ECLI:NL:RBROT:2025:8391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/10/685 141 / HA ZA 24/750
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in internationaal goederenvervoer onder het CMR-verdrag met betrekking tot niet afgeleverde zendingen van zonnepanelen

In deze zaak heeft Logwise Transport B.V. een vordering ingesteld tegen UAB Baltic Transline en BTL Group UAB wegens aansprakelijkheid voor niet afgeleverde zendingen van zonnepanelen. De rechtbank Rotterdam heeft op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de aansprakelijkheid van Baltic Transline onder het CMR-verdrag aan de orde kwam. De rechtbank oordeelde dat Baltic Transline aansprakelijk is voor het verlies van de zendingen, die niet op de plaats van bestemming zijn afgeleverd. Logwise vorderde een schadevergoeding van in totaal € 368.552,93, vermeerderd met rente en kosten. Baltic Transline betwistte de vordering op verschillende gronden, waaronder de vorderingsgerechtigdheid van Logwise en de hoogte van de schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat Logwise vorderingsgerechtigd is en dat de schade voldoende is onderbouwd. De vordering tegen BTL Group werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze partij aansprakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van Logwise volledig toegewezen ten aanzien van Baltic Transline, inclusief de incassokosten en rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685 141 / HA ZA 24/750
Vonnis van 25 juni 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
LOGWISE TRANSPORT B.V.
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat mr. M.A.J.G. Janssen te ‘s-Hertogenbosch,
tegen

1.UAB BALTIC TRANSLINE

en
2. BTL GROUP UAB
beide gevestigd te Kaunas, Litouwen,
gedaagden,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Logwise, Baltic Transline en BTL Group worden genoemd. Gedaagden tezamen worden aangeduid als Baltic Transline c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 15 januari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord met producties B-2 en B-3;
  • de brief van de rechtbank van 7 maart 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 1 mei 2025 van Logwise met het verzoek om de zaak tegen gedaagde (3) ERGO Insurance SE Lietuvos Filialas af te splitsen en naar de parkeerrol te verwijzen;
  • de e-mail van de rechtbank van 2 mei 2025 waarbij is meegedeeld dat de rolrechter de zaak tegen ERGO Insurance SE Lietuvos Filialas heeft verwezen naar de parkeerrol per 1 april 2026, hetgeen is op te vatten als een splitsing;
  • de e-mail van 23 mei 2025 van Logwise met producties L19a, L19b en L19c;
  • de mondelinge behandeling van 6 juni 2025 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van Logwise en Baltic Transline c.s.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
LONGi (Netherlands) Trading B.V. (hierna: LONGi) en Trina Solar (Schweiz) AG (hierna: Trina Solar) leveren zonnepanelen. OOCL Logistics (Europe) Limited (hierna: OOCL) en HIH International Logistics Co., Limited (hierna: HIH) regelen onder andere het vervoer van zonnepanelen voor LONGi respectievelijk Trina Solar in Europa.
2.2.
Logwise heeft zich voor de orders [ordernummer 1] en [ordernummer 2] jegens OOCL en voor de orders [ordernummer 3] en [ordernummer 4] jegens HIH verbonden tot het (doen) vervoeren van vier ladingen met zonnepanelen over de weg van Nederland naar Italië (hierna: de zendingen).
2.3.
In mei 2023 heeft Logwise aan Baltic Transline opdracht gegeven voor het vervoer van de zendingen.
2.4.
Baltic Transline heeft KMLogistics K. Kuczur M. Rosinski Spólka Jawna (hierna: KMLogistics) als ondervervoerder ingeschakeld voor de zendingen.
2.5.
De zendingen zijn niet op de plaats van bestemming afgeleverd.
2.6.
Op 26 april 2024 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van Baltic Transline in totaal € 175.792,00 overmaakt op de derdenrekening van de raadsman van Logwise.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
2.7.
Dit is een internationale zaak, omdat Logwise in Nederland is gevestigd en Baltic Transline c.s. in Litouwen en het gaat om internationaal goederenvervoer (van zonnepanelen) over de weg. De rechtbank moet daarom ambtshalve haar bevoegdheid en het toepasselijk recht vaststellen.
2.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een vervoersovereenkomst tussen Logwise en Baltic Transline, dat de zendingen over de weg zijn vervoerd en dat zowel de plaats van inontvangstneming als de plaats van aflevering telkens in een bij het CMR-verdrag partij zijnd land zijn gelegen. Het CMR-verdrag is daarom dwingendrechtelijk van toepassing (artikel 1 CMR). Op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht aangezien de zendingen in Nederland in ontvangst zijn genomen.
Ingevolge artikel 110 Rv is de rechtbank Rotterdam bevoegd, omdat Baltic Transline c.s. voor de rechtbank Rotterdam zijn verschenen en geen verweer hebben gevoerd tegen de (relatieve) bevoegdheid van deze rechtbank.
2.9.
De vraag is vervolgens welk recht van toepassing is op de aspecten van de rechtsverhouding tussen partijen voor zover die niet door het CMR worden geregeld.
Het toepasselijk recht dient te worden bepaald aan de hand van Rome I [1] . Op grond van artikel 3 Rome I is Nederlands recht aanvullend op het CMR van toepassing aangezien partijen tijdens de mondelinge behandeling eenstemmig een rechtskeuze hebben gemaakt voor (aanvullend) Nederlands recht.
Wat is de kern?
2.10.
Partijen zijn het erover eens dat Baltic Transline op grond van het CMR aansprakelijk is voor het verlies van de zendingen. Logwise vordert dat Baltic Transline c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade (in totaal € 368.552,93), vermeerderd met CMR-rente en kosten. Bij vermindering van eis heeft Logwise gevorderd dat het bedrag dat reeds is overgemaakt op 26 april 2024 (zie 2.6) in mindering wordt gebracht op de door Baltic Transline c.s. te betalen bedragen volgens de imputatieregels.
2.11.
Baltic Transline c.s. betwisten dat zij het bedrag dat Logwise vordert verschuldigd zijn, omdat: 1) zij betwisten dat het vorderingsrecht nog bij Logwise rust 2) BTL Group niet betrokken is bij het vervoer en in geen rechtsverhouding staat met Logwise, 3) Logwise niet heeft aangetoond dat de zendingen zonnepanelen bevatten van het gestelde merk, 4) Logwise de hoogte van de schade onvoldoende heeft onderbouwd en 5) Logwise medeschuld heeft, danwel haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden.
2.12.
De rechtbank gaat hierna in op de vijf punten die Baltic Transline c.s. hebben aangevoerd en oordeelt dat Logwise vorderingsgerechtigd is, de vordering tegen BTL Group moet worden afgewezen, Logwise haar vordering voldoende heeft onderbouwd en geen sprake is van medeschuld of schending van een schadebeperkingsplicht. De vordering van Logwise wordt dan ook geheel toegewezen ten aanzien van Baltic Transline.
(ad 1) Logwise is vorderingsgerechtigd
2.13.
Baltic Transline c.s. betwisten dat Logwise vorderingsgerechtigd is, omdat volgens hen alles erop wijst dat een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering is afgesloten en daaronder dus ook mogelijk reeds is uitgekeerd. In dat geval ligt het vorderingsrecht bij de verzekeraars van Logwise.
2.14.
Ter zitting heeft Logwise toegelicht dat zij voor deze schade geen dekking heeft onder haar aansprakelijkheidsverzekering en de verzekeraar dus ook niets heeft uitgekeerd, omdat het door Baltic Transline ingeschakelde KMLogistics de opdracht weer heeft uitbesteed via een vrachtbeurs. Als de verzekeraar wel had uitgekeerd, dan had Logwise uiteraard een lastgeving geregeld, aldus Logwise.
2.15.
De rechtbank heeft gezien de toelichting van Logwise geen reden om te twijfelen aan de stelling van Logwise dat haar verzekeraar de schade niet heeft vergoed. De enkele niet onderbouwde suggestie van Baltic Transline c.s. dat “mogelijk is uitgekeerd” geeft onvoldoende indicatie dat dit anders zou zijn. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat Logwise vorderingsgerechtigd is.
(ad 2) Vordering ten aanzien van BTL Group wordt afgewezen
2.16.
Logwise heeft ter zitting gesteld dat zij BTL Group mede heeft gedagvaard, omdat BTL Group op de claims van Logwise heeft gereageerd en om te voorkomen dat Baltic Transline zou gaan betogen dat Logwise had moeten begrijpen dat BTL Group de aan te spreken partij was.
2.17.
Nu uit deze stellingen van Logwise niet volgt – en ook overigens niet is gebleken – op grond waarvan BTL Group aansprakelijk kan zijn voor de schade, heeft Logwise ten aanzien van de vordering die ziet op de BTL Group onvoldoende gesteld om tot (mogelijke) aansprakelijkheid te kunnen komen. De vordering ten aanzien van BTL Group wordt dan ook afgewezen.
(ad 3) Vast staat dat de zendingen zonnepanelen bevatten van het gestelde merk
2.18.
Baltic Transline c.s. betwisten dat de zendingen zonnepanelen bevatten van het gestelde merk, omdat er geen foto’s van de belading, geen laadlijsten en geen verklaringen van het laden van de zendingen zijn.
2.19.
Als onweersproken staat vast dat de zendingen afkomstig zijn van LONGi en Trina Solar, beide gerenommeerde en markt leidende producenten van zonnepanelen en dat de zendingen in ontvangst zijn genomen bij gerenommeerde warehouses. Verder is tussen partijen niet in geschil dat op basis van de CMR vrachtbrieven behorend bij de zendingen vast staat dat de zendingen in goede en complete staat in ontvangst zijn genomen.
Het had dan ook op de weg van Baltic Transline c.s. gelegen om met argumenten te komen op basis waarvan getwijfeld zou kunnen worden aan het feit dat de zendingen zonnepanelen van het gestelde merk bevatten. Nu Baltic Transline c.s. dit niet hebben gedaan, gaat de rechtbank aan deze betwisting als onvoldoende gemotiveerd voorbij.
(ad 4) Logwise heeft de hoogte van de schade ad € 368.552,93 voldoende onderbouwd
2.20.
Baltic Transline c.s. hebben het door Logwise gevorderde schadebedrag betwist en hebben hiertoe aangevoerd dat betaalbewijzen ontbreken en dat Logwise heeft nagelaten om facturen te overleggen die de beweerde goederenwaarde zouden kunnen onderbouwen.
2.21.
Logwise heeft erop gewezen dat zij bij producties L-12 en L-15 reeds had overgelegd: de betaalbewijzen, twee
credit notesvan Trina Solar aan HIH ad beide € 93.880,80 en een
claim invoicevan LONGi aan OOCL ad € 180.792,00.
Verder heeft Logwise voorafgaand aan de zitting bij nadere akte de handelsfacturen van Trina Solar behorend bij de orders [ordernummer 3] en [ordernummer 4] d.d. 20 april 2023 en de handelsfacturen van LONGi behorend bij orders [ordernummer 1] en [ordernummer 2] d.d. 18 april 2023 in het geding gebracht.
2.22.
Op grond van artikel 23 CMR moet de schadevergoeding in geval van verlies van de goederen worden berekend naar de waarde van de goederen op de plaats en het tijdstip van de inontvangstneming. Gebruikelijk is om bij de schadebegroting aan te sluiten bij de factuurwaarde van de goederen. Volgens de door Logwise overgelegde handelsfacturen van Trina Solar en LONGi hadden de zonnepanelen van de zendingen in totaal een waarde van € 462.434,40. De
credit notesen
claim invoicevan Trina Solar en LONGi bedragen in totaal € 368.553,60. Uit de betaalbewijzen die Logwise heeft overgelegd blijkt dat in totaal (€ 187.761,60 door Logwise aan HIH + € 180.792,00 door OOCL aan LONGi = ) € 368.553,60 is betaald. Baltic Transline c.s. hebben hier niets tegenin gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Logwise dan ook haar stelling dat de schade die vergoed dient te worden in totaal € 368.552,93 bedraagt voldoende onderbouwd.
(ad 5) Geen sprake van medeschuld / schending schadebeperkingsplicht
2.23.
Baltic Transline c.s. hebben aangevoerd zij van KMLogistics hebben begrepen dat een deel van de zendingen abusievelijk is afgeleverd in Minsk, Belarus alwaar deze vervolgens door de lokale autoriteiten zijn vastgehouden in afwachting van bericht van de ladingbelanghebbenden. Dit zou volgens Baltic Transline c.s. ook bekend zijn bij OOCL/LONGi. Logwise, althans haar opdrachtgever(s) hebben volgens Baltic Transline c.s. dan ook medeschuld, althans hebben hun schadebeperkingsplicht geschonden door na te laten zich te melden bij de autoriteiten in Minsk, Belarus en de twee zendingen op te eisen.
2.24.
De rechtbank gaat aan dit - door Logwise betwiste - verweer van Baltic Transline c.s. voorbij en overweegt daartoe als volgt. De stelling van Baltic Transline c.s. dat de LONGi/OOCL zendingen in Minsk zouden zijn afgeleverd is op geen enkele wijze onderbouwd. Deze informatie zou volgens Baltic Transline c.s. afkomstig zijn van KMLogistics. KMLogistics maakt in haar verzoek aan het Poolse OM om onderzoek te doen naar deze kwestie echter in het geheel geen melding van een aflevering in Minsk, maar geeft juist aan dat de door haar ingeschakelde vervoerder Paltrans de zendingen zou hebben verduisterd. De enige reden voor het feit dat OOCL/LONGi op de hoogte waren van het gerucht dat de zendingen in Minsk zouden staan is dat Logwise dit aan hen had doorgegeven nadat zij dit van Baltic Transline had vernomen. Het is dan ook niet vast komen te staan dat een deel van de zendingen in Minsk, Belarus is afgeleverd. Reeds om die reden kan geen sprake zijn van medeschuld danwel schending van een schadebeperkingsplicht.
Baltic Transline moet nog € 226.469,38 aan Logwise betalen
incassokosten
2.25.
De rechtbank stelt voorop dat het CMR geen regeling over buitengerechtelijke incassokosten inhoudt, net zo min als over gerechtelijke kosten. De toewijsbaarheid van de vordering dient beoordeeld te worden naar het daarop toepasselijke recht, te weten in dit geval het Nederlands recht. De incassokosten van € 3.617,71 moet Baltic Transline dan ook vergoeden, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
rente
2.26.
De door Logwise gevorderde CMR-rente moet door Baltic Transline worden vergoed, omdat Logwise genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Baltic Transline c.s. dat niet hebben betwist.
proceskosten
2.27.
De proceskosten komen voor rekening van Baltic Transline, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Deze proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 5.428,00 (2 punten x € 2.714,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 12.335,37
Ten aanzien van BTL Group is Logwise in het ongelijk gesteld, maar omdat Baltic Transline c.s. ten aanzien van haar verweer geen extra kosten hebben hoeven maken zal de rechtbank hier geen gevolg aan verbinden met betrekking tot de proceskosten.
toerekening van reeds gedane betaling
2.28.
Ter vergoeding van de schade als gevolg van het verlies van de zendingen is op 26 april 2024 een bedrag ad € 175.792,00 overmaakt (zie 2.6). Toerekening van de betaling van deze geldsom conform artikel 6:44 BW leidt ertoe dat de verschuldigde incassokosten, rente tot en met 25 april 2024 en proceskosten zijn voldaan en dat Baltic Transline nog een bedrag van € 226.469,38 aan hoofdsom dient te betalen.
betalingen 26 april 2024
175.792,00
incassokosten
3.617,76
rente t/m 25 april 2024
17.755,32
proceskosten
12.335,37
totaal aan kosten en rente t/m 25 april 2024
33.708,45
-
restant betalingen 26 april 2024
142.083,55
totaal te betalen schadevergoeding
368.552,93
minus restant betalingen 26 april 2024
142.083,55
-
226.469,38
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.29.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Logwise dat eist en Baltic Transline c.s. daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt Baltic Transline om aan Logwise te betalen € 226.469,38 vermeerderd met de CMR- rente van 5% per jaar vanaf 26 april 2024 tot de dag dat volledig is betaald. Als Baltic Transline niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
2459/1182

Voetnoten

1.de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst