Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over een verzoek tot rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een psychogeriatrische cliënt, geboren in 1948, die lijdt aan Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ op 27 juni 2025, met als doel de voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een progressieve aandoening zonder vooruitzicht op verbetering, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2025 werd duidelijk dat de cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf, maar dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging voor een periode van drie jaar te verlenen, tot en met 8 juli 2028. Deze beslissing is op 8 juli 2025 mondeling gegeven door rechter P.C. Tuinenburg en schriftelijk uitgewerkt op 22 juli 2025.