kozijnen op diezelfde verdieping aan de achterzijde heeft [persoon B] verklaard dat hij van [eiser 1] had begrepen dat de badkamer aan de achterzijde volledig gerenoveerd zou worden. Hij is er daarom bij het inmeten van uitgegaan dat het oude kozijn – met uitzondering van de onderbalk – daar wél zou worden verwijderd. Over het kozijn op de begane grond heeft [persoon B] verklaard dat hij met [eiser 1] besproken heeft dat ook daar alleen de onderbalk zou blijven zitten en dat hij op die manier ook het kozijn heeft ingemeten. Uit de verklaring van [persoon B] kan worden afgeleid dat de hiervoor genoemde onderbalken bij het kozijn op de begane grond en de kozijnen op de eerste verdieping aan de achterzijde bekleed moesten worden met een speciale strip. Volgens [persoon B] heeft hij ook met [eiser 1] besproken dat de ramen van de nieuwe kozijnen op de eerste verdieping allemaal dezelfde kant op (naar binnen toe) zouden draaien.
2.7.
Door [persoon B] is bovendien verklaard dat, nadat hij al het bovenstaande met [eiser 1] had besproken, hij hiervan aantekeningen heeft gemaakt op de offerte en dat [eiser 1] vervolgens haar handtekening op die aantekeningen heeft geplaatst. Volgens [persoon B] heeft [eiser 1] daarmee getekend ter akkoord voor de kleur van de kozijnen, de indeling en voor wat zij bij het inmeten met [persoon B] heeft besproken. Op deze offerte staat bij de ramen op de 1e etage aan de voorzijde “intrek” vermeld. [persoon B] heeft verklaard dat dit betekent dat het nieuwe kozijn in het oude kozijn getrokken moet worden.
2.8.
De kantonrechter vindt de getuigenverklaring van [persoon B] over wat hij met [eiser 1] heeft besproken bij het inmeten, in samenhang met de overgelegde aantekeningen die hij daarbij heeft gemaakt, geloofwaardig en voldoende overtuigend. Anders dan [persoon A] , die niet bij het inmeten aanwezig was en slechts heeft verklaard over wat hij geconstateerd heeft nádat hij de oude kozijnen al had verwijderd, heeft [persoon B] immers een voldoende gedetailleerde verklaring afgelegd over de wijze waarop de diverse kozijnen zijn ingemeten en welke uitgangspunten hij daarbij heeft gebruikt. Bovendien heeft [persoon B] een geloofwaardige en aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat de geleverde kozijnen op de eerste verdieping aan de voor- en achterzijde niet allemaal dezelfde afmetingen hadden ondanks dat de oude kozijnen wel even groot waren. De kantonrechter weegt bij haar oordeel mee dat [eisers c.s.] niet hebben betwist dat zij de hiervoor bij r.o. 2.6 genoemde punten bij het inmeten met [persoon B] heeft besproken. Ook heeft zij niet betwist dat zij de aantekeningen, die [persoon B] heeft gemaakt van wat zij hebben besproken, voor akkoord heeft getekend. Verder staat vast dat de kozijnen, die KSCN uiteindelijk aan [eisers c.s.] heeft geleverd, dezelfde afmetingen hebben als die vermeld staan op de hiervoor genoemde aantekeningen van [persoon B] .
2.9.
Tegenover de consistente en overtuigende verklaring van [persoon B] leggen de verklaring van [persoon A] en de foto met daarop de volgens [bedrijf 1] juiste maatvoering van de kozijnen onvoldoende gewicht in de schaal om aan te kunnen nemen dat KSCN verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen heeft geleverd. Dat geldt ook voor de brief van [bedrijf 2] , het onderhoudsbedrijf dat in opdracht van [eisers c.s.] de situatie ter plekke heeft onderzocht. [bedrijf 2] is immers bij haar onderzoek uitgegaan van de situatie nádat [bedrijf 1] de oude kozijnen volledig had verwijderd en inmiddels al nieuwe kozijnen had geplaatst. Dat zij daardoor tot een andere maatvoering komt dan [persoon B] is begrijpelijk, maar dat maakt nog niet dat daarmee vast staat dat KSCN verkeerd heeft ingemeten, zeker niet gelet op de overtuigende verklaring van [persoon B] over wat hij met [eiser 1] bij het inmeten heeft besproken. Omdat met die verklaring voldoende aannemelijk is gemaakt dat partijen bij het inmeten afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop er zou worden ingemeten is hetgeen [bedrijf 2] in haar brief stelt over de in haar ogen juiste wijze van inmeten naar het oordeel van de kantonrechter voor deze procedure niet van belang.
2.10.
De stelling van [eisers c.s.] dat de oude kozijnen verrot waren en om die reden sowieso niet behouden konden worden, maakt het bovenstaande niet anders. De verklaring van [persoon A] op dit punt is onvoldoende concreet om daaruit te kunnen afleiden dat alle oude kozijnen zodanige houtrot vertoonden dat het noodzakelijk was deze allemaal te verwijderen. Door [eisers c.s.] is verder ook op geen enkele wijze onderbouwd dat er sprake was van dergelijke ernstige houtrot in de oude kozijnen. Dat kan ook niet worden afgeleid uit de brief van [bedrijf 2] . Daaruit volgt immers dat [bedrijf 2] slechts bij de buren van [eisers c.s.] heeft vastgesteld dat het houtwerk in slechte staat is, maar dat zegt nog niets over de staat van het houtwerk bij de woning van [eisers c.s.] Bovendien is door KSCN al tijdens de zitting uitgelegd dat, als er al sprake is van enige houtrot, dat rotte hout normaliter vervangen wordt door nieuwe balken. Gelet op die uitleg, die door [eisers c.s.] niet is betwist, betekent de eventuele aanwezigheid van houtrot dus nog niet dat de kozijnen niet hadden kunnen worden geplaatst op de wijze zoals tijdens het inmeten door partijen is afgesproken.
2.11.
Ook de door [eisers c.s.] overgelegde online recensies over KSCN leveren geen bewijs op van de stelling dat KSCN verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen aan [eisers c.s.] heeft geleverd. Aan het enkele feit dat een aantal andere klanten van KSCN zich online negatief heeft uitgelaten over KSCN kan immers niet de conclusie worden verbonden dat KSCN in dit specifieke geval haar werk niet goed heeft uitgevoerd en verkeerd heeft ingemeten.
Er is geen sprake van een tekortkoming van KSCN
2.12.
Omdat [eisers c.s.] niet heeft bewezen dat KSCN verkeerd heeft ingemeten en te kleine kozijnen heeft geleverd, is niet gebleken dat KSCN op dat punt is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met [eisers c.s.]
2.13.
De kantonrechter volgt [eisers c.s.] niet in hun stelling dat desondanks toch sprake is van een tekortkoming van KSCN, omdat KSCN bij de levering van de kozijnen niet heeft aangegeven dat de oude kozijnen niet (volledig) verwijderd moesten worden. Partijen zijn het er over eens dat het in eerste instantie de bedoeling was dat KSCN de nieuwe kozijnen ook zou plaatsen. [eisers c.s.] en KSCN hebben pas na het sluiten van de overeenkomst en na het inmeten van de kozijnen afgesproken dat KSCN alleen de nieuwe kozijnen zou leveren en dat [eisers c.s.] zelf voor het plaatsen van de kozijnen zou zorgdragen. Omdat KSCN voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [persoon B] met [eiser 1] afspraken heeft gemaakt over de wijze van inmeten – en daarbij heeft besproken welke oude kozijnen al dan niet (volledig) behouden zouden worden – lag het op de weg van [eisers c.s.] dat met de door haar ingeschakelde aannemer [bedrijf 1] te bespreken. Gelet op het feit dat KSCN alles al met [eiser 1] had besproken rustte op KSCN geen verplichting om bij de levering van de kozijnen nogmaals aan te geven welke oude kozijnen behouden moesten worden.
2.14.
De kantonrechter oordeelt daarnaast dat het in de gegeven omstandigheden op de weg van [bedrijf 1] had gelegen de situatie ter plekke te onderzoeken, alvorens hij tot plaatsing van de nieuwe kozijnen zou overgaan. [bedrijf 1] is immers de partij die zorg moest dragen voor een correcte plaatsing van de kozijnen. Van [bedrijf 1] had dan ook ten minste verwacht mogen worden dat hij de oude en de nieuwe kozijnen zou opmeten, voordat hij de oude kozijnen zou verwijderen. Uit de verklaring van [persoon A] volgt echter dat hij dat niet heeft gedaan. [persoon A] heeft namelijk verklaard dat hij pas ontdekte dat drie van de vijf kozijnen te klein waren, nádat hij de oude kozijnen al had verwijderd. Ook heeft [persoon A] verklaard dat hij zowel voorafgaand aan als na afloop van het verwijderen van de oude kozijnen geen contact heeft opgenomen met KSCN. Als er al onduidelijkheid bestond over de maatvoering van de kozijnen had van [bedrijf 1] , als eindverantwoordelijke voor de plaatsing van de kozijnen, in elk geval verwacht mogen worden dat hij eerst contact met KSCN zou opnemen en niet direct, zonder enig nader onderzoek, de oude kozijnen zou verwijderen. Dat [bedrijf 1] geen contact met KSCN heeft opgenomen komt in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van [eiser 1] c.s.
De eisen van [eisers c.s.] worden afgewezen
2.15.
Omdat een tekortkoming van KSCN niet komt vast te staan, waren [eisers c.s.] niet bevoegd de overeenkomst met KSCN te ontbinden (artikel 6:265 BW). De overeenkomst is door [eisers c.s.] op 19 april 2023 dus niet rechtsgeldig ontbonden. Dat betekent dat KSCN het door [eisers c.s.] aanbetaalde bedrag van € 6.705,- niet terug hoeft te betalen en zij ook niet verplicht kan worden om de geleverde kozijnen bij [eisers c.s.] op te komen halen. Omdat KSCN niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen kunnen [eisers c.s.] op die grond ook geen aanspraak maken op vergoeding van de gestelde schade, die zij door die tekortkoming zouden hebben geleden. De kantonrechter wijst de eisen van [eisers c.s.] dan ook af. Omdat de eisen van [eisers c.s.] worden afgewezen, hoeft KSCN ook geen buitengerechtelijke kosten aan [eisers c.s.] te betalen.
[eisers c.s.] moeten de proceskosten betalen
2.16.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers c.s.] , omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eisers c.s.] aan KSCN moeten betalen op € 1.356,- aan salaris voor de gemachtigde (4 punten x € 339,-), € 600,- aan vergoeding voor getuige [persoon B] en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.091,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.17.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat KSCN dat eist en [eisers c.s.] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van [eisers c.s.] af;
3.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten, die aan de kant van KSCN worden begroot op € 2.091,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487