Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/165249-24.
4.Waardering van het bewijs
hij
in de periode van 17 maart 2025 tot en met 19 maart 2025, te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
voorwerpen, te weten een grote hoeveelheid luxe goederen,
verzorgingsproducten en cosmetische producten, (met een totaalwaarde van ongeveer 36.000,00 euro), voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf of uit enig eigen misdrijf.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: de geldtelmachine;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 26 augustus 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) maanden.
hij
op of omstreeks 17 maart 2025 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in Nederland
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
hij
in of omstreeks de periode van 17 maart 2025 tot en met 19 maart 2025, te
Rotterdam, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer voorwerp(en), te weten een grote hoeveelheid luxe goederen,
verzorgingsproducten en/of cosmetische producten, althans een of meerdere
goed(eren) (met een totaalwaarde van ongeveer 36.000,00 euro),
voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit/deze goeder(en), althans voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig misdrijf of uit enig eigen misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )