ECLI:NL:RBROT:2025:8389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11652314 CV EXPL 25-9659
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige energiekosten en incassokosten in het kader van een energieovereenkomst

In deze zaak heeft ENGIE Energie Nederland N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens achterstallige betalingen op basis van een energieovereenkomst. De overeenkomst betrof de levering van elektriciteit en gas aan [gedaagde], die voorheen handelde onder de naam [naam bedrijf]. De vordering betreft een totaalbedrag van € 13.983,82, dat [gedaagde] niet heeft betaald voor de facturen van augustus 2022 tot en met maart 2023. Ondanks meerdere aanmaningen en een aangeboden betalingsregeling, heeft [gedaagde] het verschuldigde bedrag niet voldaan.

De kantonrechter heeft de vordering van ENGIE toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, inclusief rente en incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat ENGIE voldoende bewijs had geleverd van de achterstand en dat [gedaagde] deze niet had betwist. De kantonrechter wees ook de incassokosten van € 914,84 toe, omdat aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 2.125,73 bedragen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ENGIE het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als [gedaagde] in hoger beroep gaat. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.C. van der Kolk op 27 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11652314 CV EXPL 25-9659
datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ENGIE Energie Nederland N.V.,
vestigingsplaats: Zwolle,
eiseres,
gemachtigde: Van der Meer Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [naam bedrijf] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ENGIE’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 april 2025, met bijlagen;
  • het antwoord.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft een energieovereenkomst met Engie gesloten voor zijn bedrijf [naam bedrijf] . ENGIE zou elektriciteit, gas en netwerk gaan leveren aan [gedaagde] . De facturen van augustus 2022 tot en met maart 2023 heeft [gedaagde] niet betaald, waardoor ENGIE in totaal een bedrag van € 13.983,82 te vorderen heeft van [gedaagde] . Na verschillende aanmaningen en een overeengekomen betalingsregeling heeft [gedaagde] dit bedrag niet betaald. In deze procedure vordert ENGIE betaling van de achterstand, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] betwist de vordering niet. Hij geeft aan een betalingsregeling te hebben aangeboden, maar dat deze is afgewezen door ENGIE.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van ENGIE toe. Hieronder wordt dit uitgelegd.
[gedaagde] moet de achterstand van € 13.983,82 betalen aan ENGIE
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de achterstand van € 13.983,82 moet betalen aan ENGIE. ENGIE heeft voldoende onderbouwd dat dit de achterstand is en [gedaagde] heeft dit niet betwist.
2.5.
[gedaagde] schrijft dat zijn aanvraag voor een betalingsregeling door ENGIE is afgewezen. De kantonrechter overweegt dat ENGIE niet hoeft in te stemmen met een betalingsregeling; zij mag dit weigeren. Het weigeren van een betalingsregeling is dan ook geen reden om de eis (inclusief de gevorderde kosten) af te wijzen. De kantonrechter kan een betalingsregeling niet aan partijen opleggen. [gedaagde] kan na dit vonnis met (de gemachtigde van) ENGIE bespreken of alsnog een betalingsregeling mogelijk is.
[gedaagde] moet incassokosten van € 914,84 betalen
2.6.
De incassokosten van € 914,84 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). [gedaagde] heeft deze kosten niet betwist.
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat ENGIE genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan ENGIE moet betalen de rente van € 3.856,71 die ENGIE heeft berekend tot en met 3 april 2025.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan ENGIE moet betalen op € 123,73 aan dagvaardingskosten, € 1.461,00 aan griffierecht, € 406,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.125,73. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat ENGIE dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ENGIE te betalen € 18.755,37 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 13.983,82 vanaf 4 april 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van ENGIE worden begroot op € 2.125,73;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
64363