ECLI:NL:RBROT:2025:8402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
10/247229-24 10/182242-23 22/001125-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging voor belaging

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 24 juli 2024 tot en met 30 juli 2024, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door herhaaldelijk contact met haar te zoeken via WhatsApp, e-mail en telefoongesprekken, ondanks dat het slachtoffer had aangegeven geen contact meer te willen. De verdachte heeft ook geprobeerd het slachtoffer financieel te beïnvloeden door kleine bedragen over te maken met bijbehorende berichten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd, conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 9.333,93 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/247229-24
Parketnummers vorderingen TUL: 10/182242-23; 22/001125-22
Datum uitspraak: 10 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [naam PI] ,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging, primair ongemaximeerd, subsidiair gemaximeerd, met daarbij oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/182242-23 en tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/001125-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dit allereerst omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte met de berichten die hij de aangeefster via WhatsApp verstuurde, een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster heeft gemaakt. Er was namelijk sprake van wederzijds contact tussen de verdachte en de aangeefster. Hetzelfde geldt ten aanzien van het veelvuldig bellen. Verder kan niet worden bewezen dat de verdachte zich in, bij of rondom de woning van de aangeefster heeft begeven. Tot slot kan de startdatum van de ten laste gelegde periode niet worden bewezen, maar hooguit een periode van 25 tot en met 30 juli 2024.
Subsidiair heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit van het derde, vierde en zesde gedachtestreepje van het ten laste gelegde feit, om dezelfde redenen als hierboven vermeld. Ten aanzien van de overige gedachtestreepjes wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Van belaging (stalking) is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander stelselmatig lastigvalt waardoor inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De kern van het in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) neergelegde verbod bestaat uit de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Stelselmatigheid veronderstelt een herhaling van gedragingen, zoals iemand herhaaldelijk lastigvallen; dit kan door een en dezelfde activiteit, maar dit kan ook gevormd worden door de combinatie van verschillende gedragingen.
Vast staat dat de verdachte en de aangeefster een relatie hebben gehad en dat deze relatie in de ten laste gelegde periode in ieder geval was beëindigd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er in de nacht van 24 op 25 juli 2024 een discussie is ontstaan via WhatsApp tussen de verdachte en de aangeefster. In die berichten geeft de aangeefster duidelijk aan dat zij met rust gelaten wil worden. Vanaf dat moment stuurt de verdachte de aangeefster meerdere WhatsApp-berichten waaronder naar de werktelefoon van de aangeefster, belt hij haar meerdere keren en stuurt hij haar meerdere e-mailberichten. Ook stuurt hij een vriend van de aangeefster veelvuldig berichten en spraakmemo’s via WhatsApp. De berichten naar de aangeefster stuurt hij vanaf verschillende e-mailadressen en verschillende mobiele telefoonnummers. Ook maakt hij naar de aangeefster meerdere keren een klein geldbedrag (€ 0,01) over, met daarbij een boodschap aan de aangeefster. Dit omdat – zo verklaart de verdachte ter zitting – de aangeefster hem had geblokkeerd op andere kanalen, en hij haar wilde spreken. De inhoud van al deze berichten varieert van het proberen te bewegen van de aangeefster tot het opnemen van contact met de verdachte, tot scheldpartijen en het zwartmaken van de aangeefster. Ook blijkt uit de berichten van de verdachte dat hij zich bij de woning van de aangeefster begaf. Hij maakt daarin immers opmerkingen waaruit blijkt dat hij aangeefster in haar woning observeerde. Tot slot had de verdachte een applicatie op zijn telefoon waarmee hij in de gaten kon houden wanneer de aangeefster online dan wel offline was op WhatsApp, ook als zij hem had geblokkeerd.
De rechtbank is op basis van de hiervoor genoemde vaststellingen en de bewijsmiddelen van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer kan worden gesproken in de ten laste gelegde periode. Uit de gedragingen komt naar voren dat de verdachte op indringende, intensieve en obsessieve wijze heeft geprobeerd met de aangeefster in contact te komen.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de gedragingen van de verdachte die zien op het sturen van de WhatsApp-berichten en de oproepen, geen inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, omdat niet zou kunnen worden vastgesteld dat deze niet gewenst waren omdat er sprake was van wederzijds contact. De aangeefster heeft herhaaldelijk aan de verdachte te kennen gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn. Daarnaast blokkeerde de aangeefster het telefoonnummer van de verdachte. Uit het dossier volgt bovendien dat de aangeefster in het overgrote deel van de gevallen niet reageert op de gedragingen van de verdachte. Dat aangeefster in incidentele gevallen wel reageert, kan worden verklaard uit het feit dat een slachtoffer van stalking zal proberen om de stalking te laten stoppen. Dit is ook gebleken uit de voorgedragen slachtofferverklaring van de aangeefster op de terechtzitting. Dat maakt niet dat daarmee het belastende en bedreigende karakter van de veel grotere aantallen contactpogingen vanuit de verdachte wordt verminderd.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 24 juli 2024 tot en met 30 juli 2024 in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door:
- meermaals (kleine) geldbedragen over te maken naar de
bankrekening van die [slachtoffer] en daarbij teksten/berichten te plaatsen en
- veelvuldig e-mailberichten naar die [slachtoffer] te sturen en
- veelvuldig berichten via WhatsApp naar die [slachtoffer] te sturen en
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer] en
- contact te zoeken via derden en
- zich bij/rondom de woning van die [slachtoffer] te begeven en
- via een app in de gaten te houden wanneer die [slachtoffer] online en /of offline is op
WhatsApp,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft op verschillende manieren veelvuldig en indringend contact met haar gezocht. De verdachte is bovendien nog doorgegaan met dit gedrag nadat het slachtoffer hem te kennen heeft gegeven geen contact meer te willen en hem te hebben geblokkeerd. Daarnaast hield de verdachte door middel van een applicatie op zijn telefoon in de gaten wanneer het slachtoffer online dan wel offline was op WhatsApp, ook nadat zij hem op WhatsApp had geblokkeerd.
Door aldus te handelen, heeft de verdachte de grens van het toelaatbare ver overschreden en stelselmatig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Stalking wordt als buitengewoon beangstigend en bedreigend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van het slachtoffer. Daarin geeft zij aan nog steeds te kampen met de psychische gevolgen van het feit. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij daarvoor nog in twee proeftijden liep.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een maatregelenrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De reclassering adviseert negatief over TBS met voorwaarden. Zij ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Allereerst omdat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is. Om de geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek en middelenafhankelijkheid te kunnen behandelen, adviseren de psychiater en psycholoog een langdurige opname in een forensisch psychiatrische intramurale setting, waarbij het gebruik van communicatiemiddelen moet worden beperkt. Dit is niet mogelijk binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Daarnaast is er een te hoog risico op recidive en onttrekking. De verdachte kent een geschiedenis van schenden van voorwaarden en het plegen van delicten tijdens lopend toezicht en proeftijden. Daarbij heeft hij nog geen behandeling gevolgd die hem heeft geleerd hoe hij in het vervolg niet direct zal terugvallen in delictgedrag. Zonder een langdurige opname waarin het gebruik van communicatiemiddelen kan worden beperkt, is de reclassering niet in staat om het risicomanagement vorm te geven. Tot slot is er geen intrinsieke motivatie voor behandeling. De verdachte externaliseert, bagatelliseert en ontkent delen van zijn problematiek.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken, een stoornis in het gebruik van alcohol, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving, en een stoornis in het gebruik van cocaïne, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op stalking (van aangeefster of toekomstige andere slachtoffers) op korte, lange en middellange termijn wordt als hoog ingeschat, waarbij op lange termijn potentiële slachtoffers personen zijn die (in de ogen van de verdachte) het contact met hem verbreken en door wie hij zich hierbij verlaten en gekrenkt voelt.
Er wordt een delict patroon gezien bij de verdachte, aangezien de verdachte in het verleden ook al meerdere malen is veroordeeld vanwege belaging. In relaties is de verdachte op zichzelf gericht en kan hij zich opdringen in het contact met anderen. Er is een patroon van aantrekken en afstoten, passend bij zijn persoonlijkheidsproblematiek. Wanneer de verdachte het gevoel krijgt dat anderen hem bedriegen of als minderwaardig zien, is hij krenkbaar en eist hij antwoorden en opheldering. Hij gaat hierbij over andermans grenzen. De verdachte kan zich dan nauwelijks inleven en hij heeft een gebrekkige gewetensfunctie. Hij is wantrouwend en voelt zich emotioneel tekortgedaan. De verdachte kan hier geen weerstand tegen bieden. Wanneer hij dreigt te worden verlaten door zijn partner, voelt hij zich emotioneel leeg en gekrenkt. Vanuit zijn persoonlijkheidspathologie is de verdachte gevoelig voor deze krenking en heeft hij deze afwijzing niet kunnen verdragen. Hij ziet zichzelf als weldoener en heeft de overtuiging gehad ergens recht op te hebben. De verdachte reageert dwangmatig en rigide. Hij bijt zich er helemaal in vast en raakt emotioneel overspoeld. Als gevolg hiervan gaat de verdachte stalkingsgedrag vertonen en voelt hij geen rem meer. De verdachte is impulsief en heeft problemen met zijn agressieregulatie. De verdachte heeft een gebrek aan adequate coping mechanismen om met deze gevoelens om te gaan, en vervalt hierdoor in het gebruik van middelen. Het middelengebruik verhoogt de impulsiviteit bij de verdachte. Er zijn aanwijzingen dat
de verslavingsproblematiek van de verdachte dermate ernstig is, dat hij vermoedelijk
niet af kan zien van het gebruik.
Het advies is aan de verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Alleen in dat kader zal de kern van zijn problematiek behandeld kunnen worden. De verdachte heeft een hoog beveiligingsniveau nodig om de behandeling voldoende veilig te kunnen waarborgen. Ook in het belang van de verdachte is een langdurige, effectieve en doelmatige behandeling geïndiceerd, zodat hij optimaal kan profiteren van deze behandeling gezien de complexe problematiek. Vanwege het hoge recidiverisico is de kans groot dat de verdachte opnieuw tot delictgedrag zal overgaan, als de behandeling niet voldoende lang en intensief zal zijn, zoals bij TBS met voorwaarden . Daarnaast zal de verdachte binnen een kader als TBS met voorwaarden mogelijk vrij snel toegang kunnen krijgen tot communicatiemiddelen. De inschatting is dat de verdachte eerst langdurig intensieve behandeling nodig zal hebben om te voorkomen dat betrokkene direct overgaat tot delictgedrag, gezien het hoge risico op stalkingsgedrag op korte termijn, wanneer hij toegang krijgt tot communicatiemiddelen.
Daarbij adviseert de psychiater om bij een gemaximeerde TBS met dwangverpleging een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) op te leggen conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Na ommekomst van de TBS-maatregel kan de verdachte in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering, indien binnen de duur van TBS met dwangverpleging het behandelrendement tekortschiet.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 mei 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Ook de psycholoog stelt vast dat er bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken en een stoornis in alcohol- en cocaïnegebruik (waarvan de mate en ernst onduidelijk zijn). De gestoorde functies in zijn (persoonlijkheids)functioneren hebben invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Er is sprake van een hoog recidiverisico voor wat betreft belaging en een gemiddeld tot hoog risico op stalkinggeweld. Ook is er een gemiddeld tot hoog risico op psychosociale schade bij de verdachte. Bij alle domeinen is te zien dat zijn problematiek van invloed is hierop. Zo is er sprake van een krenkbaar zelfbeeld in combinatie met een bepaalde afhankelijkheid van anderen, impulsiviteit, een tekortschietende controle hierop, gebrekkige emotionele controle, middelenmisbruik, cognitieve vervormingen, de gedachte recht te hebben op bijvoorbeeld een gesprek en een tekortschietende motivatie voor behandeling. Al deze factoren, passend bij de beschreven stoornissen, verhogen het recidiverisico. Een intensieve en langdurige behandeling (meer dan een jaar) wordt geadviseerd, met een start met een klinische opname, ook vanwege het ontbreken van een op dit moment passende (woon)omgeving. Ook na de klinische opname wordt verwacht dat een ambulante behandeling en begeleiding bij verdere resocialisatie nodig is. De klinische en ambulante behandeling dienen zich te richten op enerzijds het benadrukken van de persoonlijke kosten bij voortzetting van zijn gedrag en anderzijds op het in beeld brengen van (de gevolgen van) de hechtingsvoorgeschiedenis, de afhankelijkheid in relaties en preoccupatie met partners, cognitieve vervormingen, zelfbeeld, emotionele disregulatie en cognitieve starheid en het behandelen hiervan. Een delict analyse kan hierbij niet ontbreken, evenals aandacht voor het (stoppen met) middelengebruik. Ook het verbeteren van vaardigheden en verdere resocialisatie (netwerk, passende dagbesteding, wonen) zal onder de aandacht moeten komen in een behandeling.
Het advies is aan de verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging met aansluitend een GVM op te leggen. Met name vanwege het eerder niet geprofiteerd hebben van (verschillende) behandelingen, meerdere malen schorsingsvoorwaarden overtreden hebben, een verschil van inzicht omtrent benodigde interventies, het ageren tegen een TBS-maatregel en dus ook tegen TBS met voorwaarden, de zeer ambivalente behandelmotivatie, het niet goed erkennen van recidiverisico en het mogelijk kunnen kiezen voor het uitzitten van een (deels) voorwaardelijk straf, worden een (deels) voorwaardelijke straf met voorwaarden en een TBS met voorwaarden niet als haalbaar ingeschat. Met de TBS met dwangmaatregel kan vanaf het begin veel toezicht en controle uitgeoefend worden en is er veel tijd om de chronische problematiek aan te pakken, waarbij het beperkte besef en inzicht minder een risico vormt voor het voortijdig afbreken van de behandeling. Er wordt geadviseerd om bij dit kader te denken aan een beveiligingsniveau zoals een FPK, in een kliniek waarbij vrijheden opgebouwd worden en in eerste instantie geen beschikking is over een telefoon en/of internet.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De bewezenverklaarde feiten worden dus in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
TBS met dwangverpleging
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Door de verdediging is verzocht een contra-expertise uit te laten voeren, nu de verdachte zich niet kan verenigen met hetgeen door de deskundigen wordt beweerd over zijn middelengebruik en omdat de deskundigen op dit punt niet eenduidig rapporteren. Ook rapporteren de deskundigen niet eenduidig over de reden van het negatieve advies ten aanzien van TBS met voorwaarden. De rechtbank is echter van oordeel dat de rapporten van de deskundigen duidelijk en inzichtelijk zijn en dat zij tevens in essentie met elkaar in overeenstemming zijn waar het gaat om de stoornis van de verdachte, de toerekeningsvatbaarheid, het recidiverisico en het advies tot TBS met dwangverpleging. De rechtbank acht zich derhalve voldoende geïnformeerd. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om een contra-expertise te gelasten en dus wordt dat verzoek afgewezen.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Nu het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd geen misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling en dat de verdachte langdurig onder toezicht dient te staan om de veiligheid van anderen te beschermen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen gegevensdragers verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen telefoontoestel van het merk Samsung ( [beslagnummer 1] ), het in beslag genomen telefoontoestel ( [beslagnummer 2] ) en de in beslag genomen computer van het merk Medion Akoya E6421 ( [beslagnummer 3] ) zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van € 8.333,93 aan materiële schade en vergoeding van € 1.750,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2.
Standpunt verdediging
Nu de raadsman vrijspraak van het ten laste gelegde feit heeft bepleit, is door de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging allereerst verzocht het immateriële deel van de vordering te matigen, nu de belaging van een kortere duur is geweest dan de aangedragen zaken waarmee dit deel van de vordering van de benadeelde partij is onderbouwd. Ten aanzien van het materiële deel van de vordering heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij met betrekking tot het gedeelte dat ziet op het eigen risico van 2025 niet-ontvankelijk te verklaren, nu dit onvoldoende is onderbouwd. Ook met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de verhuiskosten dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu ook deze post onvoldoende is onderbouwd en de belaging daarnaast niet van dusdanige aard is geweest dat verhuizing noodzakelijk was.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2025 (de datum van dit vonnis).
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter zake van schadevergoeding een bedrag betalen van € 9.333,93, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.
Uitspraak waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 april 2023 in de zaak met parketnummer 22/001125-22, is de verdachte ter zake van belaging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte groot 130 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 april 2023.
Daarnaast is de verdachte bij vonnis van 7 november 2023 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/182242-23, ter zake van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 15 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 november 2023.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de verdachte er baat bij heeft zo spoedig mogelijk behandeld te worden.
10.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het arrest en het vonnis en voor het einde van beide proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het arrest en het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zullen de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging worden toegewezen en zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het arrest aan de verdachte opgelegde straf en van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 38z en 285b het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
het telefoontoestel van het merk Samsung ( [beslagnummer 1] );
het telefoontoestel ( [beslagnummer 2] );
de computer van het merk Medion Akoya E6421 ( [beslagnummer 3] );
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 9.333,93 (zegge: negenduizend driehonderddrieëndertig euro en drieënnegentig eurocent), bestaande uit € 8.333,93 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 9.333,93 (zegge: negenduizend driehonderddrieëndertig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 9.333,93 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
81 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 130 dagen, van het bij arrest van 13 april 2023 van het Gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 14 dagen, van de bij vonnis van 7 november 2023 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en T.J. Roest Crollius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2024 tot en met 30 juli 2024 te Rotterdam
en/of Schiedam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door:
- meermaals, althans eenmaal, (kleine) geldbedragen over te maken naar de
bankrekening van die [slachtoffer] en daarbij teksten/berichten te plaatsen en/of
- veelvuldig e-mailberichten naar die [slachtoffer] te sturen en/of
- veelvuldig berichten via WhatsApp naar die [slachtoffer] te sturen en/of
- veelvuldig te bellen naar die [slachtoffer] en /of
- contact te zoeken via derden en/of
- zich in /bij/rondom de woning van die [slachtoffer] te begeven en/of
- via een app in de gaten te houden wanneer die [slachtoffer] online en /of offline is op
WhatsApp,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )