ECLI:NL:RBROT:2025:8790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/10/697310 / JE RK 25-680
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen door de kinderrechter

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 19 mei 2025, wordt een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming behandeld met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, te weten [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1], die onder andere kampt met ASS-problematiek en psychische problemen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben zelf stappen ondernomen richting hulpverlening, maar de Raad heeft twijfels over hun inzicht in de situatie. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] verlengd tot 2 mei 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder tot 2 januari 2026. Voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] is het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de ouders voldoende hulp accepteren en inzetten. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/697310 / JE RK 25-680
Datum uitspraak: 19 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats 1] . hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader] ,
hierna te noemen: de ouders, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Koenen, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 mei 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verweerschrift met bijlagen van mr. J. Koenen van 13 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum;
  • een brief van de ouders die zij tijdens de mondelinge behandeling hebben overgelegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover telefonisch een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de ouders.
2.3.
Bij beschikking van 6 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [voornaam minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 6 februari 2025 tot 6 mei 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] binnen het netwerk, te weten bij de oma vaderszijde, verleend tot 6 maart 2025. Iedere verdere beslissing - dus ook ten aanzien van de verzochte voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] - is daarbij aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 7 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een (spoed)machtiging verleend om [voornaam minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 7 februari 2025 tot 7 maart 2025.
2.5. Bij beschikking van 19 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 6 mei 2025. Bij diezelfde beschikking is de verzochte voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] afgewezen.
2.6. Bij beschikking van 2 mei 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [voornaam minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 2 juni 2025. Bij diezelfde beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot
2 juni 2025. Het resterende deel van het verzoek - waaronder ook de verzochte ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] – is daarbij aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
De Raad heeft verzocht om [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Daarnaast heeft de Raad verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor [voornaam minderjarige 1] te verlenen, voor de duur van de ondertoezichtstelling. Voor [voornaam minderjarige 1] moet nu nog voor een periode van elf maanden worden beslist. Ook moet er nog een beslissing worden genomen over het volledige verzoek voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
De Raad verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het resterende gedeelte van het verzoek en licht het als volgt toe. Uit het recente raadsonderzoek blijken ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Bij [voornaam minderjarige 1] speelt onder andere seksueel grensoverschrijdend gedrag en zijn autisme, gecombineerd met traumatische ervaringen, waardoor hij een zeer kwetsbare jongen is. De Raad twijfelt aan het inzicht van de ouders in de impact van het gedrag van [voornaam minderjarige 1] op [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en op het gezinssysteem. Hoewel de ouders stappen hebben gezet richting hulpverlening, is de Raad van mening dat dit pas onder druk van de voorlopige ondertoezichtstelling is gebeurd. Eerder advies voor [voornaam minderjarige 1] , zoals psychomotorische therapie vanuit Youz, is niet opgevolgd. De Raad signaleert bovendien dat de hulp in het gedwongen kader op [voornaam minderjarige 1] gericht is, terwijl een bredere inzet nodig is voor het hele gezin. Er lopen nog onderzoeken, waaronder via het Goofy-spreekuur en de politie, waardoor de Raad risico’s ziet die nu al om structurele waarborging voor begeleiding voor het hele gezin vragen. Daarom acht de Raad ook een ondertoezichtstelling voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] noodzakelijk zodat de jeugdbeschermer de regie kan nemen, hulpverlening kan coördineren en de belangen van alle kinderen kan bewaken. Daarnaast is het van belang dat [voornaam minderjarige 1] de komende periode op zijn huidige groep blijft om zijn veiligheid te waarborgen en het behandeltraject te starten.

4.De standpunten

4.1.
De GI ondersteunt ter zitting het resterende gedeelte van het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] . [voornaam minderjarige 1] lijkt op zijn plek te zitten op de groep waar hij nu is en de verzochte termijn van een jaar is in zijn situatie passend. Een behandeltraject bij de Lupine Kliniek duurt gemiddeld een jaar, en in deze periode kan [voornaam minderjarige 1] de stabiliteit krijgen die hij nodig heeft. Als het traject sneller verloopt dan verwacht, kan worden bekeken of een kortere plaatsing mogelijk is. Systeemtherapie kan eventueel later worden ingezet, maar op dit moment ligt de focus op de behandeling van [voornaam minderjarige 1] zelf. Op dit moment is de GI alleen betrokken bij [voornaam minderjarige 1] en speelt zij geen rol in de situatie rond [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De GI is van mening dat een gezin als één geheel moet worden bekeken en dat het belangrijk is dat de hulpverlenende instanties samenwerken. Aangezien het traject van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in het vrijwillig kader plaatsvindt, is afstemming met de GI echter niet mogelijk. Desondanks is de GI van mening dat, gelet op de actieve inzet van de ouders en de al lopende hulpverlening in het vrijwillig kader, er op dit moment geen aanleiding lijkt voor betrokkenheid van de GI.
4.2.
Door en namens de ouders wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De ouders stemmen in met het resterende gedeelte van het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] . De ouders zien dat [voornaam minderjarige 1] stabiel is op zijn huidige groep. Ook ervaren de ouders de samenwerking met de GI als positief. De ouders verzoeken wel om het verzoek toe te wijzen voor een kortere duur dan verzocht. De ouders vinden een jaar te lang en willen tussentijds evalueren. De ouders geven aan vanaf het begin actief te hebben gehandeld: zij hebben zelf zorgwekkende signalen bij [voornaam minderjarige 1] herkend, hem vrijwillig uit huis geplaatst en hulp ingeschakeld, onder andere via Boba. Psychomotorische therapie is vanuit Youz eerder niet gestart vanwege het risico op overbelasting.
4.2.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] voeren de ouders verweer tegen de ondertoezichtstelling. Er is geen sprake van een actuele of ernstige ontwikkelingsbedreiging, wat een wettelijke voorwaarde is voor een ondertoezichtstelling. De ouders ervaren een stapeling van druk door de Raad en missen erkenning voor hun inzet. De ouders hebben op eigen initiatief melding gedaan bij het Goofy-spreekuur, hulp gezocht voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en voor zichzelf, en actief nieuwe zorgaanbieders benaderd toen eerdere trajecten vastliepen. De advocaat van de ouders benadrukt dat het onderhavige verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] inhoudelijk grotendeels overeenkomt met het eerdere verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling, dat drie maanden geleden door de kinderrechter is afgewezen, zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Daarom verzoeken de ouders primair om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en subsidiair het af te wijzen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1]5.1. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige 1] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter stelt vast dat er al langere tijd grote zorgen zijn over het welzijn van [voornaam minderjarige 1] . Er is veel onduidelijkheid over zijn verleden en over de ernst van eerdere gebeurtenissen. Er zijn signalen over ontuchtige handelingen die [voornaam minderjarige 1] bij [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] zou hebben verricht. Verder blijkt uit het onderzoek van de Raad dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] op meerdere leefgebieden stagneert. [voornaam minderjarige 1] kampt met ASS-problematiek en psychische problemen, waaronder suïcidale gedachten, sociale isolatie en een gebrek aan motivatie voor school en zelfzorg. Daarnaast is er sprake van zorgwekkende online contacten, waar momenteel nog onvoldoende zicht op is. Eerdere hulpverlening binnen het vrijwillig kader heeft geen verbetering gebracht, mede door de beperkte draagkracht van [voornaam minderjarige 1] en zijn weerstand tegen hulp. [voornaam minderjarige 1] is daartoe op 7 februari 2025 middels een spoedmachtiging uit huis geplaatst. Op 25 maart 2025 is hij overgeplaatst naar zijn huidige groep bij de Lupine Kliniek, waar de gebruikelijke opnameduur een jaar bedraagt. De verwachting is dat [voornaam minderjarige 1] binnen afzienbare termijn met een passend behandeltraject kan starten.
5.2.
Gezien de aanhoudende zorgen en de nog te nemen stappen acht de kinderrechter de inzet van een jeugdbeschermer in de komende periode noodzakelijk. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] verlengen voor de resterende duur van elf maanden, te weten tot 2 mei 2026. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is dat [voornaam minderjarige 1] in de komende periode op zijn huidige groep blijft, zodat hij daar de behandeling kan ontvangen die hij nodig heeft. De ouders hebben zich hier ter zitting niet tegen verzet. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen, maar voor een kortere periode dan verzocht, namelijk tot 2 januari 2026. [2] Het resterende deel van het verzoek wordt pro forma aangehouden, zodat tussentijds geëvalueerd kan worden. [voornaam minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter voorafgaand aan de zitting aangegeven dat hij het prettig vindt om tussentijds zijn situatie opnieuw met de kinderrechter te bespreken. De kinderrechter komt hiermee ook aan deze wens tegemoet.
5.3.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee weken vóór de hierna te noemen pro forma datumde kinderrechter (met afschrift aan de ouders en mr. J. Koenen) te rapporteren over de stand van zaken op dat moment.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]5.4. Door de ouders is ter zitting primair verzocht om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De kinderrechter is van oordeel dat de Raad ontvankelijk is in zijn verzoek. Hoewel het eerdere verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij beschikking van 19 februari 2025 door de kinderrechter is afgewezen, is de Raad bevoegd om op basis van de bevindingen uit een uitgebreider onderzoek een verzoek tot ondertoezichtstelling in te dienen.
5.5
Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling stelt de kinderrechter vast dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , zoals blijkt uit het onderzoek van de Raad. Uit de mondelinge behandeling en het verweer van de ouders volgt echter dat de ouders voldoende hulp accepteren en inzetten. Zij hebben flinke stappen gezet, waaronder het starten met speltherapie, ouderbegeleiding via Sterk in Regie, en het inschakelen van Perspectief Herstelbemiddeling en POH-ondersteuning. De kinderrechter is van oordeel dat de ouders zich proactief en open opstellen ten aanzien van hulpverlening in het vrijwillig kader. De kinderrechter heeft geen redenen om eraan te twijfelen dat de ouders deze stijgende lijn zullen blijven voortzetten. De kinderrechter spreekt daarbij de verwachting uit dat de ouders de adviezen die voortkomen uit hulpverlening serieus blijven nemen en actief meewerken aan de uitvoering daarvan. Ook wordt van de ouders verwacht dat zij goed contact blijven onderhouden met de Lupine Kliniek en, indien nodig, systemische hulp voor het hele gezin zullen aanvaarden.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft de kinderrechter op dit moment voldoende vertrouwen in de inzet van de ouders voor het welzijn van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Daarmee is niet voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. [3] De kinderrechter wijst daarom het verzoek van de Raad, voor zover dat betrekking heeft op [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , af.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 2 mei 2026;
6.4.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 januari 2026;
6.3. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het overig verzochte ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] af;
en alvorens verder te beslissen
6.5.
houdt de behandeling van het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] voor het overige aan
tot 1 december 2025 pro forma;
6.6.
bepaalt dat de GI, de ouders en mr. J. Koenen op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.7.
verzoekt de GI
om uiterlijk twee weken vóór de genoemde pro forma datumde kinderrechter de verzochte rapportage (met afschrift aan de ouders en mr. J. Koenen) te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:255 BW.