ECLI:NL:RBROT:2025:8843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
09/012684-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van de verdachte in verband met ontploffingen te Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het teweegbrengen van ontploffingen op 12 januari 2025 in Rotterdam. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zitting op 16 april 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en eventuele mededaders. De verdachte was weliswaar in de nabijheid van de ontploffingen en had verdachte communicatie over explosieve stoffen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn betrokkenheid niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partijen ten laste van de verdachte op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 09/012684-25
Datum uitspraak: 30 april
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in het [naam PI] ,
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feiten 1 en 2)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. De verdachte was bij beide explosies aanwezig met zijn voertuig, kennelijk om toezicht te houden of om te filmen of om paraat te staan met de vluchtauto. Bovendien was de verdachte op zoek naar cobra 6 en duct tape. De rol van de verdachte is van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken. Het geheel impliceert duidelijk een nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd als sprake is van een voldoende bewuste nauwe samenwerking tussen een verdachte en zijn medeverdachte(n), waarbij zij ieder een wezenlijke bijdrage leveren.
In de nacht van 11 januari 2025 op 12 januari 2025 hebben zich twee ontploffingen voltrokken. Het lijkt erop dat de verdachte (op één of andere manier) betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Zo is hij twee maal vlakbij de ontploffing gesignaleerd en wordt er op zijn telefoon een chatgesprek aangetroffen waarin wordt gesproken over cobra 6 en duct tape en waarin de bankgegevens worden gedeeld van een zoon van degene die volgens de aangeefster opdrachtgever (een bekende van de verdachte) van één van de ontploffingen zou zijn. De verdachte heeft daarover verklaard dat het toeval was dat hij ter plaatse was, dat cobra 6 en duct tape er niets mee te maken hadden, dat die niet voor hem waren en dat hij thuis duct tape nodig had. De rechtbank vindt die verklaringen ongeloofwaardig, gelet op de hiervoor omschreven bevindingen. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan of de rol van de verdachte bij het teweegbrengen van de ontploffingen van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Bewijs over wat de verdachte precies zou hebben gedaan, welke bijdrage hij zou hebben geleverd en in welke zin er dus een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en de mededader(s) is geweest, is er niet. Dit leidt ertoe dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de laste gelegde feiten.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

5.1.
Benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 23.106,10 aan materiële- en immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.104,00 aan materiële- en immateriële schade.
5.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten ten aanzien waarvan schadevergoeding wordt gevorderd.
Nu de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.W. Tegenbosch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 januari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de deur van een pand, gelegen aan
de [adres delict 1] ,
een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar)
vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of
ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto’s en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van
de ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond
bevonden,
te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 januari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door de deur van een pand, gelegen aan de
[adres delict 2] ,
een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar)
vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of
ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten voornoemde pand en/of
nabijgelegen panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto’s en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van
de ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond
bevonden,
te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )