Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsvordering. De veroordeelde, die in 2013 door het gerechtshof Den Haag was veroordeeld tot betaling van een ontnemingsmaatregel van € 488.116,66, heeft tot 29 mei 2025 een bedrag van € 27.533,16 betaald. In zijn verzoek, ingediend op 14 november 2024, stelde de veroordeelde dat hij door gebrek aan draagkracht niet in staat was om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Hij is in loondienst en heeft daarnaast een eigen bedrijf, maar zijn inkomsten zijn niet toereikend om de betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank heeft de zaak op 4 juli 2025 behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat en de officier van justitie aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende had aangetoond dat hij geen draagkracht had om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank wees erop dat de veroordeelde de afgelopen vijf jaar steeds aan de betalingsregeling van € 200 per maand had voldaan en dat er voldoende ruimte was om deze regeling voort te zetten. De rechtbank concludeerde dat er een realistisch perspectief was voor de veroordeelde, aangezien de tenuitvoerleggingstermijn van de ontnemingsmaatregel 16 jaar bedraagt, met een einddatum op 30 september 2030. Het verzoek tot kwijtschelding of vermindering werd derhalve afgewezen.