4.2.1.Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij het gepleegde geweld. Dit geldt zowel voor het geweld dat in de tuin van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, als voor het geweld op het grasveld bij de boom. De verdachte ontkent stellig bij enig geweld betrokken te zijn geweest. Hij heeft meerdere malen verklaard dat hij aan het koken was en dat hij in de woning/tuin was van zijn broer, medeverdachte
[medeverdachte 2] , hetgeen wordt bevestigd door in het bijzonder de getuige [getuige 1] . Een aantal getuigen heeft verklaard de verdachte mogelijk te hebben gezien, maar deze verklaringen zijn vaag en daaruit blijkt niet welk aandeel de verdachte zou hebben gehad. Daarbij kan gemakkelijk sprake zijn van verwarring of een eigen belang bij de getuigen. Voorts bevinden zich in het dossier verklaringen van getuigen die anderen belasten. Zo heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat hij op het grasveld twee personen bij het slachtoffer zag en de verdachte past niet in het door hem opgegeven signalement, terwijl dit bij twee andere medeverdachten wel het geval is.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het geweld dat in de tuin van het slachtoffer heeft plaatsgevonden niet te brengen valt onder het als feit 2 ten laste gelegde openlijke geweld, omdat de tuin geen openbare ruimte betreft en omdat het daar gepleegde geweld de dood niet tot gevolg heeft gehad. Er was sprake van twee separate gebeurtenissen.
4.2.2.Beoordeling
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 september 2023 kwam er omstreeks 20:00 uur bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een mishandeling door een groep personen op de Molièreweg te Rotterdam. Eenmaal ter plaatse trof de politie het 71-jarige slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) aan. Hij bleek diverse verwondingen te hebben, waaronder een steekwond. Het slachtoffer is ter plaatse overleden.
Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van één steekletsel aan de linkerborst. Voorts zijn er middels een
CT total body scanmeerdere onderhuidse zwellingen op het hoofd en een kleine fractuur aan de voorzijde van het linker slaapbeen met lucht/gas zowel aan de binnenzijde van de schedel alsook in de weke delen aan de buitenzijde van de schedel zichtbaar. Deze zijn te duiden in het kader van een stompe externe krachtsinwerking, zoals vallen, slaan of stoten. Ook zijn er een zwelling in de onderhuidse weke delen van de rechterflank ter hoogte van de elfde rib en een zwelling aan de achterzijde van de rechter nier als zodanig te duiden.
Het slachtoffer was woonachtig aan de [adres 5] te Rotterdam. Het slachtoffer was al geruime tijd verwikkeld in een conflict met zijn buurman medeverdachte [medeverdachte 2] , over (onder meer) geluidsoverlast. [medeverdachte 2] was woonachtig aan de [adres 2] . Tussen zijn woning en die van het slachtoffer bevond zich de woning van getuige [getuige 2] , op nummer [adres 3] .
Het slachtoffer heeft eerder op de betreffende dag de woonbegeleider, van zowel het slachtoffer als medeverdachte [medeverdachte 2] , gebeld over een uit de hand gelopen ruzie tussen de twee. De woonbegeleider is ter plaatse gekomen en heeft hen beiden gesproken. Later op de betreffende dag heeft het slachtoffer wederom naar de woonbegeleider gebeld en een voicemailbericht ingesproken. Hierop is te horen dat het slachtoffer wederom last had van medeverdachte [medeverdachte 2] en de visite die aanwezig zou zijn in de tuin van [medeverdachte 2] en volgens het slachtoffer dronken en vervelend was. Even later heeft getuige [getuige 2] naar de woonbegeleider gebeld met het bericht dat het slachtoffer in elkaar was geslagen en op dat moment bewusteloos op de grond lag.
Ten aanzien van de gebeurtenissen die aan de dood van het slachtoffer voorafgegaan zijn, kan op basis van het dossier in ieder geval het volgende in grote lijnen worden vastgesteld. Er waren gedurende de dag al spanningen tussen het slachtoffer en de personen die zich bevonden in de tuin van medeverdachte [medeverdachte 2] , zoals ook blijkt uit de eerder vermelde telefoongesprekken met de woonbegeleider. Iets voor acht uur is de situatie verder geëscaleerd en heeft een grote groep van circa tien mensen uit de tuin van medeverdachte [medeverdachte 2] zich begeven naar de tuin van het slachtoffer. Het tuinhek van het slachtoffer is omver getrapt of geduwd en in de tuin van het slachtoffer zijn vervolgens geweldshandelingen tegen hem gepleegd. Op enig moment is het slachtoffer zijn tuin uit gevlucht richting het veldje achter de woningen aan de Molièreweg. Daarbij is hij achtervolgd door enkele personen, die daar opnieuw geweldshandelingen tegen het slachtoffer hebben gepleegd. Hier is het slachtoffer achtergelaten en uiteindelijk overleden.
Waarde van de getuigenverklaringen
In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen over hetgeen zich precies heeft afgespeeld. Deze verklaringen zijn op diverse onderdelen sterk uiteenlopend. Sommige getuigen zijn meermalen gehoord, door de politie en door de rechter-commissaris. Een aantal getuigen spreekt zichzelf en elkaar tegen, met name waar het aankomt op de cruciale vragen wie op welk moment aanwezig was en wie welke geweldshandelingen pleegde.
Dit is enerzijds verklaarbaar omdat vrijwel alle getuigen de gebeurtenissen slechts gedeeltelijk hebben kunnen waarnemen. Dit komt doordat de geweldshandelingen zich op verschillende locaties en (weliswaar kort opeenvolgende) momenten hebben afgespeeld. De getuigen bevonden zich bovendien op verschillende posities en afstanden van het gebeurde en sommigen van hen zijn weggegaan of juist pas aangekomen gedurende de relevante gebeurtenissen.
Anderzijds geldt dat een aantal getuigenverklaringen afkomstig is van familieleden of bekenden van één of meerdere verdachten, die er mogelijk belang bij hebben be- of ontlastend te verklaren ten aanzien van bepaalde verdachten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de inhoud van later opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen bepaalde getuigen en verdachten. Verder was een flink aantal van de aanwezigen onder invloed van alcohol en/of drugs.
Het voorgaande maakte dat de rechtbank bij haar beoordeling behoedzaam is omgegaan met de getuigenverklaringen en slechts de getuigenverklaringen heeft gebruikt die afkomstig zijn van onafhankelijke en objectieve getuigen en die kunnen worden verankerd in verdere objectieve gegevens.
Rol verdachte
Bij het vaststellen van de rol van de verdachte neemt de rechtbank de verklaringen van getuige [getuige 3] en buurtbewoners [getuige 4] en [getuige 5] als uitgangspunt. Getuige [getuige 3] was met onder anderen de medeverdachte [medeverdachte 1] op visite bij de medeverdachte [medeverdachte 2] . Getuige [getuige 3] kende de verdachte niet persoonlijk, zij wist enkel dat hij de vader was van medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank kan op grond van deze getuigenverklaringen - in combinatie met overige bewijsmiddelen uit het dossier - het volgende vaststellen.
De getuige [getuige 3] heeft op 12 november 2023 bij de politie verklaard dat zij zag dat de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] (te weten de verdachte) het slachtoffer sloeg en schopte. Hij was toen samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] bij het slachtoffer.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat het slachtoffer uit zijn tuin kwam en dat er vijf of zes mannen schoppende en slaande bewegingen maakten.
De getuige [getuige 5] heeft de betreffende avond verklaard dat hij zag dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen tien personen en het slachtoffer. Er liepen ongeveer zes personen richting de plaats waar het slachtoffer is aangetroffen en vervolgens zag de getuige dat er ongeveer drie personen het slachtoffer - toen hij al op de grond lag - natrapten. Het slachtoffer werd in totaal minimaal zeven tot acht keer geschopt.
In het dossier bevindt zich voorts een OVC-gesprek van 28 november 2023 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn partner [persoon A] waarin hij zegt dat ‘ [bijnaam verdachte] ’, oftewel de verdachte, en ‘ [bijnaam slachtoffer] ’ het slachtoffer zijn blijven schoppen nadat [naam] het slachtoffer had gestoken.
De verdediging heeft gewezen op de getuigenverklaringen van de toevallige passanten
[getuige 1] en [getuige 6] , die hebben verklaard dat zij zagen dat twee personen met een signalement waaraan verdachte niet voldoet het slachtoffer schopten en sloegen. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar, maar zij doen niet af aan de hiervoor benoemde bewijsmiddelen waaruit volgt dat de verdachte wel degelijk geweld heeft gebruikt jegens het slachtoffer op het grasveld achter de woningen aan de Molièreweg. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 6] volgt dat zij enkel het laatste gedeelte van het geweld hebben waargenomen. [getuige 6] verklaart dat het al met al maximaal vijftien seconden heeft geduurd en dat hij niet weet hoe lang ‘ze al bezig waren’. Er is derhalve een plausibele verklaring voor het feit dat zij niet de verdachte hebben omschreven als één van twee personen die geweld heeft gepleegd jegens het slachtoffer.
Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 1] , de zoon van de verdachte, op de zitting verklaard dat alle in de zittingszaal aanwezige verdachten aanwezig waren op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] het tuinhek van het slachtoffer omver trapte. Zij stonden toen allen buiten het hek bij de geparkeerde scooter.
Hiertegenover staan de kennelijk leugenachtige verklaringen die de verdachte heeft afgelegd. Zo heeft de verdachte in eerste instantie verklaard dat hij alleen heeft gekeken bij de woning van zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 2] en snel daarna weer is vertrokken zonder zijn telefoon. Dit was rond 11:00 uur, aldus de verdachte. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon in zijn scooter had achtergelaten, maar later veranderde dit in de verklaring dat hij zijn telefoon de volgende dag in de achtertuin van zijn broer had gevonden. Nadat de verdachte werd geconfronteerd met de omstandigheid dat zijn telefoon die avond na het incident bij hem thuis in Rotterdam en daarna bij de woning van zijn vrouw in Krimpen aan de IJssel aanstraalde, heeft hij verklaard dat zijn telefoon blijkbaar zelf naar zijn huis is gelopen. Uiteindelijk heeft hij verklaard toch wel in of rond de woning aan de Molièreweg aanwezig te zijn geweest ten tijde van het incident, maar steeds binnen te zijn gebleven. De verdachte heeft zijn verklaringen telkens aangepast wanneer nieuw bewijs zijn eerdere verklaringen onhoudbaar maakte en heeft aldus bepaald niet consistent verklaard. De rechtbank zal de lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde stellen.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd jegens het slachtoffer. Het geweld is begonnen in de achtertuin van het slachtoffer alwaar een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en het slachtoffer waarbij het slachtoffer meerdere keren is geslagen en waar meerdere personen vanuit de groep van de verdachten bij aanwezig waren. Het geweld in de achtertuin was zichtbaar vanaf de openbare weg en is ook daadwerkelijk door omstanders/derden gadegeslagen, zodat wel degelijk sprake is van openlijk geweld. Hierna heeft het geweld zich voortgezet toen het slachtoffer enkele meters verderop bij een boom op het grasveld terechtkwam en er jegens hem door onder meer de verdachte geweldshandelingen zijn verricht. In haar vonnissen van heden heeft de rechtbank geoordeeld dat ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in dit stadium geweldshandelingen hebben verricht, en tevens dat eerstgenoemde de dodelijke steek aan het slachtoffer heeft toegebracht. Door de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] is verklaard over meer dan twee personen die geweldshandelingen hebben verricht op het grasveld en de getuige [getuige 3] heeft gezien dat de verdachte het slachtoffer heeft geschopt en geslagen. De verdachte heeft daarmee een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke geweld.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, te weten dat de openlijke geweldpleging de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.