ECLI:NL:RBROT:2025:8846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
10.228418.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een auto na alternatieve lezing van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die beschuldigd werd van diefstal van een Porsche Panamera. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de diefstal en een taakstraf, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De verdachte had een alternatief scenario gepresenteerd waarin hij stelde dat er een mondelinge koopovereenkomst was gesloten met de eigenaar van de auto, de aangever. De rechtbank heeft het bewijs en de verklaringen van de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de lezing van de verdachte niet zonder meer ongeloofwaardig was en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de auto wederrechtelijk had weggenomen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar objectieve gegevens, zoals het moment van overschrijving van de auto en de reisbewegingen van de verdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.228418.22
Datum uitspraak: 4 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H.F.C. Hoogendoorn, advocaat te De Bilt.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Hij vindt de lezing van de aangever (kort gezegd: de verdachte heeft de Porsche Panamera niet gekocht maar gestolen) geloofwaardiger dan het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst (kort gezegd: de verdachte heeft deze auto gekocht, contant betaald en mocht hem daarom meenemen). De officier van justitie wijst er op dat er geen bewijs is van een schriftelijke overeenkomst of daadwerkelijke betaling. Verder is het opmerkelijk dat de verdachte er al bij het eerste contact bij de aangever op heeft aangedrongen dat deze een tenaamstellingscode zou genereren. Verder wijst de officier van justitie op de civiele vonnissen waarin is geoordeeld dat er geen koop tot stand is gekomen. Op cruciale punten is de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank van het volgende uit.
Nadat de aangever [slachtoffer] zijn Porsche Panamera (hierna: de auto) te koop had gezet en de verdachte daarop als belangstellende had gereageerd, hebben zij elkaar op 30 juli 2022 ontmoet op het werkadres van de aangever in Rotterdam en hebben zij een proefrit met de auto gemaakt. Bij die gelegenheid heeft de aangever de tenaamstellingscode van de auto via de website van de RDW op zijn telefoon opgevraagd.
Hierna hebben zij elkaar op 16 augustus 2022 weer ontmoet en hebben zij getracht de auto die dag te laten keuren bij een garage. Omdat dat die dag niet lukte, werd een afspraak gemaakt bij een andere garage voor de volgende dag.
In de avond van 16 augustus 2022, om 19.26 uur heeft de verdachte de auto op zijn naam gezet via de website van de RDW. In de ochtend van 17 augustus 2022 heeft de verdachte de auto meegenomen vanaf de parkeerplaats bij het werkadres van [slachtoffer] . Dit deed hij door gebruik te maken van de reservesleutel van de auto. Ook heeft hij die ochtend de afspraak bij de garage afgezegd.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van de diefstal van de auto door de verdachte en heeft daarbij gesteld dat nog geen sprake was van een koopovereenkomst, dat de verdachte de auto zonder zijn toestemming op zijn naam heeft gezet en ook zonder zijn toestemming heeft meegenomen. Hij stelt dat de verdachte op 30 juli 2022 de tenaamstellingscode moet hebben gezien en genoteerd en op 16 augustus 2022 kennelijk kans heeft gezien de reservesleutel weg te nemen uit een envelop waarin [slachtoffer] deze sleutel en de documenten behorend bij de auto had gedaan.
De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst voor de gang van zaken:
op 16 augustus 2022 is tussen beiden een mondelinge koopovereenkomst gesloten en is afgesproken dat de keuring bij de garage zou worden afgezegd. In plaats daarvan zou de verdachte ’s avonds bij de aangever terugkomen om de koopsom grotendeels te betalen en de auto op zijn naam over te schrijven. De volgende ochtend zou de verdachte de auto dan bij het werkadres van de aangever gaan ophalen met de reservesleutel. Het resterende gedeelte van de koopsom en de tweede autosleutel zouden later worden overgedragen, waarbij eventuele gebreken dan nog zouden kunnen worden verrekend met het restant van de koopsom. De verdachte stelt dat hij in de avond van 16 augustus 2022 een groot deel van de koopsom contant aan de aangever heeft betaald, dat zij samen de auto toen op zijn naam hebben overgeschreven en dat hij toen van de aangever de reservesleutel heeft gekregen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het feit dat de verdachte en de aangever over deze kwestie ook met elkaar zijn verwikkeld in een civiele zaak. De rechtbank merkt daarbij op dat het oordeel in de civiele procedure en dit strafrechtelijke vonnis in beginsel los van elkaar gezien moeten worden. In de strafzaak beslist de rechtbank of er op basis van het strafdossier voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, te weten het op 17 augustus 2022 zonder recht of toestemming meenemen en daarna bij zich houden van de auto.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat de door de verdachte aangedragen lezing niet zonder meer als niet door de feiten onderbouwd of ongeloofwaardig ter zijde kan worden geschoven.
Hoewel de geschetste gang van zaken rondom de koop en overdracht van de auto zeker als ongebruikelijk kan worden aangemerkt, wordt de lezing van de verdachte niet weersproken door de objectieve gegevens uit het dossier. De rechtbank let hierbij onder meer op het moment van overschrijven van de auto, het moment waarop de auto wordt waargenomen door een ASR-camera en de reisbewegingen van de verdachte op 16 en 17 augustus 2022, die afgeleid kunnen worden uit de historische locatie-gegevens van zijn telefoon. Deze objectieve gegevens zijn in lijn met hetgeen de verdachte over de toedracht heeft verklaard.
Dit maakt dat het ‘wegnemen’ van de auto op 17 augustus 2022 in een ander licht komt te staan en dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank komt dan ook niet tot de overtuiging dat de verdachte de auto wederrechtelijk heeft weggenomen, zodat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. Spoormaker, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en C.G. van de Grampel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Rotterdam
een auto (Porsche Panamera 4 E-Hybrid), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )