ECLI:NL:RBROT:2025:8782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
10/095483-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor minderjarige verdachte wegens wapenbezit en drugsdelicten

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een zeventienjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie en het bezit van 77,3 gram hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 200 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd op 14 maart 2024 betrapt met een revolver en munitie, en met een aanzienlijke hoeveelheid hennep. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere begeleiding en interventies, opnieuw in de fout is gegaan. De straf is mede gebaseerd op het feit dat het ongecontroleerde bezit van wapens en drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en bijdraagt aan de criminaliteit. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere PIJ-maatregel is afgewezen, omdat de verdachte goed heeft meegewerkt aan eerdere begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/095483-24
Parketnummer vordering TUL: 10/262926-21
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsvrouw mr. J. Dekker, waarnemend voor mr. O.J. Much, beiden advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 17 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, meewerkt aan begeleiding en coaching van de Rotterdamse Douwers en zich inspant voor een zinvolle dagbesteding;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 8 maart 2024 tot en met 14 maart 2024
te [plaats] ,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk BBM, type 38, kaliber.22LR
zijnde een vuurwapen
zeven kogelpatronen van het merk Federal randvuur en kaliber.22LR, welke geschikt zijn om met voornoemde revolver te worden verschoten
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 14 maart 2024 te [plaats]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer
77,3gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd ten eerste schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De verdachte werd op een inbeslaggenomen telefoon van een derde door de politie herkend op een filmpje waarop de verdachte een vuurwapen vasthield. Hierop is de woning van de verdachte doorzocht. In de buddyseat van een snorfiets die de verdachte gebruikte, is uiteindelijk het vuurwapen aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen al maanden bij zich droeg, omdat hij zich bedreigd voelde. Hoewel hij naar eigen zeggen niet van plan was om het wapen te gebruiken, is het een feit van algemene bekendheid dat het ongecontroleerde bezit van wapens regelmatig leidt tot het daadwerkelijk gebruik ervan, met als gevolg het ontstaan van ernstige geweldsdelicten en het toebrengen van potentieel dodelijk letsel.
In de buddyseat van de snorfiets werd ook 77,3 gram hennep aangetroffen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit voor iemand anders in bewaring had. Door het in het bezit hebben van een dergelijke hoeveelheid (soft)drugs wordt de handel van verdovende middelen in stand gehouden. De verdachte is hiermee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die door het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt, en met name doordat de verkoop van softdrugs buiten de gecontroleerde kanalen om bijdraagt aan het gebruik daarvan door minderjarigen. Daarbij is van belang dat drugs schadelijk zijn voor de (volks)gezondheid en dat een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong heeft in de handel en het gebruik van verdovende middelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
[GZ-psycholoog], heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 december 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van zwakbegaafdheid. De verdachte heeft na de veroordeling in april 2022 een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd gekregen en in dat kader een verplichte behandeling bij de Waag moeten ondergaan. Daarnaast heeft hij ITB Harde Kern opgelegd gekregen. Hij zou zich geconformeerd hebben aan de afspraken en zich coöperatief hebben opgesteld, waardoor voornoemde interventies na een half jaar positief zijn afgerond. Het afgelopen jaar heeft de verdachte enkel toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering ontvangen. Het beeld van de verdachte was dat hij zich positief had herpakt, waardoor er werd toegewerkt naar een positieve beëindiging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Vlak voor de beëindiging bleek de verdachte echter aangehouden te zijn voor onderhavige tenlastegelegde feiten. Hij heeft daarbij, vanuit zijn beperkte cognitieve vermogens, onvoldoende stilgestaan bij de consequenties van zijn gedragingen en onvoldoende rekening gehouden met het feit dat het anders had kunnen aflopen. De verdachte heeft omgang met een negatieve peergroup, waardoor hij mogelijk sneller in de verleiding komt tot antisociaal gedrag.
Om de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen en het recidiverisico te verminderen is begeleiding c.q. behandeling gewenst. Hij heeft praktische ondersteuning nodig gericht op het voltooien van onderwijs. Een en ander zou plaats kunnen vinden middels de inzet van een coach. Voorts is het van belang dat het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering verlengd wordt, zodat, indien nodig, tijdig bijgestuurd kan worden.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden zou bovenstaande plaats kunnen vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het is zorgelijk dat de verdachte een vuurwapen in zijn bezit heeft gehad, terwijl hij eerder veroordeeld is voor ernstige geweldsdelicten. Hulpverlening en begeleiding hebben dit niet kunnen voorkomen. De verdachte heeft outreachende hulpverlening nodig, waarbij hij leert om op een adequate wijze om te gaan met de gevoelens van angst die de hij heeft (gehad).
De Raad sluit zich aan bij het advies van [GZ-psycholoog] en adviseert om de verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden meewerken aan hulpverlening, begeleiding en coaching, zoals het traject bij de Rotterdamse Douwers en het hebben van een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding in de vorm van onderwijs, een bijbaan en/of sport.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 mei 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
JBRR sluit zich ook aan bij het advies van [GZ-psycholoog] . JBRR adviseert de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- begeleiding vanuit de jeugdreclassering;
- dagbesteding volgen in de vorm van school en/of werk;
- meewerken aan een werktraject en begeleiding van de Rotterdamse Douwers of een soortgelijke instantie;
- meewerken aan coaching;
- meewerken aan behandeling indien JBRR dit nodig acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemde rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte op 1 april 2022 is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict, waarvoor hij nog in een proeftijd liep. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en het onvoorwaardelijk deel gelijkstellen aan de tijd die de veroordeelde al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Uit de rapportages van de deskundigen en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat de verdachte sinds zijn vorige veroordeling in april 2022 weliswaar goed heeft meegewerkt aan verschillende interventies en zich positief heeft ontwikkeld, maar dat hij desondanks opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het vermoeden bestaat dat de verdachte niet het achterste van zijn tong laat zien en niet volledig open en eerlijk is over waar hij zich mee bezig houdt en met wie hij omgaat. Om zicht op de verdachte te houden en om hem te begeleiden en te helpen bij het maken van adequate keuzes in zijn leven, zal de rechtbank overeenkomstig het advies van de deskundigen en de eis van de officier van justitie na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 april 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot doodslag veroordeeld tot voor zover van belang een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) voor de duur van 2 jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 16 april 2022.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden echter redenen gezien die last niet te geven. De rechtbank stelt vast dat de verdachte sinds de veroordeling op 1 april 2022 goed heeft meegewerkt aan de begeleiding van de jeugdreclassering en andere ingezette interventies, zoals de behandeling bij de Waag en ITB Harde Kern. De rechtbank is het daarom eens met de officier van justitie en de verdediging dat een PIJ-maatregel voor de duur van 2 jaren in het geval van de verdachte niet opportuun is. De vordering tenuitvoerlegging wordt daarom afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie, en
3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat gedeelte van de jeugddetentie groot
98 (achtennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan begeleiding en coaching van de Rotterdamse Douwers;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de
jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 1 april 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en R. van den Wildenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2024 tot en met 14 maart 2024, in elk
geval op 14 maart 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk BBM, type 38, kaliber.22LR
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
zeven, althans een of meer kogelpatronen van het merk Federal randvuur en kaliber.22LR, welke geschikt zijn om met voornoemde revolver te worden verschoten
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 14 maart 2024 te [plaats]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 78,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.