ECLI:NL:RBROT:2025:8765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
10/409126-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging woninginbraak en gevaarlijk rijgedrag met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1973, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een poging tot woninginbraak en gevaarlijk rijgedrag. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman. De officier van justitie, mr. X.C. van Balen, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 28 december 2024 heeft geprobeerd in te breken in een woning in Hendrik-Ido-Ambacht. Getuigen zagen vijf mannen zich verdacht gedragen en de verdachte was de bestuurder van de auto waarin zij zich bevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij de poging tot inbraak en dat zijn rol verder ging dan alleen het besturen van de auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/409126-24
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit andere hoofde gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland geadviseerd;
  • ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte stelt dat hij slechts de bestuurder was en mensen heeft afgezet die een afspraak hadden in die buurt. Hij wist niets af van een inbraak in een woning en uit het enkele feit dat hij de bestuurder was, kan enige wetenschap ook niet worden afgeleid. Op basis van het dossier kan niet bewezen worden dat de verdachte een van de vijf personen was die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. Op 28 december 2024 zag een getuige vijf mannen in de tuin van de woning aan de [adres 2] staan. De getuige vond dit verdacht en belde daarom 112. Een andere meldster zag kort daarvoor in een nabij gelegen wijk vijf personen uit een grijze Mercedes met kenteken [kenteken] stappen, zich opsplitsen, verdacht woningen inkijken en vervolgens weer in de Mercedes stappen en wegrijden. De verbalisanten ter plaatse zagen enkele beschadigingen aan het raamkozijn van de woning aan de [adres 2].
Hierop deed de bewoner van de woning aan de [adres 2] aangifte van een poging tot inbraak. Er zijn verschillende beelden verzameld van de omgeving. Op die beelden zijn in totaal vijf mannen te zien die zich ophouden rond en voor de woning aan de [adres 2], in de woning kijken en vervolgens het gangetje in lopen dat naar de tuin leidt. Deze mannen rennen kort daarna alle vijf weg. Een van de mannen draagt een tas bij zich. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd waarin hij onder andere verklaart dat hij degene met de tas was en dat ze met vijf personen probeerden in te breken. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bekend en verklaarde dat ze met zijn allen gingen inbreken en daarna met zijn vijven ook weer de Mercedes instapten. De verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder was van de Mercedes en dat ze met vijf personen in totaal waren.
De rechtbank stelt op basis van deze feiten en omstandigheden vast dat de vijf personen uit de Mercedes, onder wie de verdachte, samen de poging tot inbraak hebben gepleegd. Uit de beelden blijkt duidelijk dat er vijf personen, in wisselende samenstelling, in en rond de woning liepen. Twee van hen hebben een bekennende verklaring afgelegd, waaruit tevens volgt dat het ging om de uitvoering van een gezamenlijk plan om in te breken. Er komen vijf personen uit de auto die de verdachte bestuurde, er staan vijf personen in de tuin van de [adres 2] en volgens de medeverdachten waren vijf mannen bezig met het inbreken. De verdachte was een van die vijf, waaruit volgt dat zijn rol groter was dan het besturen van de auto. Hij heeft inderdaad ook de auto bestuurd, maar was vervolgens ook als één van de vijf betrokken bij de uitvoering van het voornemen om in te breken.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Met deze opgave wordt volstaan, aangezien de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 28 december 2024 te Hendrik-Ido-Ambacht
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om goederen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door
middel van braak, met breekwerktuigen een r kozijn van
de woning heeft beschadigd ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op 28 december 2024 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(kenteken: [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, (ter hoogte van) het Van
Limburg Stirumplein en de Melanchtonweg en de Van der Duijn van
Maasdamweg en de Copernicuslaan en de Linnaeushof en de Buys
Ballotlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden door
- binnen de bebouwde kom met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig
toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, en
- ( vervolgens) (met die snelheid), geen gevolg heeft gegeven aan een (verlicht)
stopteken middels optische en geluidsignalen en
- te proberen zich te onttrekken aan de politie door onder meer meerdere
snelle en abrupte stuurbewegingen te maken en zijn snelheid in korte tijd te
verhogen en
- een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde
te negeren,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

2.overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om in te breken in een woning. De verdachte heeft daarbij geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die woninginbraken (doorgaans) hebben op het gevoel van privacy en veiligheid van de gedupeerden. Pogingen tot woninginbraak als deze zorgen daarnaast voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt, zeker nu er buren getuige waren van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten. Noch bij de politie, noch ter terechtzitting heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij kan invoelen wat zijn handelen voor de slachtoffers heeft betekend. Het is daarbij niet de eerste keer dat de verdachte in verband met soortgelijke feiten wordt veroordeeld. Hij lijkt niet te leren van eerdere straffen en toont weinig zelfreflectie of empathie voor de slachtoffers.
Op de vlucht voor de politie heeft de verdachte zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft met hoge snelheid gereden op plaatsen waar dat gevaarlijk kan zijn voor medeweggebruikers. Hij heeft een rood verkeerslicht genegeerd en abrupte stuurbewegingen gemaakt. De verdachte heeft zich als verkeersdeelnemer gevaarlijk en volstrekt onverantwoordelijk gedragen. Dat er geen (ernstige) ongelukken zijn veroorzaakt of slachtoffers zijn gevallen is geenszins te danken aan de verdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2025 blijkt dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zowel voor woninginbraken als Wegenverkeerswetfeiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt op 27 maart 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Hoewel de verdachte een ontkennende houding heeft, stelt de reclassering problemen op verschillende leefgebieden vast. Zo heeft de verdachte een beperkt inkomen en is er sprake van schulden en maakt de reclassering zich zorgen om zijn sociale netwerk. Een beschermende factor is de woning van de verdachte en het is daarom van belang dat hij die kan behouden. Om die redenen adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, een gedragsinterventie, dagbesteding en eventuele andere voorwaarden het gedrag betreffende.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een straf gelijk aan het voorarrest, te weten 90 dagen, op te leggen en haalt een eerdere overweging van de rechtbank aan waarin werd overwogen dat een gevangenisstraf van 90 dagen voor de hand ligt voor een poging tot inbraak. Voor beide feiten zou die straf volstaan. De rechtbank is echter van oordeel dat een langere vrijheidsstraf geboden is, gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan verbonden de gebruikelijke algemene voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet, in afwijking van het advies van de reclassering, geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Er is (ook) sprake van recidive wat betreft feit 2. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om voor dat feit een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen en wel voor de duur van 8 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5a, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 2
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en M. Nijboer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 december 2024 te Hendrik-Ido-Ambacht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om goed/goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn /haar mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming,
met (een) breekwerktuig(en), althans met een voorwerp, een raam en/of kozijn van
de woning heeft beschadingd en/ of vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 28 december 2024 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(kenteken: [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, (ter hoogte van) het Van
Limburg Stirumplein en/of de Melanchtonweg en/of de Van der Duijn van
Maasdamweg en/of de Copernicuslaan en/of de Linnaeushof en/of de Buys
Ballotlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden door
- binnen de bebouwde kom met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/h te
rijden, althans een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig
toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk)
hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- ( vervolgens) (met die snelheid), geen gevolg heeft gegeven aan een (verlicht)
stopteken middels optische en/of geluidsignalen en/of
- te proberen zich te onttrekken aan de politie door onder meer één of meerdere
snelle en abrupte stuurbewegingen te maken en/of zijn snelheid in korte tijd te
verhogen en/of
- een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde
te negeren,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.