ECLI:NL:RBROT:2025:8613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
10-018575-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot brandstichting met gevangenisstraf en taakstraf

Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot brandstichting. De verdachte, geboren in 1998, was samen met medeverdachten betrokken bij een poging om brand te stichten bij een bedrijfspand in Barendrecht op 3 januari 2022. Tijdens de rechtszitting op 16 mei 2025 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een minder significante rol had in de poging tot brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk een bijdrage heeft geleverd aan de poging, maar dat deze niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 120 uren, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn van berechting. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-018575-23
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft verklaard dat hij met drie anderen heeft rondgereden en dat zij op verschillende plekken zijn geweest. Ze zijn twee keer naar Barendrecht geweest, omdat twee van hen wilden kijken of hun vriendinnen daar waren. De verdachte wist niet dat zij brand wilden stichten bij een bedrijfspand. Hij is in de auto blijven zitten en kon daardoor niet zien wat zij deden. De door de verdachte gestuurde chatberichten zijn uit de context gehaald. De verdachte heeft verklaard dat daar gesproken werd over een andere situatie. Omdat de verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan de poging tot brandstichting en dus niet nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt, kan het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen worden.
4.1.2.
Beoordeling
In de nacht van 2 op 3 januari 2022 is geprobeerd om brand te stichten bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] in Barendrecht. De verdachte is samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar het industrieterrein gereden waaraan dit bedrijfspand gelegen is. De bestuurder, de medeverdachte [medeverdachte 1] , en de verdachte zijn in de auto gebleven en de andere medeverdachten zijn uitgestapt. Eén van hen heeft vervolgens de ruit van het bedrijfspand ingegooid, benzine over het raam gesprenkeld dan wel naar binnen gegooid en geprobeerd om dit aan te steken.
Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte volgt dat hij op 2 januari 2022 iets voor 23.30 uur via snapchat contact met iemand heeft gehad. Hij stuurt hierbij onder meer ‘Deze torrie duurt veel langer dan gepland neef’, ‘Ja maar kan die torrie niet laten toch’, ‘Die chickie is aan het huilen hier in de auto’, ‘Ja er waren mensen in die pand’ en ‘Dus we moesten eerste keer afblazen en haar ophouden’. Hieruit volgt dat de verdachte wist dat er bij het bedrijfspand brand gesticht moest worden en dat hij daarvoor vervoer door medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geregeld. Kennelijk is dit eerder op de avond niet gelukt omdat er mensen in het pand waren en heeft hij medeverdachte [medeverdachte 1] daarom rond laten rijden om later op de avond terug te komen. Uit het feit dat de verdachte stuurt dat hij ‘die torrie’ niet kan laten, volgt dat hij hierbij een aansturende rol heeft gehad. De verklaring die door verdachte ter terechtzitting werd afgelegd, namelijk dat hij met ‘torrie’ een scootersleutel bedoelde, acht de rechtbank in het kader van de overige omstandigheden die blijken uit het dossier, volstrekt onaannemelijk.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot brandstichting.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 3 januari 2022, te Barendrecht
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten,
aan/in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres 2] te Barendrecht), terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of naastgelegen en/of bovengelegen en/of omliggende bedrijfspanden en voor de in dit/deze pand(en) aanwezige goederen, met dat opzet,
- ( eerst) een steen tegen de ruit heeft gegooid, en
- ( vervolgens) met een (rechthoekig) voorwerp (motor)benzine over het raamkozijn/in de richting van het bedrijfspand heeft gegooid/gesprenkeld, en
- ( vervolgens) met een aansteker die (motor)benzine heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting. Dat deze poging uiteindelijk niet heeft geleid tot brand en dat er hierdoor geen grote schade is ontstaan aan het bedrijf en de omliggende panden is slechts te danken aan een oplettende getuige. De verdachte heeft door zijn handelen te kennen gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Daarnaast veroorzaakt een dergelijke poging tot brandstichting gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank acht dit gelet op de ernst van het feit niet passend.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 19 april 2022. Tot aan dit vonnis is een periode van drie jaar en ruim één maand verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Daarom zal in plaats van een gevangenisstraf voor een langere duur een gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uur worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 869,02 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 100.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Voor de gevorderde materiële schade volgt uit het dossier dat de eigenaar van het bedrijfspand verzekerd was tegen brandschade en dat hij – en niet de benadeelde partij – de rekening van de geplaatste noodruit heeft ontvangen. Gelet hierop is het onduidelijk of de gevorderde kosten voor de noodafdichting van de ruit en de vervanging van de ruit door de benadeelde partij zijn gedragen, door de eigenaar, of dat deze zijn vergoed door de verzekering. Ook de overige gevorderde materiële en de gevorderde immateriële schade zijn onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en W. Noort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 3 januari 2022, te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten,
aan/in een bedrijfspand (gelegen aan de [adres 2] te Barendrecht), terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of naastgelegen en/of bovengelegen en/of omliggende bedrijfspanden en voor de in dit/deze pand(en) aanwezige goederen, in elk geval voor goederen te duchten was, met dat opzet,
- ( eerst) een bak(steen), althans een voorwerp tegen de ruit heeft gegooid, en/of
- ( vervolgens) met een jerrycan, althans een (rechthoekig) voorwerp (motor)benzine, in elk geval een brandbare (vloei)stof over het raamkozijn/in de richting van het bedrijfspand heeft gegooid/gesprenkeld, en/of
- ( vervolgens) met een aansteker die (motor)benzine heeft aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft gebracht met die (motor)benzine, in elk geval open vuur in de richting heeft gebracht van die brandbare (vloei)stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op of omstreeks 3 januari 2022 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] te Barendrecht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of naastgelegen en/of bovengelegen en/of omliggende bedrijfspanden en/of voor de in dit/deze pand(en) aanwezige goederen, in elk geval gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet
- ( eerst) een (bak)steen, althans een voorwerp tegen de ruit heeft gegooid, en /of
- ( vervolgens) met een jerrycan, althans een (rechthoekig)voorwerp (motor)benzine, in elk geval een brandbare (vloei)stof over het raamkozijn/in de richting van het bedrijfspand heeft gegooid/ gesprenkeld, en / of
- ( vervolgens) met een aansteker die (motor)benzine heeft aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft gebracht met die (motor)benzine, in elk geval open vuur in de richting heeft gebracht van die brandbare (vloei)stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/ of tot het plegen van welk misdrijf, verdachte op of omstreeks 3 januari 2022 te Barendrecht en/of Den Haag en/of Beverwaard en/of een of meer andere plaatsen, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/ of opzettelijk gelegenheid, middelen en/ of inlichten heeft verschaft door
- [medeverdachte 1] te vragen om hem, verdachte, en die [medeverdachte 2] op te halen met [medeverdachte 1] haar, voertuig en/of
- tot twee keer toe die [medeverdachte 1] naar het bedrijventerrein waar het bedrijfspand gevestigd was te navigeren met een telefoon;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 januari 2022, te Barendrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een raam en /of een telefoon, in elk geval enig goed,
dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] en/ of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt.