ECLI:NL:RBROT:2025:8679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
FT RK 25-163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van de heer [verzoeker] met eerdere ingangsdatum

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. De rechtbank heeft het verzoek op 19 juni 2025 toegewezen, waarbij zij een eerdere ingangsdatum heeft vastgesteld op 4 oktober 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] zich in een problematische situatie bevond en dat hij te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden, ondanks dat er een schuld was ontstaan bij zijn verhuurder tijdens zijn detentie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de heer [verzoeker] zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen, wat heeft geleid tot een wending ten goede. Hij heeft zich aangemeld voor begeleiding bij zijn mentale problematiek en zijn financiën zijn inmiddels weer op orde. De rechtbank heeft ook de verplichtingen uiteengezet waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank heeft de bewindvoerder en de rechter-commissaris benoemd en de voorwaarden voor de WSNP vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
[insolventienummer]
vonnis van:
19 juni 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet wel aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 12 juni 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Geldplein (hierna te noemen schuldhulpverlening).
1.3.
De rechtbank heeft op 13 juni 2025 en op 17 juni 2025 aanvullende stukken van de heer [verzoeker] ontvangen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede-trouw-toets
2.3.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de heer [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het de heer [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de heer [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
2.5.
Gebleken is dat de heer [verzoeker] een schuld heeft laten ontstaan bij de verhuurder in de periode dat hij gedurende een aantal maanden in detentie zat omdat hij gedurende deze periode geen inkomen heeft genoten. Deze schuld is niet te goeder trouw onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.6.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De heer [verzoeker] wil in oplossing voor zijn (schulden)problematiek. Hij heeft zich in overleg met zijn werkcoach vrijwillig aangemeld bij ‘ [GGZ] ’, om passende begeleiding te krijgen bij zijn (mentale) problematiek. Bovendien heeft hij zijn financiën uit handen gegeven. Ondanks dat het budgetbeheer in de periode dat de heer [verzoeker] in detentie zat stagneerde, loopt het budgetbeheer inmiddels weer goed. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de heer [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat de heer [verzoeker] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.3.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .
Bevoegdheid
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de heer [verzoeker] per 4 oktober 2024 schulddienstverlening heeft gekregen. Verder heeft hij aan de schuldeisers een zogenoemd nulaanbod gedaan. Uit de overgelegde vtlb-berekening van 4 oktober 2024, opgemaakt bij de start van de schuldhulpverlening, volgt dat de heer [verzoeker] in de periode van 4 oktober 2024 tot en met december 2025 geen afloscapaciteit had. Ook heeft hij vanaf 4 oktober 2024 een ontheffing van de solliciatieplicht. De vaststelling in de vtlb-berekening dat de heer [verzoeker] geen afloscapaciteit heeft kan op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing (als bedoeld in artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet). Ten aanzien van de periode vanaf 1 januari 2025 stelt de rechtbank vast dat op basis van wat op de zitting is besproken voldoende aannemelijk is gemaakt dat de afloscapaciteit van de heer [verzoeker] niet is gewijzigd. Zo ontvangt hij nog steeds een uitkering op grond van de participatiewet. De heer [verzoeker] had bovendien ook in die periode een tijdelijke ontheffing van de sollicitatieverplichting. [verzoeker] heeft dus per 4 oktober 2024 voldaan aan de verplichtingen.
2.9.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de ingangsdatum vast op 4 oktober 2024. Dat is acht maanden eerder dan de datum van dit vonnis.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1987 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder A. Noordzij,
gevestigd te Postbus 7441,
3284 ZG Zuid-Beijerland;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 4 oktober 2024 en de einddatum op 4 april 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/11e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025. [1]