In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker op 28 januari 2025. Verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar de rechtbank oordeelde dat het aanbod niet goed en controleerbaar was gedocumenteerd. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben geweigerd in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij al het mogelijke had gedaan om zijn schulden te voldoen. Er waren twijfels over de vermogenspositie van verzoeker, waaronder de eigendom van een brommer en een auto, die niet adequaat waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wogen dan die van verzoeker en heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.