In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing. De verdachte, geboren in 2004 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. A.H.J. Strak. De officier van justitie, mr. E. van Veen, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 10 maanden. De zaak kwam aan het licht na een getuigenverklaring die leidde tot de aanhouding van de verdachte en medeverdachten, waarbij explosieve stoffen en communicatiemiddelen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van een ontploffing, wat een ernstig misdrijf is met potentieel levensgevaar voor anderen. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die vrijspraak had bepleit op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingen voor de ontploffing, onder andere door communicatie via Snapchat. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.