ECLI:NL:RBROT:2025:8681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
FT RK 25/721 - FT RK 25/722
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoekster op 7 mei 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 12 juni 2025 vastgesteld. Verweerster, die opgeroepen was, is niet verschenen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij in financiële problemen verkeert, maar voldoende inkomsten heeft om de huur te voldoen, mede door de inzet van schuldhulpverlening en budgetbeheer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoekster was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer 1] / FT RK 25/721 - [rekestnummer 2] / FT RK 25/722
uitspraakdatum: 19 juni 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 mei 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 8 mei 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 juni 2025.
Ter zitting van 12 juni 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
[verweerster] , gevestigd te [plaats] (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft op 13 juni 2025, namens verzoekster, aanvullende stukken ontvangen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wenst een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij schuldhulpverlening. Verzoekser ontvangt een PW-uitkering en toeslagen. Zij heeft daarmee voldoende inkomsten om de huur te voldoen. Ook is budgetbeheer opgestart. Daarmee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten, waaronder de huur, tijdig en volledig worden voldaan.
Verder heeft verzoekster op 28 april 2025 twee huurtermijnen betaald. Verzoekster heeft daarmee bedoeld de huur van april 2025 en mei 2025 te voldoen. De huur van juni 2025 heeft verzoekster nog niet kunnen voldoen. Verzoekster was in de veronderstelling dat de betaling van de huur inmiddels via schuldhulpverlening (met wie budgetbeheer is afgesproken) ging. Schuldhulpverlening was echter in de veronderstelling dat verzoekster de huur zou voldoen, omdat de toeslagen nog door verzoekster zelf werden ontvangen. Verzoekster kon echter tijdelijk geen inkomsten op haar bankrekening ontvangen, omdat zij slachtoffer was van fraude. De Belastingdienst heeft daardoor haar toeslagen (nog) niet overgemaakt. Inmiddels heeft de Belastingdienst in haar systeem verwerkt dat verzoekster budgetbeheer heeft en zullen de toeslagen met terugwerkende kracht naar de budgetbeheerder worden overgemaakt. Eind juni 2025 zullen de termijnen voor de maanden juni 2025 en juli 2025 in één keer worden voldaan. Deze gang van zaken is tevens per mail van 13 juni 2025 aan verweerster gecommuncieerd.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten. Verweerster heeft niet gereageerd op de mail van 13 juni 2025 van schuldhulpverlening.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 15 april 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 21 mei 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 28 maart 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft twee huurtermijnen betaald op 28 april 2025. Uit het bericht van 13 juni 2025 volgt dat verzoekster de huur van de maand juni 2025 wegens haar niet te verwijten omstandigheden nog niet heeft kunnen voldoen. De rechtbank gaat ervan uit dat, zoals door schuldhulpverlening aangegeven, de huur van juni 2025 conform hetgeen is toegezegd, nog zal worden voldaan uit de nog te ontvangen toeslagen.
Met de PW-uitkering en toeslagen heeft verzoekster voldoende inkomsten om de lopende verplichtingen te voldoen. Ook is nu budgetbeheer opgestart, waardoor ook voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 28 maart 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [plaats] ( [postcode] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 8 mei 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.