ECLI:NL:RBROT:2025:8611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
10-397114-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing met een gevangenisstraf van 10 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing. De verdachte, geboren in 2004 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. A.H.J. Strak. De officier van justitie, mr. E. van Veen, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 10 maanden. De zaak kwam aan het licht na een getuigenverklaring die leidde tot de aanhouding van de verdachte en medeverdachten, waarbij explosieve stoffen en communicatiemiddelen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van een ontploffing, wat een ernstig misdrijf is met potentieel levensgevaar voor anderen. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die vrijspraak had bepleit op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingen voor de ontploffing, onder andere door communicatie via Snapchat. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-397114-24
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De verdachte bevond zich ten tijde van zijn aanhouding in een voertuig met daarin nog drie andere personen. In datzelfde voertuig zijn vijf iPhones aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat de telefoon waarop het snapchataccount [accountnaam 1] is aangetroffen, sinds zijn detentie in België in gebruik is bij iemand anders. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat in het proces-verbaal een foto van de onderzochte telefoon is opgenomen. Daarop is te zien dat het glas aan de voorkant gebarsten is. De verdachte heeft verklaard dat de rode iPhone 12 met gebroken glas aan de achterkant van hem is en dat de zwarte iPhone met meerdere scheuren in het scherm niet van hem is. Ook blijkt uit het onderzoek dat de telefoon is gebruikt tijdens de detentie van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 9 december 2024 door een getuige drie verdachten worden staande gehouden. De getuige herkent één van hen als de persoon die een dag eerder bij zijn ex-vrouw heeft geprobeerd een explosief te laten afgaan. In het voertuig waarin zij zich bevonden, worden twee cobra’s aangetroffen die met tape vastgemaakt zaten aan een fles met brandstof. Daarnaast beschikten de verdachten over een rugzak met tape, handschoenen, een bivakmuts en telefoons. Uit onderzoek naar deze telefoons volgt dat zij een explosief moesten laten afgaan bij een woning in Alblasserdam. Zij communiceerden hierover individueel en middels een groepschat met de snapchataccounts [accountnaam 2] en [accountnaam 1] . De gebruikers van deze accounts hebben bij het voorbereiden van deze aanslag een aansturende rol gehad. Zo communiceren zij onder meer over het regelen van een driver, tape en een fles voor benzine. Ook worden er adressen uitgewisseld voor het ophalen van de verdachten en de cobra’s.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast is komen te staan dat de verdachte degene is geweest die via het snapchataccount [accountnaam 1] heeft deelgenomen aan deze chatgesprekken. Uit onderzoek naar de identiteit van de gebruiker volgt dat de verdachte op 20 juni 2022 in het kader van een ander onderzoek heeft verklaard de gebruiker te zijn van dit account. Ook tijdens zijn verhoor in het onderhavige onderzoek op 14 december 2024 heeft de verdachte verklaard nog af en toe gebruik te maken van het snapchataccount. Bovendien wordt het snapchataccount aangetroffen op een telefoon die tijdens de aanhouding van de verdachte in beslag is genomen. Uit de loggegevens van de telefoon volgt dat er op 8 en 9 december 2024 contact is geweest met de medeverdachte Willems. In totaal zijn er 329 meldingen van snapchat geregistreerd afkomstig van de medeverdachte dan wel van een snapchatgroep. Daarnaast blijkt uit Snapchat IP-logs dat gebruik werd gemaakt van een iPhone 12 met de iOS versie 18.1.1., wat overeenkomt met de onderzochte telefoon. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de chatgesprekken vanaf deze telefoon hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat deze telefoon en daarmee ook het snapchataccount sinds zijn vrijlating bij iemand anders in gebruik is, niet geloofwaardig. De telefoon is gekoppeld aan het telefoonnummer [gsm-nummer] , waarvan de moeder van de verdachte juist heeft verklaard dat dit het telefoonnummer is waarvan hij sinds zijn vrijlating gebruikmaakt. Daarnaast volgt uit de Snapchat IP-logs dat op 8 en 9 december 2024 gebruik is gemaakt van het IP-adres dat geregistreerd staat op het woonadres van de verdachte. Ook wordt in de chatgesprekken het adres van de verdachte gedeeld, waarna de telefoon die in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte] zich kort daarna op dit adres bevindt. Bovendien heeft de verdachte wisselend verklaard. Tijdens zijn verhoor op 16 december 2024 heeft de verdachte enkel verklaard dat het snapchataccount door iemand anders gebruikt werd. Pas na het aanvullende onderzoek, waaruit volgt dat de chatgesprekken plaatsvonden vanaf de onderzochte telefoon, heeft de verdachte verklaard dat ook de telefoon bij iemand anders in gebruik is. De verdachte heeft bovendien niet willen verklaren wie deze gebruiker is.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 08 december 2024 tot en met 09 december 2024 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten is
(strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers en vervoermiddelen, te weten
- een personenauto en
- een flesje met brandstof en
- twee stuks cobra (C6) en
- tape en
- handschoenen en/of een (bivak)muts en
- een rugtas en
- mobiele telefoons en
- snapchataccounts
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft hierbij een aansturende rol gehad. Hij heeft met de medeverdachten gecommuniceerd via snapchat, wat ertoe heeft geleid dat zij met een fles met brandstof met daaraan twee cobra’s vast getapet op weg zijn gegaan naar een woning. Zij hadden hiermee een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen, die veel schade zou hebben veroorzaakt en waarbij de bewoners (dodelijk) letsel hadden kunnen oplopen. Dergelijke explosies zijn niet alleen bedreigend en beangstigend voor de bewoners en omwonenden, maar leiden ook tot hevige onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en W. Noort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 08 december 2024 tot en met 09 december 2024 te Zwijndrecht en/of Rotterdam en /of Alblasserdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten is
(strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht).
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers en/ of vervoermiddelen, te weten
- een personenauto en/of
- een flesje met brandstof en/of
- twee stuks cobra (C6), althans zwaar illegaal vuurwerk en/of
- tape en/of
- handschoenen en/of een (bivak)muts en/of
- een rugtas en/of
- één of meer mobiele telefoons en/of
- één of meer snapchataccounts
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd en/ of voorhanden heeft gehad.