ECLI:NL:RBROT:2025:8382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11235137 CV EXPL 24-18656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over agentuurovereenkomst en schadevergoeding na onregelmatige opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Townwell Holdings Ltd en Agromey Holland B.V. over een agentuurovereenkomst. Townwell, vertegenwoordigd door mr. F.C.M. Nuiten, vorderde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de overeenkomst door Agromey, die werd bijgestaan door mr. T. Albayrak. De overeenkomst was oorspronkelijk gesloten op 2 januari 2017 en omvatte de bemiddeling van Agromey in de Portugese markt voor de verkoop van vis. Agromey had de overeenkomst opgezegd per 1 mei 2024, maar Townwell betwistte de geldigheid van deze opzegging en vorderde schadevergoeding, een klantenvergoeding en onbetaalde provisie.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een agentuurovereenkomst en dat de opzegging onregelmatig was, omdat de overeenkomst geen tussentijdse opzegmogelijkheid kende. De kantonrechter kende Townwell een schadevergoeding toe van € 58.167,36, een klantenvergoeding van € 112.738,58, onbetaalde provisie van € 3.205,89, en buitengerechtelijke incassokosten van € 2.516,12. Daarnaast werd Agromey veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 3.559,12. De wettelijke rente werd toegewezen over de verschuldigde bedragen vanaf de relevante data. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11235137 CV EXPL 24-18656
datum uitspraak: 4 juli 2025 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Townwell Holdings Ltd,
vestigingsplaats: Larnaca (Cyprus),
eiseres,
gemachtigde: mr. F.C.M. Nuiten,
tegen
Agromey Holland B.V.,
vestigingsplaats: Breskens (gemeente Sluis),
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Albayrak.
De partijen worden hierna ‘Townwell’ en ‘Agromey’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 juli 2024, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident;
  • het vonnis in het incident van 25 oktober 2024;
  • het antwoord, met bijlage;
  • de akte overlegging aanvullende producties van Townwell, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Townwell;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Agromey.
1.2.
Op 17 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Townwell aanwezig [naam 1] en [naam 2], vergezeld door [naam 3] (tolk in de Engelse taal), bijgestaan door mr. F.C.M. Nuiten. Namens Agromey waren aanwezig [naam 4] en [naam 5], vergezeld door [naam 6] (tolk in de Turkse taal), bijgestaan door mr. T. Albayrak.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Agromey is een leverancier van verse gekoelde vis, meer in het bijzonder zeebrasem en zeebaars. Tussen Townwell en Agromey heeft een overeenkomst bestaan. Aanvankelijk is, op 2 januari 2017, een agentuurovereenkomst gesloten tussen Tonda Ship Management (met als handelsnaam Starport) en Agromey Diş Ticaret A.Ş. Tonda Ship Management zou voor Agromey Diş Ticaret A.Ş. bemiddelen op de Portugese markt, zodat Agromey daar haar zeebrasem en zeebaars zou kunnen afzetten. Op basis van een aanvullende overeenkomst (addendum) zijn met ingang van 1 juni 2017 alle rechten en verplichtingen van Agromey Diş Tacaret A.Ş. overgegaan op Agromey Holland B.V. Op basis van een tweede addendum zijn met ingang van 1 december 2017 alle rechten en verplichtingen van Tonda Ship Management overgegaan op Townwell.
2.2.
Agromey heeft de overeenkomst bij brief van 25 maart 2024 aan Townwell opgezegd tegen 1 mei 2024. Townwell maakt in deze procedure aanspraak op een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de overeenkomst, op een klantvergoeding als bedoeld in artikel 7:442 BW en op onbetaald gelaten provisie vanwege een bestelling die op 29 april 2024 is gedaan. Daarnaast vordert zij een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten.
2.3.
Volgens Agromey hoeft zij niets aan Townwell te betalen, omdat geen sprake is van een agentuurovereenkomst. Voor zover de overeenkomst wel moet worden gekwalificeerd als agentuurovereenkomst, voorziet die in een mogelijkheid voor tussentijdse opzegging, zodat niet onregelmatig is opgezegd. Voor wat betreft de klantvergoeding rekent Agromey met andere bedragen dan Townwell en past zij een billijkheidscorrectie toe. Agromey betwist tot slot dat op 29 april 2024 een bestelling is gedaan waarover zij provisie zou moeten betalen.
Er is sprake van een tussen partijen bestaande agentuurovereenkomst
2.4.
Agromey meent dat er geen agentuurovereenkomst tussen partijen bestaat. Aan de overeenkomst van 2 januari 2017 zou geen uitvoering zijn gegeven. Agromey stelt zich op het standpunt dat de enige overeenkomst waaruit nu nog omzet gehaald wordt, namelijk een contract met de Portugese supermarktketen Pingo Doce, niet onder de reikwijdte van de agentuurovereenkomst valt. Dit omdat Agromey de overeenkomst met Pingo Doce zonder bemiddeling van, dan wel via eenmalige bemiddeling door Tonda Ship Management al tot stand heeft gebracht op 16 mei 2017 en in het eerste addendum is bepaald dat de rechten en verplichtingen per 1 juni 2017 met terugwerkende kracht overgaan van Agromey Diş Ticaret A.Ş. op Agromey. Hieruit volgt volgens Agromey dat overeenkomsten die zij vóór 1 juni 2017 heeft gesloten, niet onder de rechten en plichten vallen die volgens de addenda zijn overgegaan op de huidige partijen.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de door Townwell overgelegde processtukken, waaronder de door Agromey met Pingo Doce en nog drie andere Portugese supermarkten gesloten raamovereenkomsten en de daartoe gevoerde correspondentie genoegzaam blijkt dat (Starport namens) Tonda Ship Management in 2017 meerdere malen heeft opgetreden als handelsagent voor Agromey. Voorts blijkt uit de processtukken dat de overeenkomst met Pingo Doce is aangegaan met ingang van 16 mei 2017.
2.6.
Voor de vraag of deze overeenkomst valt binnen de reikwijdte van de agentuurovereenkomst komt het aan op de uitleg van wat partijen met elkaar zijn overeengekomen en wat zij over en weer in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar hebben mogen begrijpen. Townwell heeft in dit verband aangevoerd dat het eerste addendum is gesloten, omdat bleek dat directe levering aan Portugese klanten door Agromey Diş Ticaret A.Ş. als onderneming in een niet EU-lidstaat niet goed mogelijk was, maar door Agromey, de Nederlandse vestiging, wel. Agromey heeft dit niet weersproken. Uit de correspondentie die is gevoerd voor het sluiten van de raamovereenkomst met Pingo Doce blijkt ook dat de Turkse vertegenwoordiger van Agromey Diş Ticaret A.Ş., de heer Cem Ozyesilpinar, nauw betrokken was bij de totstandkoming van deze overeenkomst.
In het licht van het voorgaande moet worden geoordeeld dat de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden aan de agentuurovereenkomst en het op 1 juni 2017 opgenomen addendum hebben mogen geven, inhoudt dat de met Pingo Doce gesloten raamovereenkomst wel degelijk onder de reikwijdte daarvan valt.
2.7.
Uit niets blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad om overeenkomsten die vóór 1 juni 2017 zijn gesloten door bemiddeling van Tonda
nietonder de agentuurovereenkomst te laten vallen. Anders dan Agromey aanvoert, leest de kantonrechter in het eerste addendum niet dat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de rechten en plichten met terugwerkende kracht overgaan, maar als deze stelling van Agromey al gevolgd zou worden, betekent dit eens te meer dat ook de rechten en plichten voortvloeiend uit de met Pingo Doce gesloten overeenkomst zijn overgegaan. Het had voor de hand gelegen dat als Agromey een andere bedoeling had gehad, zij dat dan duidelijk in het addendum had laten vastleggen, of dat zij dat anderszins aan (destijds) Tonda had laten weten. Dat heeft zij niet gedaan. Integendeel, Agromey heeft de provisie op basis van het contract met Pingo Doce jarenlang aan Townwell betaald. De uitleg die Agromey nu geeft aan de datum van 1 juni 2017 in het eerste addendum komt de kantonrechter dan ook ongeloofwaardig voor. Datzelfde geldt voor de stelling dat Starport Ship/ment Lda de diensten verleent en niet Townwell. Dat de dienstverlening feitelijk wordt uitgevoerd door Starport doet niet af aan de bij de addenda overeengekomen overgang van rechten en verplichtingen en is daarom voor deze beoordeling niet relevant.
Daarnaast blijkt uit het feit dat Agromey de opzegging van de agentuurovereenkomst (mede) heeft gericht tegen Townwell ook dat zij er zelf eveneens van uitging dat sprake was van een tussen partijen bestaande agentuurovereenkomst.
Nederlands recht van toepassing
2.8.
De kantonrechter moet eerst vaststellen welk recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen, voordat zij de overeenkomst kan kwalificeren. Partijen hebben in de addenda een keuze gemaakt voor Nederlands recht, in dezelfde bepaling als waarin een forumkeuze is gemaakt voor de Nederlandse rechter in Rotterdam als relatief bevoegde rechter. Agromey heeft in haar antwoord naar voren gebracht dat de contractovernames naar Turks recht niet geldig zouden zijn, maar heeft verzuimd om dat verweer handen en voeten te geven. De kantonrechter ziet niet in waarom de contractovernames niet geldig zouden zijn. De kantonrechter heeft in het vonnis in het bevoegdheidsincident van 25 oktober 2024 overwogen dat die addenda zo moeten worden uitgelegd dat partijen hebben bedoeld om keuzes te maken die hun hele rechtsverhouding betreffen, dus inclusief geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst van 2 januari 2017. De kantonrechter oordeelt ten aanzien van de keuze voor het toepasselijke recht hetzelfde: de desbetreffende bepalingen in de addenda moeten zo worden uitgelegd dat partijen bedoeld hebben om Nederlands recht van toepassing te laten zijn op hun hele rechtsverhouding.
De tussentijdse opzegbepaling wordt vernietigd
2.9.
Er is dus sprake van een agentuurovereenkomst tussen partijen, waarop Nederlands recht van toepassing is. Uit artikel 7:437 BW volgt dat een agentuurovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met het recht van tussentijdse opzegging, door iedere partij mag worden opgezegd met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn.
2.10.
In het artikel ‘Term & Termination’ van de agentuurovereenkomst is in lid 1 opgenomen dat de overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar en dat deze automatisch jaarlijks zal worden verlengd met een periode van één jaar, tenzij een van partijen de ander voordat de jaartermijn is verstreken laat weten dat zij de overeenkomst wil beëindigen. In lid 2 staat vervolgens dat de overeenkomst ‘at any time’ door elk van de partijen uiterlijk 30 dagen voor de einddatum mag worden beëindigd.
2.11.
Los van de vraag of partijen met lid 2 van genoemd artikel hebben bedoeld een tussentijdse opzegmogelijkheid overeen te komen, oordeelt dat de kantonrechter dat dit artikellid vernietigbaar is omdat de daarin opgenomen opzegtermijn in strijd is met het bepaalde in artikel 7:437 lid 2 BW. In laatstgenoemd artikellid is bepaald dat partijen een opzegtermijn kunnen overeenkomen, maar dat die niet korter mag zijn dan een maand in het eerste jaar van de overeenkomst, twee maanden in het tweede jaar en drie maanden in de volgende jaren. Artikel 7:437 lid 2 BW is van dwingend recht. De kantonrechter overweegt dat de afwijkende bepaling in lid 2 van het artikel ‘Term & Termination’ ingevolge artikel 3:40 lid 2 BW nietig is.
Opzegging pas mogelijk tegen 1 januari 2025, schadevergoeding
2.12.
Gevolg van de nietigheid van lid 2 van het artikel ‘Term & Termination’ is dat de agentuurovereenkomst geen tussentijdse opzegmogelijkheid (meer) kent. Dit betekent dat Agromey de overeenkomst op grond van lid 1 van hetzelfde artikel op zijn vroegst tegen het verstrijken van de lopende bepaalde duur had mogen opzeggen, dus tegen 1 januari 2025.
2.13.
De sanctie op het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn is de verplichting om de schade te vergoeden aan de opgezegde partij. De schade van Townwell bestaat uit de provisie die zij van Agromey zou hebben ontvangen over de periode van 1 mei 2024 tot 1 januari 2025. De kantonrechter wijst een bedrag van € 58.167,36 toe.
2.14.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de (gemiddelde) provisie die Townwell maandelijks bij Agromey in rekening heeft gebracht. Volgens Townwell is dat bedrag € 16.497,50 en volgens Agromey € 5.835,66 (de gemiddelde provisie over 2023). De kantonrechter gaat uit van een gemiddelde maandelijkse provisie van € 7.270,92. Dit is namelijk volgens de door Townwell zelf overgelegde stukken (productie 12) de gemiddelde provisie per maand over de laatste twaalf maanden van de agentuurovereenkomst (€ 87.251,- / 12), een uitgangspunt dat in de literatuur algemeen wordt aangenomen. De kantonrechter gaat daarom van dat bedrag uit. De schadevergoeding bedraagt dan 8 × € 7.270,92 = € 58.167,36.
De klantenvergoeding bedraagt € 112.738,58
2.15.
Uit artikel 7:442 BW volgt dat Agromey vanwege het eindigen van de overeenkomst naast de schadevergoeding een klantenvergoeding aan Townwell moet betalen. Niet gebleken is dat zich een van de situaties als genoemd in artikel 7:442 lid 4 BW voordoet en Townwell heeft tijdig aan Agromey laten weten dat zij aanspraak maakt op de vergoeding. Niet gebleken is dat Townwell service is blijven (of blijft) verlenen voor dezelfde klanten en dezelfde producten, zodat dat geen reden is om de klantenvergoeding af te wijzen.
2.16.
Bij het berekenen van de hoogte van de klantenvergoeding moeten drie fasen worden doorlopen, waarbij in de eerste fase het voordeel van Agromey wordt berekend, in de tweede fase eventueel een billijkheidscorrectie plaatsvindt en in de derde fase wordt berekend of de vergoeding de maximale vergoeding van artikel 7:442 lid 2 BW niet overstijgt. [1]
2.17.
Bij het voordeel dat Agromey heeft bij het eindigen van de overeenkomst wordt uitgegaan van de door Townwell verdiende bruto provisie in de laatste twaalf maanden vóór het eindigen van de agentuurovereenkomst. Nu de overeenkomst door de (onregelmatige) opzegging is geëindigd per 1 mei 2024, kijkt de kantonrechter naar de gemiddelde provisie over de maanden mei 2023 tot en met april 2024. Uit het door Townwell overgelegde overzicht, waarnaar ook Agromey verwijst, blijkt dat de provisie over die periode € 87.251,- bedraagt. De kantonrechter hanteert vervolgens een duur van drie jaar voor het voordeel dat Agromey aan de transacties kan ontlenen. Gemiddeld wordt uitgegaan van een voordeel gedurende twee tot drie jaar. Townwell gaat uit van een voordeel gedurende vier jaar, omdat sprake is van een bestendige relatie tussen Agromey en Pingo Doce die al zeven jaar duurt, waarbij er geen aanwijzingen zijn dat die relatie op korte termijn zal eindigen. Agromey wijst er harerzijds op dat er sprake is van een overeenkomst die steeds met één jaar wordt verlengd. De kantonrechter ziet in de bestendige relatie aanleiding om niet uit te gaan van het laagst genoemde gemiddelde van twee jaar en ziet in de jaarlijkse verlenging van de overeenkomst aanleiding om niet uit te gaan van de door Townwell genoemde periode van vier jaar. Daarom gaat zij uit van de (ook in de regel als gemiddelde aangehouden) periode van drie jaar.
2.18.
Townwell houdt in haar overzicht rekening met een jaarlijkse afname van het klantenbestand van 20%. Agromey heeft dit niet weersproken en het komt de kantonrechter als een redelijk percentage voor, zodat zij van ditzelfde percentage uitgaat. Dit levert over een periode van drie jaar het volgende voordeel op:
Voordeel jaar 1: € 87.251,00 - 20% = € 69.800,80
Voordeel jaar 2: € 69.800,80 - 20% = € 55.840,64
Voordeel jaar 3: € 55.840,64 - 20% =
€ 44.672,51
Totaal € 170.313,95
2.19.
Partijen gaan allebei uit van een renteaftrek van 5%. De kantonrechter volgt dat. De renteaftrek bedraagt dan ook 5% van € 170.313,95 en dat is € 8.515,70. Dan blijft een bedrag over van € 161.798,25.
2.20.
De kantonrechter past geen billijkheidscorrectie toe. Agromey heeft wel aangevoerd dat die moet plaatsvinden, maar de kantonrechter vindt dat de door Agromey genoemde omstandigheden niet tot zo’n billijkheidscorrectie moeten leiden. Er is sprake geweest van een dalende omzet, maar Townwell heeft toegelicht dat dit het gevolg was van tijdelijke tekorten aan vis en heeft erop gewezen dat de omzetten in 2024 juist weer zijn gaan stijgen. Ook de omstandigheid dat de agentuurovereenkomst steeds voor bepaalde tijd gold, is geen reden voor een billijkheidscorrectie. De overeenkomst heeft immers ruim zeven jaar geduurd voordat deze door Agromey werd opgezegd en Townwell had geen enkele aanleiding om er (jaarlijks) rekening mee te houden dat de overeenkomst door Agromey zou worden beëindigd.
2.21.
Het maximumbedrag van de vergoeding op grond van artikel 7:442 lid 2 BW is € 112.738,58. Ook daar zijn partijen het over eens. Nu het hiervoor berekende bedrag het maximum overstijgt, is het maximumbedrag van € 112.738,58 toewijsbaar.
Agromey moet € 3.205,89 aan onbetaald gelaten provisie betalen
2.22.
Agromey moet de provisie over de bestelling van Pingo Doce van 29 april 2024 aan Townwell betalen. Townwell heeft met de door haar overgelegde e-mails aangetoond dat op die datum inderdaad een bestelling is gedaan. De betalingsverplichting van Agromey ontstaat op grond van artikel 7:431 BW op het moment dat een bestelling is gedaan, niet pas op het moment dat de provisie is gefactureerd. Omdat de bestelling is gedaan voordat de agentuurovereenkomst eindigde door de opzegging, moet Agromey de provisie daarover betalen, ook al is de factuur pas later verstuurd. Het gevorderde bedrag van € 3.205,89 wordt toegewezen.
Agromey moet incassokosten van € 2.516,12 betalen
2.23.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 2.516,12 toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel zijn de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend over het bedrag dat is toegewezen.
Agromey moet rente betalen
2.24.
De kantonrechter wijst de wettelijke rente toe over de bedragen die Agromey aan Townwell moet betalen. Alleen voor de niet-betaalde provisie betreft dit de rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, omdat alleen die betaling rechtstreeks voortvloeit uit een handelstransactie tussen partijen. Artikel 6:119a BW is alleen van toepassing op de primaire betalingsverplichting van een partij bij een handelsovereenkomst. [2] Andere betalingsverplichting die uit diezelfde overeenkomst (kunnen) voortvloeien, vallen niet onder artikel 6:119a BW. Dat geldt ook voor vorderingen tot vergoeding van schade. [3] Over de overige bedragen wordt dan ook de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen.
2.25.
De wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de volgende data:
De schadevergoeding vanwege de onregelmatige opzegging is verschuldigd per 1 mei 2024. Omdat het gaat om een schadevergoeding, is Agromey op de datum waarop de agentuurovereenkomst door de onregelmatige opzegging is geëindigd, van rechtswege in verzuim geraakt;
De klantenvergoeding is verschuldigd vanaf het moment van het eindigen van de agentuurovereenkomst. Daarom wordt de wettelijke rente over dat bedrag ook met ingang van 1 mei 2024 toegewezen;
De kantonrechter wijst de rente over de onbetaald gelaten provisie toe per 3 mei 2024. De factuur voor de provisie is gedateerd op 3 mei 2024 en uit de agentuurovereenkomst volgt weliswaar dat een betalingstermijn van tien dagen geldt, zodat Agromey op 13 mei 2024 had moeten betalen, maar Townwell heeft zich beroepen op de mededeling van Agromey van 30 april 2024 dat zij niet zou willen betalen voor de laatste bestelling. Door die mededeling is Agromey in verzuim geraakt. De kantonrechter acht het echter niet redelijk om de rente toe te wijzen met ingang van een datum die vóór de factuurdatum ligt, daarom wordt de factuurdatum aangehouden.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen met ingang van de dag van dagvaarding, dus 16 juli 2024;
De wettelijke rente over de beslagkosten (waarover hierna een beslissing wordt genomen) wordt ook toegewezen met ingang van de dag van dagvaarding, dus 16 juli 2024.
Agromey moet de proceskosten betalen
2.26.
De proceskosten komen voor rekening van Agromey, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Agromey aan Townwell moet betalen op € 115,12 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 1.900,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 950,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 3.559,12. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in het dictum vermeld.
2.27.
Omdat Townwell in deze procedure grotendeels gelijk krijgt, moet Agromey ook de beslagkosten vergoeden. De kantonrechter begroot de beslagkosten als volgt:
  • Griffierecht € 688,00
  • Kosten deurwaarder € 606,30
  • Salaris gemachtigde
Totaal € 2.244,30
De kosten van de deurwaarder blijken uit de door Townwell overgelegde aanvullende stukken. Voor het salaris van de gemachtigde (1 punt) wordt inderdaad, zoals Agromey terecht opmerkt, het liquidatietarief voor kantonzaken gehanteerd. Het bedrag van € 2.244,30 wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.28.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Agromey heeft tijdens de zitting gevraagd om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, ofwel daaraan de voorwaarde te verbinden dat Agromey zekerheid stelt in de vorm van een bankgarantie. Dat laatste is sowieso niet mogelijk. Als de kantonrechter, hoewel de gemachtigde van Agromey desgevraagd heeft bevestigd dat hij wil dat
Agromeyzekerheid stelt, ervan uitgaat dat Agromey heeft bedoeld een incidentele vordering als bedoeld in artikel 224 lid 1 Rv in te stellen, geldt dat zij daarmee te laat is. Uit lid 3 van artikel 224 Rv volgt immers dat die vordering vóór alle weren moet worden ingesteld.
2.29.
De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege te laten. Dat zou betekenen dat Townwell dit vonnis, waarin haar vorderingen grotendeels worden toegewezen, niet ten uitvoer kan leggen als Agromey hoger beroep instelt, terwijl Townwell voor haar inkomsten tot dit moment afhankelijk is van de betalingen van Agromey. Zij heeft in afwachting van deze procedure nog geen nieuwe activiteiten ontplooid, zo heeft zij op de zitting verklaard. In die omstandigheden hoeft niet van Townwell te worden verwacht dat zij ook nog de uitkomst van een eventueel hoger beroep afwacht.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Agromey om aan Townwell te betalen € 58.167,36 als schadeloosstelling, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Agromey om aan Townwell te betalen € 112.738,58 als klantenvergoeding, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt Agromey om aan Townwell te betalen € 3.205,89 (exclusief btw) als onbetaald gelaten provisie, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 3 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt Agromey om aan Townwell te betalen € 2.516,12 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
veroordeelt Agromey om aan Townwell te betalen € 2.244,30 aan beslagkosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
veroordeelt Agromey in de proceskosten, die aan de kant van Townwell worden begroot op € 3.559,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9865 (
2.HR 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3106;
3.HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40.