ECLI:NL:RBROT:2025:8886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
10-285188-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag en veroordeling tot gevangenisstraf voor openlijke geweldpleging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van doodslag, omdat het bewijs hiervoor niet wettig en overtuigend was. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen een 71-jarige man, die op 27 september 2023 in Rotterdam is overleden na een geweldsincident. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een conflict was tussen het slachtoffer en medeverdachten, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De benadeelde partijen, waaronder de kinderen en de broer van het slachtoffer, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank de verdachte niet aansprakelijk heeft gesteld voor de dood van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-285188-23
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. H.M. Hueting, advocaat te Brielle.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16, 17, 19 en 23 juni 2025 en 8 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van doodslag;
  • feit 2: openlijke geweldpleging tegen een persoon met de dood als gevolg.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. A.H.A. de Bruijne en J. Verschuren (hierna enkelvoudig aangeduid met: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde (met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid);
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd, evenals een contactverbod met de medeverdachten (met uitzondering van [medeverdachte 1] ) en de nabestaanden van het slachtoffer.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij het gepleegde geweld. Dit geldt zowel voor het geweld dat in de tuin van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, als voor het geweld op het grasveld bij de boom. De verdachte ontkent stellig bij enig geweld betrokken te zijn geweest. Hij heeft meerdere malen verklaard dat hij aan het koken was en dat hij in de woning/tuin was van zijn broer, medeverdachte
[medeverdachte 2] , hetgeen wordt bevestigd door in het bijzonder de getuige [getuige 1] . Een aantal getuigen heeft verklaard de verdachte mogelijk te hebben gezien, maar deze verklaringen zijn vaag en daaruit blijkt niet welk aandeel de verdachte zou hebben gehad. Daarbij kan gemakkelijk sprake zijn van verwarring of een eigen belang bij de getuigen. Voorts bevinden zich in het dossier verklaringen van getuigen die anderen belasten. Zo heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat hij op het grasveld twee personen bij het slachtoffer zag en de verdachte past niet in het door hem opgegeven signalement, terwijl dit bij twee andere medeverdachten wel het geval is.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het geweld dat in de tuin van het slachtoffer heeft plaatsgevonden niet te brengen valt onder het als feit 2 ten laste gelegde openlijke geweld, omdat de tuin geen openbare ruimte betreft en omdat het daar gepleegde geweld de dood niet tot gevolg heeft gehad. Er was sprake van twee separate gebeurtenissen.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 september 2023 kwam er omstreeks 20:00 uur bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een mishandeling door een groep personen op de Molièreweg te Rotterdam. Eenmaal ter plaatse trof de politie het 71-jarige slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) aan. Hij bleek diverse verwondingen te hebben, waaronder een steekwond. Het slachtoffer is ter plaatse overleden.
Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van één steekletsel aan de linkerborst. Voorts zijn er middels een
CT total body scanmeerdere onderhuidse zwellingen op het hoofd en een kleine fractuur aan de voorzijde van het linker slaapbeen met lucht/gas zowel aan de binnenzijde van de schedel alsook in de weke delen aan de buitenzijde van de schedel zichtbaar. Deze zijn te duiden in het kader van een stompe externe krachtsinwerking, zoals vallen, slaan of stoten. Ook zijn er een zwelling in de onderhuidse weke delen van de rechterflank ter hoogte van de elfde rib en een zwelling aan de achterzijde van de rechter nier als zodanig te duiden.
Het slachtoffer was woonachtig aan de [adres 5] te Rotterdam. Het slachtoffer was al geruime tijd verwikkeld in een conflict met zijn buurman medeverdachte [medeverdachte 2] , over (onder meer) geluidsoverlast. [medeverdachte 2] was woonachtig aan de [adres 2] . Tussen zijn woning en die van het slachtoffer bevond zich de woning van getuige [getuige 2] , op nummer [adres 3] .
Het slachtoffer heeft eerder op de betreffende dag de woonbegeleider, van zowel het slachtoffer als medeverdachte [medeverdachte 2] , gebeld over een uit de hand gelopen ruzie tussen de twee. De woonbegeleider is ter plaatse gekomen en heeft hen beiden gesproken. Later op de betreffende dag heeft het slachtoffer wederom naar de woonbegeleider gebeld en een voicemailbericht ingesproken. Hierop is te horen dat het slachtoffer wederom last had van medeverdachte [medeverdachte 2] en de visite die aanwezig zou zijn in de tuin van [medeverdachte 2] en volgens het slachtoffer dronken en vervelend was. Even later heeft getuige [getuige 2] naar de woonbegeleider gebeld met het bericht dat het slachtoffer in elkaar was geslagen en op dat moment bewusteloos op de grond lag.
Ten aanzien van de gebeurtenissen die aan de dood van het slachtoffer voorafgegaan zijn, kan op basis van het dossier in ieder geval het volgende in grote lijnen worden vastgesteld. Er waren gedurende de dag al spanningen tussen het slachtoffer en de personen die zich bevonden in de tuin van medeverdachte [medeverdachte 2] , zoals ook blijkt uit de eerder vermelde telefoongesprekken met de woonbegeleider. Iets voor acht uur is de situatie verder geëscaleerd en heeft een grote groep van circa tien mensen uit de tuin van medeverdachte [medeverdachte 2] zich begeven naar de tuin van het slachtoffer. Het tuinhek van het slachtoffer is omver getrapt of geduwd en in de tuin van het slachtoffer zijn vervolgens geweldshandelingen tegen hem gepleegd. Op enig moment is het slachtoffer zijn tuin uit gevlucht richting het veldje achter de woningen aan de Molièreweg. Daarbij is hij achtervolgd door enkele personen, die daar opnieuw geweldshandelingen tegen het slachtoffer hebben gepleegd. Hier is het slachtoffer achtergelaten en uiteindelijk overleden.
Waarde van de getuigenverklaringen
In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen over hetgeen zich precies heeft afgespeeld. Deze verklaringen zijn op diverse onderdelen sterk uiteenlopend. Sommige getuigen zijn meermalen gehoord, door de politie en door de rechter-commissaris. Een aantal getuigen spreekt zichzelf en elkaar tegen, met name waar het aankomt op de cruciale vragen wie op welk moment aanwezig was en wie welke geweldshandelingen pleegde.
Dit is enerzijds verklaarbaar omdat vrijwel alle getuigen de gebeurtenissen slechts gedeeltelijk hebben kunnen waarnemen. Dit komt doordat de geweldshandelingen zich op verschillende locaties en (weliswaar kort opeenvolgende) momenten hebben afgespeeld. De getuigen bevonden zich bovendien op verschillende posities en afstanden van het gebeurde en sommigen van hen zijn weggegaan of juist pas aangekomen gedurende de relevante gebeurtenissen.
Anderzijds geldt dat een aantal getuigenverklaringen afkomstig is van familieleden of bekenden van één of meerdere verdachten, die er mogelijk belang bij hebben be- of ontlastend te verklaren ten aanzien van bepaalde verdachten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de inhoud van later opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen bepaalde getuigen en verdachten. Verder was een flink aantal van de aanwezigen onder invloed van alcohol en/of drugs.
Het voorgaande maakte dat de rechtbank bij haar beoordeling behoedzaam is omgegaan met de getuigenverklaringen en slechts de getuigenverklaringen heeft gebruikt die afkomstig zijn van onafhankelijke en objectieve getuigen en die kunnen worden verankerd in verdere objectieve gegevens.
Rol verdachte
Bij het vaststellen van de rol van de verdachte neemt de rechtbank de verklaringen van getuige [getuige 3] en buurtbewoners [getuige 4] en [getuige 5] als uitgangspunt. Getuige [getuige 3] was met onder anderen de medeverdachte [medeverdachte 1] op visite bij de medeverdachte [medeverdachte 2] . Getuige [getuige 3] kende de verdachte niet persoonlijk, zij wist enkel dat hij de vader was van medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank kan op grond van deze getuigenverklaringen - in combinatie met overige bewijsmiddelen uit het dossier - het volgende vaststellen.
De getuige [getuige 3] heeft op 12 november 2023 bij de politie verklaard dat zij zag dat de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] (te weten de verdachte) het slachtoffer sloeg en schopte. Hij was toen samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] bij het slachtoffer.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat het slachtoffer uit zijn tuin kwam en dat er vijf of zes mannen schoppende en slaande bewegingen maakten.
De getuige [getuige 5] heeft de betreffende avond verklaard dat hij zag dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen tien personen en het slachtoffer. Er liepen ongeveer zes personen richting de plaats waar het slachtoffer is aangetroffen en vervolgens zag de getuige dat er ongeveer drie personen het slachtoffer - toen hij al op de grond lag - natrapten. Het slachtoffer werd in totaal minimaal zeven tot acht keer geschopt.
In het dossier bevindt zich voorts een OVC-gesprek van 28 november 2023 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn partner [persoon A] waarin hij zegt dat ‘ [bijnaam verdachte] ’, oftewel de verdachte, en ‘ [bijnaam slachtoffer] ’ het slachtoffer zijn blijven schoppen nadat [naam] het slachtoffer had gestoken.
De verdediging heeft gewezen op de getuigenverklaringen van de toevallige passanten
[getuige 1] en [getuige 6] , die hebben verklaard dat zij zagen dat twee personen met een signalement waaraan verdachte niet voldoet het slachtoffer schopten en sloegen. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar, maar zij doen niet af aan de hiervoor benoemde bewijsmiddelen waaruit volgt dat de verdachte wel degelijk geweld heeft gebruikt jegens het slachtoffer op het grasveld achter de woningen aan de Molièreweg. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 6] volgt dat zij enkel het laatste gedeelte van het geweld hebben waargenomen. [getuige 6] verklaart dat het al met al maximaal vijftien seconden heeft geduurd en dat hij niet weet hoe lang ‘ze al bezig waren’. Er is derhalve een plausibele verklaring voor het feit dat zij niet de verdachte hebben omschreven als één van twee personen die geweld heeft gepleegd jegens het slachtoffer.
Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 1] , de zoon van de verdachte, op de zitting verklaard dat alle in de zittingszaal aanwezige verdachten aanwezig waren op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] het tuinhek van het slachtoffer omver trapte. Zij stonden toen allen buiten het hek bij de geparkeerde scooter.
Hiertegenover staan de kennelijk leugenachtige verklaringen die de verdachte heeft afgelegd. Zo heeft de verdachte in eerste instantie verklaard dat hij alleen heeft gekeken bij de woning van zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 2] en snel daarna weer is vertrokken zonder zijn telefoon. Dit was rond 11:00 uur, aldus de verdachte. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon in zijn scooter had achtergelaten, maar later veranderde dit in de verklaring dat hij zijn telefoon de volgende dag in de achtertuin van zijn broer had gevonden. Nadat de verdachte werd geconfronteerd met de omstandigheid dat zijn telefoon die avond na het incident bij hem thuis in Rotterdam en daarna bij de woning van zijn vrouw in Krimpen aan de IJssel aanstraalde, heeft hij verklaard dat zijn telefoon blijkbaar zelf naar zijn huis is gelopen. Uiteindelijk heeft hij verklaard toch wel in of rond de woning aan de Molièreweg aanwezig te zijn geweest ten tijde van het incident, maar steeds binnen te zijn gebleven. De verdachte heeft zijn verklaringen telkens aangepast wanneer nieuw bewijs zijn eerdere verklaringen onhoudbaar maakte en heeft aldus bepaald niet consistent verklaard. De rechtbank zal de lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde stellen.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd jegens het slachtoffer. Het geweld is begonnen in de achtertuin van het slachtoffer alwaar een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en het slachtoffer waarbij het slachtoffer meerdere keren is geslagen en waar meerdere personen vanuit de groep van de verdachten bij aanwezig waren. Het geweld in de achtertuin was zichtbaar vanaf de openbare weg en is ook daadwerkelijk door omstanders/derden gadegeslagen, zodat wel degelijk sprake is van openlijk geweld. Hierna heeft het geweld zich voortgezet toen het slachtoffer enkele meters verderop bij een boom op het grasveld terechtkwam en er jegens hem door onder meer de verdachte geweldshandelingen zijn verricht. In haar vonnissen van heden heeft de rechtbank geoordeeld dat ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in dit stadium geweldshandelingen hebben verricht, en tevens dat eerstgenoemde de dodelijke steek aan het slachtoffer heeft toegebracht. Door de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] is verklaard over meer dan twee personen die geweldshandelingen hebben verricht op het grasveld en de getuige [getuige 3] heeft gezien dat de verdachte het slachtoffer heeft geschopt en geslagen. De verdachte heeft daarmee een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke geweld.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, te weten dat de openlijke geweldpleging de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
De onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen een persoon is wettig en overtuigend bewezen.
De strafverzwarende omstandigheid is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 27 september 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten op
ennabij de Molièreweg,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- meermaals die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en
- meermaals die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan ,.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 27 september 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het 71-jarige slachtoffer. Er was sprake van een langlopend conflict tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en het slachtoffer. Die bewuste avond is dit uitgemond in de bestorming van de tuin van het slachtoffer door een grote groep, waarvan ook verdachte deel uitmaakte. In de tuin is geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Het slachtoffer is vervolgens zijn tuin uit gelopen en op het grasveld voor zijn tuin neergevallen. Op dat moment hebben in ieder geval de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het slachtoffer geslagen en geschopt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tevens het dodelijke steekletsel toegebracht. De verdachte en voornoemde medeverdachten hebben het slachtoffer ernstig gewond op het grasveld achtergelaten. Toegesnelde hulpdiensten hebben nog geprobeerd het slachtoffer te reanimeren, maar hulp mocht niet meer baten. Het slachtoffer is diezelfde avond ter plekke aan zijn steekverwonding overleden.
Hoewel de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het dodelijke letsel, heeft hij het slachtoffer wel meerdere keren geslagen en geschopt terwijl het slachtoffer gewond en weerloos op de grond lag. Hierdoor heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ook heeft het geweld - dat op de vroege avond heeft plaatsgevonden - de rechtsorde en de samenleving in brede kring ernstig geschokt. Er is een groot aantal omstanders getuige geweest van dit geweldsincident en ook in de media is er de nodige aandacht aan besteed, hetgeen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
De verdachte heeft meerdere leugenachtige verklaringen afgelegd en daarmee geen openheid van zaken gegeven over zijn handelen, noch daarvoor enige verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank weegt deze proceshouding van verdachte in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de strafmaat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een rapport d.d. 12 juni 2025 over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een justitiële documentatie waar geen patroon van agressiefeiten op te zien is. Hij kwam voornamelijk met justitie in aanraking voor verkeersmisdrijven, vermogens- en drugsdelicten. De criminogene factoren zijn het middelengebruik (verslaving), het sociaal netwerk (medeverdachten), familierelatie (zijn broer en zoon zijn medeverdachten) en mogelijk het psychosociaal functioneren (licht verstandelijke beperking, negatief beïnvloedbaar).
De verdachte heeft een eerder reclasseringstoezicht en opgelegde werkstraffen positief afgerond. Momenteel loopt er een schorsingstoezicht dat op zich goed verloopt. De verdachte komt zijn afspraken na. Wel is hij recent teruggevallen in middelengebruik en heeft hij vanwege zijn detentieperiode achterstanden opgelopen in het betalen van de vaste lasten. De reclassering adviseert derhalve het voortzetten van de bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en ambulante begeleiding, het meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank - overeenkomstig de eis van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging - een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

De volgende benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in het strafproces gevoegd, allen vertegenwoordigd door mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda.
De benadeelde partij [benadeelde 1] (dochter van de overledene) vordert een vergoeding van € 7.069,52 aan materiële schade en een vergoeding van € 37.500,- aan immateriële schade (bestaande uit € 20.000,- aan schokschade en € 17.500,- aan affectieschade).
De benadeelde partij [benadeelde 2] (dochter van de overledene) vordert een vergoeding van € 120,55 aan materiële schade en een vergoeding van € 17.500,- aan immateriële schade (affectieschade).
De benadeelde partij [benadeelde 3] (zus van de overledene) vordert een vergoeding van € 17.500,- aan immateriële schade (affectieschade).
De benadeelde partij [benadeelde 4] (broer van de overledene) vordert eveneens een vergoeding van € 17.500,- aan immateriële schade (affectieschade).
Namens iedere benadeelde partij is de vordering ter terechtzitting mondeling vermeerderd met € 5.000,- ter zake van immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, indien de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde (medeplegen van) doodslag en van de onder 2 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het openlijke geweld de dood ten gevolge heeft gehad. Alle opgevoerde schadeposten zien immers op (gevolgen van de) de dood van het slachtoffer.
8.3.
Beoordeling
Zoals reeds overwogen, acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen een persoon wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van doodslag en van de onder 2 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het openlijke geweld de dood ten gevolge heeft gehad.
Op grond van de inhoud van de vorderingen en de mondelinge toelichting hierop ter zitting, stelt de rechtbank vast dat de door de benadeelde partijen in de schriftelijke vorderingen gestelde schade geheel bestaat uit schade die is ontstaan als gevolg van de dood van het slachtoffer. Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van medeplegen van doodslag dan wel van openlijke geweldpleging met de dood tot gevolg, wordt de verdachte juridisch gezien niet verantwoordelijk gehouden voor de dood van het slachtoffer en is hij ook niet aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. De benadeelde partijen zullen daarom allen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.1.
Ter terechtzitting gevorderde vermeerdering van de vorderingen
De raadsman van de benadeelde partijen heeft ter terechtzitting de vorderingen op grond van artikel 6:106 sub c BW met € 5.000,- vermeerderd, omdat verdachte zich op de zitting kwetsend heeft uitgelaten over het slachtoffer.
Onduidelijk is gebleven wat de grondslag van dit deel van de vordering is. Verder ontbreekt ieder verband met de in deze zaak aan verdachte verweten strafbare gedragingen.
Daarbij is de vordering in een zeer laat stadium gedaan. De uitlating van verdachte had namelijk al plaatsgevonden voordat de raadsman zijn eerste termijn werd geboden. De vordering is echter pas in de tweede termijn gedaan. De rechtbank zal de benadeelde partijen voor deze delen van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd een afspraak maken bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) op het adres [adres 4] te [plaats] , telefoonnummer [telefoonnummer] . De verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor GGZ of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname zal plaatsvinden. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zal zich laten begeleiden op het gebied van praktische zaken door Humanitas Homerun. De begeleiding dient gericht te zijn op de praktische zaken en het vergroten van de zelfredzaamheid (zoals hulp bij financiën en dagbesteding);
  • de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd;
  • de veroordeelde zal zich inspannen ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding, rekening houdend met zijn fysieke beperking. De veroordeelde zal zich netjes gedragen op het werk/dagbestedingsproject en zal zich houden aan de aldaar gemaakte afspraken, bijvoorbeeld met betrekking tot het tijdig aanwezig zijn;
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de nabestaanden van het slachtoffer, te weten
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 1],
[benadeelde 2],
[benadeelde 3]en
[benadeelde 4]niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 september 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven heeft beroofd, door
- meermaals, althans eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] in (boven)lichaam te steken en/of snijden en/of prikken;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
openlijk, te weten op of nabij de Molièreweg, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer] met een scherp en/of puntig voorwerp in het (boven)lichaam te steken en/of te snijden en/of te prikken en/of
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen en/of trappen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en/of te stompen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag),
terwijl dit door hem en/of zijn mededader(s) gepleegde geweld de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.