ECLI:NL:RBROT:2025:8612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
10-394520-24 en 10-176024-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing en het voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2006 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.J.M. Laurier. De officier van justitie, mr. E. van Veen, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het voorbereiden van een explosie, waarbij gevaar voor levens en goederen bestond. De verdachte had via Snapchat gecommuniceerd over de aanslag en had een aansturende rol gespeeld. De rechtbank vond voldoende bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd, ondanks zijn verweer dat hij niet de gebruiker was van het betrokken Snapchat-account. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de voorbereiding van een ontploffing en het voorhanden hebben van een vuurwapen, en legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-394520-24
Parketnummer vordering TUL: 10-176024-23
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd met uitzondering van het contactverbod;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-176024-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft verklaard dat hij niet de gebruiker is van het snapchataccount [accountnaam 1] en dat hij op 8 en 9 december 2024 niet de gebruiker is geweest van de telefoon waarop dit snapchataccount is aangetroffen. Deze verklaring wordt ondersteund door het onderzoek naar de reisbewegingen van de telefoon waarop het snapchataccount [accountnaam 1] werd aangetroffen. Hieruit volgt dat die telefoon op 8 december 2024 andere reisbewegingen heeft gemaakt dan het telefoonnummer [gsm-nummer 1] , welk nummer wel bij de verdachte in gebruik was.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 9 december 2024 door meerdere getuigen drie medeverdachten worden staande gehouden. Een van die getuigen herkent één van hen als de persoon die een dag eerder bij zijn ex-vrouw heeft geprobeerd een explosief te laten afgaan. In het voertuig waarin de medeverdachten zich bevonden, worden twee cobra’s aangetroffen die met tape bleken te zijn vastgemaakt aan een fles met brandstof. Daarnaast beschikten de medeverdachten over een rugzak met tape, handschoenen, een bivakmuts en telefoons. Uit onderzoek naar deze telefoons volgt dat zij een explosief moesten laten afgaan bij een woning in Alblasserdam. Zij communiceerden hierover individueel en via een groepschat met de snapchataccounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] . De gebruikers van deze accounts hebben bij het voorbereiden van deze aanslag een aansturende rol gehad. Zo communiceerden zij onder meer over het regelen van een driver, tape en een fles voor benzine. Ook worden er adressen uitgewisseld voor het ophalen van de verdachten en de cobra’s.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast is komen te staan dat de verdachte degene is geweest die via het snapchataccount [accountnaam 1] heeft deelgenomen aan deze chatgesprekken.
Uit onderzoek naar de identiteit van de gebruiker volgt dat de accountnaam is gekoppeld aan een
User ID(ID [naam User-ID] ) en een
Legacy User Name( [username] ). In een eerder onderzoek naar de verdachte is zijn telefoon uitgelezen waarbij een snapchataccount met deze gegevens is aangetroffen. Uit dat onderzoek volgt eveneens dat er een verband bestaat tussen het snapchataccount en het e-mailadres [mailadres] en het telefoonnummer [gsm-nummer 2] , welke beide gerelateerd worden aan de verdachte. Bovendien worden het snapchataccount [accountnaam 1] en de eerdergenoemde chatgesprekken aangetroffen op de telefoon die bij de aanhouding van de verdachte in beslag is genomen. Op deze telefoon wordt eveneens een Signal gesprek gerelateerd aan een explosie en schermafbeeldingen van nieuwsberichten met betrekking tot eerdere (pogingen tot) explosies aangetroffen. Daarnaast is op de telefoon meerdere malen het adres bevraagd waar de aanslag vermoedelijk moest plaatsvinden en is op 12 december 2024 gezocht naar ‘explosie Alblasserdam’. Ook is er meerdere malen telefonisch contact geweest met de medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank volgt de verdachte niet in het door hem geschetste alternatieve scenario dat een ander de bij hem aangetroffen iPhone gebruikte op 9 december 2024 en daarmee het account [accountnaam 1] .
De verdachte heeft verklaard over één iPhone te beschikken en in zijn woning werd geen andere iPhone aangetroffen. De telefoon heeft ook een simkaart die volgens politiegegevens in gebruik is bij de verdachte. Het verschil in bewegingen tussen een aan de telefoon gekoppeld telefoonnummer ( [gsm-nummer 1] ) en het snapchataccount [accountnaam 1] kan niet slechts één, maar meerdere verklaringen hebben, waaronder het hebben van meerdere telefoonnummers. Dit enkele feit onderbouwt het gestelde scenario daarom onvoldoende. Bovendien komt de verdachte pas met dit scenario na het afronden van het onderzoek, geeft hij geen informatie over wie die gestelde andere gebruiker zou kunnen zijn en zou die gebruiker dan midden in de nacht op het adres van de verdachte actief moeten zijn geweest met de telefoon van de verdachte.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
in de periode van 08 december 2024 tot en met 09 december 2024 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten is (strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers en vervoermiddelen, te weten
- een personenauto en
- een flesje met brandstof en
- twee stuks cobra (C6) en
- tape en
- handschoenen en een (bivak)muts en
- een rugtas en
- mobiele telefoons en
- snapchataccounts
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
voorhanden heeft gehad;
2
hij
op 13 december 2024 te Rotterdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd knal/gaspistool, van het merk Kuzey, type A-100, kaliber 9 millimeter PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter;
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft hierbij een aansturende rol gehad. Hij heeft met de medeverdachten gecommuniceerd via snapchat hetgeen ertoe heeft geleid dat zij met een fles met brandstof met daaraan twee cobra’s vast getapet op weg zijn gegaan naar een woning. Zij hadden hiermee een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen die veel schade zou hebben veroorzaakt en waarbij de bewoners (dodelijk) letsel hadden kunnen oplopen. Dergelijke explosies zijn niet alleen bedreigend en beangstigend voor de bewoners en omwonenden maar leiden ook tot hevige onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Nota bene liep de verdachte in een proeftijd voor het veroorzaken van een explosie.
De verdachte heeft daarnaast in zijn woning een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot het gebruik daarvan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering ziet gelet op de aard van het ten laste gelegde delict bij de verdachte mogelijk risico verhogende factoren gelegen in de leefgebieden financiën, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren. Bij het laatste moet gedacht worden aan het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen en de gevolgen ervan. De verdachte heeft een beperkt inkomen en er is sprake van openstaande boetes. Eerdere strafbare feiten zegt hij gepleegd te hebben vanwege het snelle geld dat hij daarmee kon verdienen. Er is geen sprake van een stabiele dagbesteding. Omdat de verdachte niets wil zeggen over de huidige tenlastelegging wordt niet duidelijk of de medeverdachten deel uitmaken van zijn sociale netwerk. Wel heeft de jeugdreclassering gerapporteerd dat er bij de verdachte sprake is van een negatief netwerk. Daarnaast lijkt hij weinig gevoelens te ervaren; geen spanning, geen angst en hij lijkt ook geen last te hebben van een slecht geweten. De verdachte woonde voor zijn detentie begeleid bij Novaa en kreeg daar hulp bij praktische zaken. Ook had hij daar gesprekken over zijn emoties. Dit kan gezien worden als een beschermende factor. De reclassering kan het recidiverisico niet inschatten. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. Daarnaast adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod en een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de verdachte tijdens de proeftijd voor onder andere het veroorzaken van een explosie opnieuw wordt veroordeeld voor een soortgelijk feit, is het in beginsel niet passend om opnieuw een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het belang van de samenleving is de reden om dat toch te doen. De reclassering vindt begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat de verdachte wederom strafbare feiten zal plegen. Om die reden legt de rechtbank ook een deels voorwaardelijke straf op.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 november 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het teweegbrengen van een ontploffing, vernieling, bedreiging en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 november 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en de vervanging van de jeugddetentie door een gevangenisstraf gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht van de voorwaardelijke straf slechts een gedeelte groot 1 maand ten uitvoer te leggen zodat de bijzondere voorwaarden blijven gelden.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding om de jeugddetentie te vervangen door een gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde verblijft bij Novaa of een andere instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachten ( [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1995 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland 1] ); [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2009 te [geboorteplaats 3] ; [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2008 te [geboorteplaats 4] ( [geboorteland 2] ) en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 5] 2004 te [geboorteplaats 1] ) en het slachtoffer [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 6] 1996 te [geboorteplaats 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding bij voorkeur in de vorm van betaald werk. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen organisatie, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die organisatie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 3 maanden, van de bij vonnis van 9 november 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en W. Noort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode van 08 december 2024 tot en met 09 december 2024 te Zwijndrecht en /of Rotterdam en /of Alblasserdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten is (strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers en/ of vervoermiddelen, te weten
- een personenauto en/of
- een flesje met brandstof en/of
- twee stuks cobra (C6), althans zwaar illegaal vuurwerk en/of
- tape en/of
- handschoenen en/of een (bivak)muts en/of
- een rugtas en/of
- één of meer mobiele telefoons en/of
- één of meer snapchataccounts
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij
op of omstreeks 13 december 2024 te Rotterdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd knal/gaspistool, van het merk Kuzey, type A-100, kaliber 9 millimeter PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter;
voorhanden heeft gehad.