ECLI:NL:RBROT:2025:8758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
10/409145-24 en 10/057807-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging woninginbraak met bekennende verdachte en veroordeling tot gevangenisstraf

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot woninginbraak. De verdachte heeft bekend en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, maar heeft deze omgezet naar een taakstraf van 112 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en dat zijn gedrag onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een laatste kans te geven om zijn leven te beteren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en begeleiding. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf eiste, maar de rechtbank heeft besloten tot een taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/409145-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/057807-23
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland geadviseerd;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/057807-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 december 2024 te Hendrik-Ido-Ambacht
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om goederen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen endie weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door
middel van braak, met breekwerktuigen een r kozijn van
de woning heeft beschadigd ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om in te breken in een woning. De verdachte heeft daarbij geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die woninginbraken (doorgaans) hebben op het gevoel van privacy en veiligheid van de gedupeerden. Pogingen tot woninginbraak als deze zorgen daarnaast voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt, zeker nu er buren getuige waren van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten. Het is daarbij niet de eerste keer dat de verdachte in verband met soortgelijke feiten wordt veroordeeld. Hij lijkt niet te leren van eerdere straffen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2025 blijkt dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 mei 2025. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte al sinds zijn dertiende in contact komt met justitie en dat hulpverlening tot nu toe niet heeft kunnen voorkomen dat de verdachte strafbare feiten pleegt, ondanks een ogenschijnlijke positieve en gemotiveerde houding. Deze conclusie wordt onderbouwd door het feit dat de verdachte eerder door de rechtbank voorwaardelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit en toch weer strafbare feiten heeft gepleegd. Uit eerdere onderzoeken zijn er risico's gesignaleerd op het gebied van houding, gedrag en sociaal netwerk. Er is daarnaast sprake van cognitieve beperkingen en (sociale) kwetsbaarheid. Een positief en steunend netwerk ontbreekt. Zijn netwerk lijkt zelfs een rol te spelen bij het mislukken van ingezette hulpverlening en het beïnvloeden van delictgedrag. Uit het dossier blijkt verder dat er tot op heden weinig tot geen invloed op de verdachte uit te oefenen valt, omdat hij zich vaak niet aan afspraken houdt en hulpverlening door hem en/of de familie werd afgehouden vanwege een gebrek aan erkenning van de problemen. Mogelijk is er sprake van onmacht, maar een zekere mate van onwil kan niet worden uitgesloten. Dit geeft enerzijds aan dat hulpverlening nog steeds noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen, maar anderzijds valt te betwijfelen of een nieuw kader nu wel het gewenste resultaat gaat hebben.
De reclassering adviseert het eerdere voorwaardelijk opgelegde strafdeel - met het oog op het onder ogen zien van de consequenties van zijn houding en handelen - ten uitvoer te leggen en toch weer een nieuw voorwaardelijk kader te koppelen aan de straf om de verdachte een laatste kans te geven. Als bijzondere voorwaarden adviseren zij een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, dagbesteding en inzage in zijn financiën en sociaal netwerk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en de documentatie van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Een taakstraf, zoals door de verdediging verzocht, is om die reden een gepasseerd station. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen gelet op het advies van de reclassering, de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij net vader is geworden. Aan de verdachte wordt een allerlaatste kans geboden zijn leven te beteren en de hulp te aanvaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 juni 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een diefstal met braak in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 5 juli 2023 en loopt tot 12 juli 2026.
8.2.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer te leggen. De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, subsidiair om de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet echter om eerdergenoemde feiten en omstandigheden, redenen om de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf. Daarom zal de vordering worden toegewezen en wordt een taakstraf voor de duur van 112 uren gelast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering van het Leger des Heils Utrecht, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich begeleiden door stichting Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
begeleiding;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde geeft de reclassering en Humanitas inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening;
de veroordeelde is open naar de reclassering en Humanitas over de sociale contacten die hij heeft en de rol die zij in zijn leven spelen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 juni 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van
112 (honderdtwaalf) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en M. Nijboer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 december 2024 te Hendrik-Ido-Ambacht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om goed/ goederen, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/ of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming,
met (een) breekwerktuig(en). althans met een voorwerp, een raam en/of kozijn van
de woning heeft beschadigd en/ of vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.