Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord aan een schuldeiser die weigerde in te stemmen met een door de verzoekster aangeboden schuldregeling. De verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarin zij een regeling voorstelt aan haar schuldeisers. De verzoekster heeft elf schuldeisers, waarvan één preferent en tien concurrente, met een totale vordering van € 16.820,47. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 47,52% aan de preferente en 23,76% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de zitting op 23 juni 2025 was de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de weigerende schuldeiser slechts 3,11% van de totale schuldenlast bedraagt en dat tien van de elf schuldeisers met de regeling hebben ingestemd. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat het voorstel is getoetst door een deskundige, Geldplein, en dat het goed gedocumenteerd is. De rechtbank oordeelt dat de verzoekster al het mogelijke heeft gedaan om een haalbaar voorstel te doen en dat de regeling een gunstiger resultaat biedt voor de schuldeisers dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft daarom het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en deze schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.