ECLI:NL:RBROT:2025:8487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
10991158 \ CV EXPL 24-1202 eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake meerwerk en betaling in verbouwingszaak tussen eiseres en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], handelend onder de naam [bedrijf 1], en [gedaagde]. De zaak betreft een overeenkomst voor verbouwingswerkzaamheden waarbij [eiseres] meerwerk heeft uitgevoerd dat door [gedaagde] werd betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voldoende bewijs heeft geleverd dat het meerwerk, waaronder werkzaamheden van een tegelzetter, loodgieter en timmerbedrijf, is overeengekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] een bedrag van € 18.043,22 inclusief btw aan [eiseres] moet betalen, evenals incassokosten van € 955,43 en proceskosten van € 3.402,49. De rente over deze bedragen is ook toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. D. van Dooren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10991158 \ CV EXPL 24-1202
datum uitspraak: 19 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres], handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
vestigingsplaats: Gorinchem,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. Polet,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Gorinchem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W. Huijzer.
De partijen worden ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis van 11 juli 2024 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte overlegging nadere producties van [eiseres] , met producties;
  • het proces-verbaal van het op 9 december 2024 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] ;
  • de brief van [gedaagde] van 15 januari 2025 waarin hij afziet van contra-enquête;
  • de conclusie na enquête van [eiseres] ;
  • de conclusie na enquête van [gedaagde] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 11 juli 2024 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen dat vast is komen te staan dat [eiseres] met [gedaagde] (en dus niet met [bedrijf 2] ) een overeenkomst heeft gesloten om verbouwingswerkzaamheden uit te voeren en dat daarom het geoffreerde bedrag van € 12.784,56 (inclusief btw) voor toewijzing gereed ligt. Aan [eiseres] is daarnaast het bewijs opgedragen van haar stelling dat partijen het in de factuur van 20 februari 2023 gefactureerde meerwerk ter hoogte van € 5.258,66 (inclusief btw) met elkaar zijn overeengekomen.
2.2.
[eiseres] heeft ter voldoening van de bewijsopdracht meerdere producties overgelegd en twee getuigen laten horen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] erin is geslaagd om bewijs te leveren dat partijen het meerwerk zijn overeengekomen. Hierna wordt per post uitgelegd waarom.
Meerwerk tegelzetter
2.3.
Het meerwerk van de tegelzetter ziet er volgens [eiseres] op dat de tegelvloer in het restaurant is gelegd met kleinere tegels dan eerder was overeengekomen, dat de marmoleumvloer is verwijderd ondanks dat in de offerte ervan was uitgegaan dat deze bleef liggen en dat de nieuwe toiletruimte moest worden betegeld en afgekit, wat in de offerte niet was overeengekomen. In de factuur van 20 februari 2023 is het meerwerk van de tegelzetter als volgt weergegeven:
Meerwerk tegelzetter arbeid en materiaal:
- Meerprijs facet tegels € 250,00
- 16m² wandtegels extra geplaatst € 640,00
- Kitwerk € 125,00
- Verwijderen marmoleum € 170,00
- Parkeerkosten tegelzetter € 104,00
2.4.
Wat betref de post ‘meerprijs facet tegels’ stelt dat kantonrechter vast dat [gedaagde] in zijn conclusie na enquête niet langer heeft betwist dat hij opdracht heeft gegeven om kleinere vloertegels te plaatsen dan aanvankelijk was overeengekomen en dat daarvoor door de tegelzetter een meerprijs van € 250,- is genoemd. Dit betekent dat vast is komen te staan dat partijen het meerwerk van de facet tegels zijn overeengekomen.
2.5.
[eiseres] heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de posten ‘16m² wandtegels extra geplaatst’ en ‘kitwerk’ als zijnde meerwerk met [gedaagde] is overeengekomen. Deze posten zien op het betegelen van de toiletruimte. In de offerte is opgenomen dat de nieuwe toiletruimte niet wordt betegeld. Uit de mondelinge verklaring van de tegelzetter, [persoon 1] (hierna: de tegelzetter), volgt dat het betegelen en afkitten van de toiletruimte niet in de aanvankelijke opdracht zat die hij had gekregen van [eiseres] , maar dat hij tijdens zijn werkzaamheden in het restaurant is gevraagd om de toiletruimte te betegelen en daarbij ook af te kitten. Uit de schriftelijke weergave van [eiseres] (productie 12) volgt voorts dat [gedaagde] tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft gevraagd om de toiletruimte alsnog te betegelen en dat toen is aangegeven dat deze werkzaamheden niet in de offerte waren opgenomen en dit meerkosten dus extra kosten met zich meebracht. Dit alles bij elkaar genomen maakt het voldoende aannemelijk dat het meerwerk wat betreft de wandtegels en het kitwerk is overeengekomen. Dat de tegelzetter niet uitdrukkelijk met [gedaagde] heeft gesproken over de prijsverhoging, maakt dit niet anders. [gedaagde] had moeten begrijpen dat het extra betegelen van 16 m² een verhoging van de prijs zou inhouden.
2.6.
Wat betreft de post ‘verwijderen marmoleum’ is de kantonrechter van oordeel dat uit de schriftelijke verklaring en uit de tijdens het getuigenverhoor afgelegde mondelinge verklaring van de tegelzetter voldoende volgt dat de tegelzetter op verzoek van [gedaagde] de marmoleumvloer heeft verwijderd. De tegelzetter heeft namelijk verklaard dat de vloer los lag en hij had aangegeven dat hij niet de verantwoordelijkheid op zich zou nemen om over een losse vloer te tegelen en dat het marmoleum verwijderd zou moeten worden. Volgens de tegelzetter heeft [gedaagde] vervolgens geantwoord: “Dat moeten wij dan maar zo doen.”. Gelet op deze verklaring van de tegelzetter in samenhang bezien met de offerte waarin is opgenomen dat de tegels over de linoleumvloer zouden worden gelegd, is voldoende aannemelijk dat tussen partijen is overeengekomen dat het meerwerk van het verwijderen van de marmoleumvloer verricht zou worden. Dat de tegelzetter in zijn verklaringen niet uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij de marmoleumvloer daadwerkelijk heeft verwijderd, maakt niet dat het meerwerk niet is overeengekomen. [gedaagde] heeft immers niet eerder het standpunt ingenomen dat deze werkzaamheden niet verricht waren door de tegelzetter en [gedaagde] heeft evenmin zijn standpunt onderbouwd dat hij de marmoleumvloer zelf heeft verwijderd.
2.7.
De parkeerkosten van de tegelzetter zijn eveneens toewijsbaar nu op de offerte staat dat parkeerkosten niet in de offerte zijn opgenomen en in de eindfactuur zullen worden opgenomen wanneer de totale kosten bekend zijn.
Meerwerk loodgieter
2.8.
Volgens [eiseres] ziet het meerwerk van de loodgieter op het verplaatsen en bevestigen van een boiler en het aanleggen van een warm- en koud watervoorziening met afvoer voor een extra wastafel in het restaurant. In de factuur van 20 februari 2023 is het meerwerk van de loodgieter als volgt weergegeven:
Meerwerk loodgieter arbeid en materiaal:
- Warm en koud water en afvoer (tussenwand) € 350,00
- Demonteren en monteren boiler € 350,00
- Parkeerkosten loodgieter
2.9.
Hoewel de loodgieter, [persoon 2] (hierna: de loodgieter), tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard dat hij niet zelf met [gedaagde] heeft besproken dat de hiervoor genoemde posten meerwerk betroffen, omdat hij factureert aan [eiseres] , heeft de loodgieter (zowel tijdens het getuigenverhoor als in zijn schriftelijke verklaring) wel verklaard dat deze posten bovenop zijn aanvankelijke opdracht van [eiseres] kwamen. Gelet op deze verklaring van de loodgieter, in samenhang bezien met de offerte waarin deze werkzaamheden niet zijn opgenomen, is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van overeengekomen meerwerk. Daarbij weegt ook mee dat uit de schriftelijke weergave van [eiseres] (productie 12) volgt dat [gedaagde] tijdens de uitvoering van de werkzaamheden heeft gevraagd om de boiler te verplaatsen en een warm- en koud waterkraan en afvoer te plaatsen voor een nieuwe wastafel en dat [eiseres] toen heeft aangegeven dat deze werkzaamheden niet in de offerte waren opgenomen en dit meerwerk dus extra kosten met zich meebracht.
Meerwerk Timmerbedrijf
2.10.
[eiseres] stelt ook zelf meerwerk te hebben verricht, namelijk het plaatsen van een tussenwand met draaideur, het plaatsen van het regelwerk achter de afzuigkap en het plaatsen van trespaplaten. In de factuur van 20 februari 2023 is het meerwerk van [eiseres] als volgt weergegeven:
Meerwerk [eiseres] arbeid en materiaal: € 2.257,00
- Tussenwand met draaideur maken
- Regelwerk achter afzuigkap
- Leveren en aanbrengen Trespa
- Kitwerk Trespa
- Parkeerkosten [eiseres] ” € 100,00
2.11.
Wat de post ‘Regelwerk achter afzuigkap’ betreft volgt uit de door [eiseres] overgelegde WhatsApp-berichten tussen [persoon 3] en [gedaagde] voldoende dat partijen het meerwerk zijn overeengekomen. [gedaagde] vraagt hierin immers op 12 januari 2023: “
Goedenavond [persoon 3] .. kun jij uiterlijk vrijdag einde dag een raamwerk maken voor de afzuigkap i.v.m. de uitstekende riool buis op die plek. Met dezelfde balken waar je de wand mee gemaakt heb.”
2.12.
Wat de post ‘Tussenwand met draaideur maken’ en de posten ‘Leveren en aanbrengen Trespa’ en ‘Kitwerk Trespa’ betreft is de kantonrechter van oordeel dat uit de door [eiseres] overgelegde WhatsApp-berichten tussen [persoon 3] en [gedaagde] ook voldoende volgt dat partijen het meerwerk mondeling zijn overeengekomen. In de WhatsApp-berichten gaat [gedaagde] immers in op vragen van [eiseres] over de maten van de trespaplaten. Op 1 februari 2023 vraagt [persoon 3] namelijk aan [gedaagde] : “
Je zou de maten van de trespa doorgeven??”. Hierop antwoordt [gedaagde] : “
Klopt je kunt gewoon de maten aanhouden zoals laatste foto.” Daaruit volgt voldoende dat [gedaagde] akkoord was met het meerwerkzaamheden die zagen op de Trespaplaten. Ook volgt uit de WhatsApp-berichten dat partijen het meerwerk van de tussenwand met draaideur zijn overeengekomen, want [gedaagde] vraagt op 1 februari 2023 aan [persoon 3] om een raamwerk te maken voor de afzuigkap: “
Met dezelfde balken waar je de wand mee gemaakt heb.”. Ook zijn er berichten over het doorgeven van de maten van wand. Dit bevestigt dus de stelling van [eiseres] dat partijen mondeling het maken van de tussenwand met draaideur zijn overeengekomen.
2.13.
De parkeerkosten van de loodgieter zijn eveneens toewijsbaar (zie r.o. 2.7).
Prijs meerwerk
2.14.
In het tussenvonnis is al overwogen (rechtsoverweging 2.15) dat [gedaagde] de door [eiseres] in rekening gebrachte prijs van het meerwerk niet heeft betwist en dat hij evenmin (gemotiveerd) heeft betwist dat dit een redelijke prijs is, zodat als na bewijslevering vast komt te staan dat partijen het door [eiseres] gestelde meerwerk of een deel daarvan zijn overeenkomen, de kantonrechter de op de factuur daarbij behorende prijzen zal toewijzen. Voor zover [gedaagde] de hoogte van het meerwerk in zijn conclusie na enquête dus alsnog betwist, is hij hiermee te laat. Bovendien heeft [gedaagde] zijn betwisting ook niet onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
[gedaagde] moet een bedrag van € 18.043,22 inclusief btw betalen
2.15.
Gelet op het voorgaande en gelet op wat al is overwogen in het tussenvonnis is de conclusie dat de gehele factuur van 20 februari 2023 van [eiseres] toewijsbaar is. Dit betekent dat [gedaagde] veroordeeld wordt om een bedrag van € 18.043,22 aan [eiseres] te betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 955,43 betalen
2.16.
De incassokosten van € 955,43 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.17.
De rente wordt toegewezen omdat [eiseres] voldoende heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. [eiseres] eist de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW), maar die is niet van toepassing. [eiseres] heeft namelijk onvoldoende gesteld dat [gedaagde] moet betalen op basis van een handelsovereenkomst. Daarom wordt de rente toegewezen op basis van artikel 6:119 BW.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 1.409 aan griffierecht, € 1.421,- aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punten x € 406,-), € 323,95 aan taxe getuigen en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 3.402,49. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 18.998,65 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 18.043,22 vanaf 22 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 3.402,49 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
31688