Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 7 mei 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 12 juni 2025 vastgesteld. Verweerster, die opgeroepen was, is niet verschenen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij in financiële problemen verkeert, maar voldoende inkomsten heeft om de huur te voldoen, mede door de inzet van schuldhulpverlening en budgetbeheer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoekster was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.