ECLI:NL:RBROT:2025:8521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
11307354 CV EXPL 24-23392
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurkoopovereenkomst en vorderingen inzake leaseauto's

In deze zaak vordert eiseres, Hiltermann Lease B.V., een verklaring voor recht dat de huurkoopovereenkomst voor twee bedrijfsauto's is ontbonden. Eiseres stelt dat gedaagde, die de auto's heeft geleased, in gebreke is gebleven met het betalen van de leasebedragen. De kantonrechter heeft op 25 april 2025 uitspraak gedaan. Hiltermann vordert onder andere betaling van € 60.950,77 aan achterstallige huurtermijnen, alsook de inname van de auto's. Gedaagde voert verweer en stelt dat Hiltermann heeft toegezegd dat de auto's onderhands verkocht mochten worden, waardoor de vorderingen niet gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter oordeelt dat de leaseovereenkomsten per 14 augustus 2024 zijn ontbonden op basis van de algemene voorwaarden, en dat Hiltermann gerechtigd was om de achterstallige bedragen op te eisen. De kantonrechter wijst de meeste vorderingen van Hiltermann toe, met uitzondering van de kosten voor inname en aangifte, die worden afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente, incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11307354 CV EXPL 24-23392
datum uitspraak: 25 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Hiltermann Lease B.V.,
vestigingsplaats: Hoofddorp,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[naam bedrijf],
wonende en zaakdoende in [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W. Fakiri.
De partijen worden hierna ‘Hiltermann’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de e-mail van 17 maart 2025 van Hiltermann, met bijlagen;
1.2.
Op 20 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: - aan de zijde van Hiltermann: de heer [persoon A] ( [naam functie] bij Hiltermann) met [persoon B] namens Janssen & Janssen;
- [gedaagde] met mr. Fakiri.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft van Hiltermann twee bedrijfsauto’s geleased. Een Mercedes C-Klasse met kenteken [kentekennummer 1] en een Mercedes CLA-Klasse met kenteken [kentekennummer 2] . [gedaagde] moest elke maand leasebedragen aan Hiltermann betalen en heeft dat niet gedaan. Hiltermann heeft de overeenkomsten daarom ontbonden. Hiltermann eist nu dat [gedaagde] aan haar € 60.950,77 betaalt, met rente en kosten. Zij eist ook een verklaring voor recht dat de leaseovereenkomsten tussen partijen zijn ontbonden, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van de auto’s op straffe van een dwangsom, dat zij € 859,10 aan Hiltermann moet betalen als zij tot inname van de auto moet overgaan en dat zij € 211,75 aan Hiltermann moet betalen als zij aangifte bij de politie moet doen.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij vindt dat Hiltermann de achterstallige en toekomstige leasetermijnen niet kan opeisen, omdat Hiltermann heeft toegezegd dat [gedaagde] de auto’s onderhands mag verkopen. Bovendien rechtvaardigt de betalingsachterstand niet de ontbinding van de overeenkomsten. Ook moeten de gevorderde kosten voor de inname van de auto’s en het doen van eventuele aangifte worden afgewezen, de buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd en is er alleen contractuele rente verschuldigd over het bedrag dat open stond op het moment dat de overeenkomsten werden ontbonden.
2.3.
De kantonrechter wijst de eisen van Hiltermann grotendeels toe. Hierna wordt deze beslissing toegelicht.
De overeenkomsten zijn per 14 augustus 2024 buitengerechtelijk ontbonden
2.4.
De kantonrechter verklaart voor recht dat de leaseovereenkomsten per 14 augustus zijn 2024 ontbonden. Hiltermann mocht de overeenkomsten ontbinden op grond van artikel 43 van de algemene voorwaarden. [gedaagde] doet een beroep op de ‘tenzij, bepaling’ van artikel 6:265 lid 1 BW en stelt dat de betalingsachterstand te gering was om ontbinding te rechtvaardigen. Hiltermann voert echter terecht aan dat [gedaagde] daarop geen beroep kan doen. In artikel 43 van de algemene voorwaarden staat namelijk dat als er een betalingsachterstand is Hiltermann het niet betaalde deel van de leaseprijs direct mag opeisen, waardoor de overeenkomst eindigt. Hiermee zijn partijen een andere regeling overeen gekomen dan de wet. Dat mag want artikel 6:265 lid 1 BW is van aanvullend recht.
[gedaagde] moet € 60.950,77 aan Hiltermann betalen
2.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Hiltemann tijdens een telefoongesprek op 6 september 2024 heeft toegezegd dat [gedaagde] de auto’s onderhands mocht verkopen. [gedaagde] stelt dat Hiltermann door deze toezegging niet gerechtigd is onderhavige vorderingen in te stellen. De kantonrechter gaat daar niet in mee. Zoals hiervoor staat vermeld, was Hiltermann door de betalingsachterstand gerechtigd om alle leasetermijnen onmiddellijk op te eisen. Een toezegging de auto’s onderhands te mogen verkopen, betekent niet dat de opeisbaarheid komt te vervallen. [gedaagde] heeft niet betwist dat de hoofdsom van € 60.950,77 goed is berekend. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
2.6.
Wel is het zo dat de verkoopopbrengst van de auto’s afgetrokken moet worden van het bedrag dat [gedaagde] uiteindelijk aan Hiltermann moet betalen. [gedaagde] stelt dat zij beide auto’s onderhands had verkocht, maar dat Hiltermann ten onrechte niet heeft willen meewerken aan de levering van de auto’s. Volgens [gedaagde] zullen de auto’s nu waarschijnlijk voor een lagere verkoopprijs worden geveild, wat in haar nadeel is. Het is niet helemaal duidelijk welk rechtsgevolg [gedaagde] hieraan verbindt. De kantonrechter laat dat verder in het midden, omdat zij tot het oordeel komt dat niet komt vast te staan dat Hiltermann ten onrechte niet heeft meegewerkt aan de onderhandse verkoop.
2.7.
Hiltermann voert namelijk aan dat zij in het telefoongesprek van 6 september 2024 en ook tijdens andere gesprekken heeft medegedeeld dat er eerst foto’s door [gedaagde] van de auto’s moeten worden gestuurd, zodat Hiltermann de auto’s kan laten taxeren. Hierbij heeft zij belang omdat zij moet kunnen inschatten of de onderhandse verkoopprijs overeenstemt met de waarde van de auto’s. Uit de door Hiltermann overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt ook dat zij op 21 november 2024 aan [gedaagde] heeft gevraagd om foto’s van de auto’s te sturen. Vast staat dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan. Hiltermann heeft vervolgens terecht niet aan de onderhandse verkoop mee willen werken.
[gedaagde] moet de Mercedes met kenteken [kentekennummer 2] inleveren
2.8.
Op zitting is duidelijk geworden dat de Mercedes met het kenteken [kentekennummer 1] de dag voor de zitting bij Hiltermann is ingeleverd. De vorderingen die zien op het inleveren van deze auto worden daarom afgewezen. [gedaagde] heeft op de zitting aangegeven dat de Mercedes met het kenteken [kentekennummer 2] total loss is en ergens staat gestald. De verzekeraar is op de hoogte gesteld, maar Hiltermann wist op de zitting nog van niets. [gedaagde] heeft niet aangegeven dat zij niet in staat is de auto aan Hiltermann af te geven. De vorderingen die hierop zien zullen daarom worden toegewezen. De kantonrechter stelt de dwangsom per dag en het maximum vast op een bedrag dat de kantonrechter redelijk vindt. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden totdat de auto is ingeleverd en door Hiltermann is verkocht, zoals [gedaagde] heeft verzocht.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.9.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 1.384,51 toegewezen. De kantonrechter zal de vergoeding matigen tot het bedrag waarop Hiltermann recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv), zoals [gedaagde] heeft bepleit. Hiltermann heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
[gedaagde] moet rente betalen
2.10.
De door Hiltermann geëiste contractuele rente van 1,5% per maand wordt toegewezen. Op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden moet deze rente betaald worden als enig bedrag dat op grond van de overeenkomst is verschuldigd niet op tijd wordt betaald. Betaling van het hele leasebedrag volgt uit de overeenkomst en daarom moet over de hele hoofdsom contractuele rente betaald worden.
Kosten inname van de auto en kosten aangifte worden afgewezen
2.11.
[gedaagde] betwist dat deze kosten op voorhand al begroot en toegewezen kunnen worden. Hiltermann heeft hier verder niet op gereageerd. Deze kosten worden daarom afgewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Hiltermann moet betalen op € 115,84 aan dagvaardingskosten, € 1.409,00 aan griffierecht, € 1.630,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 815,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 3.289,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat de leaseovereenkomsten tussen de partijen voor de auto’s met kenteken [kentekennummer 1] en [kentekennummer 2] zijn ontbonden;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] de auto met kenteken [kentekennummer 2] binnen 72 uur nadat dit vonnis is betekend af te geven aan Hiltermann of aan iemand die door Hiltermann is aangewezen en bepaalt dat als [gedaagde] dit niet doet [gedaagde] aan Hiltermann een dwangsom moet betalen van € 1.500,00 per dag met een maximum van € 45.000,00;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hiltermann € 61.506,90 te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 60.950,77 vanaf 10 september 2024 tot de dag dat volledig is betaald en bepaalt dat als de auto(’s) door Hiltermann wordt/worden verkocht, de verkoopopbrengst hierop in mindering wordt gebracht;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hiltermann te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.384,51;
3.5.
veroordeelt gedaagde om aan Hiltermann te betalen € 859,10 aan kosten als gedaagde de auto niet op tijd afgeeft en Hiltermann deze moet innemen;
3.6.
veroordeelt gedaagde om aan Hiltermann te betalen € 211,75 aan kosten als gedaagde de auto niet op tijd afgeeft en Hiltermann aangifte moet doen bij de politie;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hiltermann tot vandaag worden vastgesteld op € 3.289,84;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64266