ECLI:NL:RBROT:2025:8324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
10/393256-24 en 10/319151-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van terbeschikkingstelling en gevangenisstraf na mishandeling en vernieling

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 2001, die wordt beschuldigd van mishandeling van zijn vader en vernieling van goederen die aan zijn vader en de Nederlandse Spoorwegen toebehoorden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn psychiatrische toestand, een groot gevaar voor herhaling van geweldsdelicten vormt. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op, naast een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank baseerde haar beslissing op rapporten van deskundigen die de verdachte hadden onderzocht en die concludeerden dat hij lijdt aan schizofrenie en dat zijn psychische toestand van invloed was op zijn gedrag. De verdachte heeft de feiten bekend, maar zijn verdediging stelde dat hij niet volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank verwierp dit pleidooi, maar erkende dat de feiten in sterk verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, waaronder zijn vader en de NS, voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/393256-24 en 10/319151-24 (zaken gevoegd)
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteland] op [geboortedatum 1] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende bij [naam instelling], [verblijadres].
Raadslieden mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam met betrekking tot parketnummer 10/393256-24 en mr. C.E. Koopmans, advocaat te Dordrecht met betrekking tot parketnummer 10/319151-24.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. In het belang van het onderzoek heeft de rechtbank deze strafzaken gevoegd.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • parketnummer 10/393256-24: bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • parketnummer 10/319151-24: bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 119 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna ook: tbs) met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Alle ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/393256-24
1.
hij op 10 december 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer],
heeft mishandeld door (met kracht)
- een lade op het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en- op het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en
- zijn vingers in de neus van die [slachtoffer] te steken en daarbij met kracht zijn vingers omhoog te trekken en- meermalen in een arm en eenmaal in een vinger van die [slachtoffer] te bijten;
2.
hij op 10 december 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een wandkast en bril en bank ,
die aan [slachtoffer] toebehoorden
heeft vernield danwel beschadigd.
Parketnummer 10/319151-24
hij in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2024 te Schiedam,
opzettelijk en wederrechtelijk pilaren,
die aan de Nederlandse Spoorwegen (gelegen aan de Stationsplein),
toebehoorden,
heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/393256-24
1.
Mishandeling terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Parketnummer 10/319151-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de ten laste gelegde feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van 21 en 23 april 2025, respectievelijk opgesteld door [naam 1], psychiater, en [naam 2], GZ-psycholoog.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek komt onder meer naar voren dat de verdachte lijdt aan schizofrenie, waarbij sprake is van katatonie; ook is een stoornis in het gebruik van cannabis vastgesteld (qua ernst matig). De verdachte is al langere tijd ernstig psychotische ontregeld, waarbij met name desorganisatie op de voorgrond staat en voorts sprake is van formele denkstoornissen, ernstige initiatiefloosheid en emotionele vervlakking. Ook in de aanloop tot de ten laste gelegde feiten was de verdachte ernstig psychotisch ontregeld. Cannabisgebruik speelt daarbij mogelijk een rol, maar lijkt gezien het verdere beloop van de psychose geen bepalende factor. De verdachte beschikte niet over een slaapplaats, had geen geld en klopte in deze zeer kwetsbare toestand bij zijn vader aan. Hoe de psychotische ontregeling concreet van invloed is geweest valt niet te reconstrueren, maar gelet op de ernst van het psychiatrisch beeld is in algemene zin wel aannemelijk dat dit zijn denken en handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed. De psycholoog en de psychiater adviseren om de ten laste gelegde feiten (op zijn minst) in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, waarbij een sterkere of zelfs volledige doorwerking van de psychose niet kan worden uitgesloten.
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen en ook op basis van wat verder op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die bevindingen over. Er is bij de verdachte sprake van een psychische stoornis, waarvan de rechtbank aannemelijk acht dat deze in belangrijke mate van invloed is geweest bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten in sterk verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank ziet op basis van de rapporten en de informatie uit het dossier onvoldoende gronden voor de conclusie dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde. Het pleidooi tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt om die reden verworpen.
6.3.
Conclusie
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 6 mei 2025, op de reeds genoemde rapporten van de psychiater en de psycholoog en op het hierna te bespreken reclasseringsadvies van 28 mei 2025.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zijn vader mishandeld door hem op het hoofd te stompen, hem meermalen te bijten en een lade uit een wandkast tegen zijn hoofd te gooien. Zijn vader heeft hierdoor letsel opgelopen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader, nota bene in diens eigen woning. De verdachte heeft tevens een aantal goederen in de woning van zijn vader vernield en beschadigd.
Voorts heeft de verdachte op twee momenten pilaren op het NS-station in Schiedam met graffiti beklad. Dit zijn ergerlijke feiten die financiële schade veroorzaken.
7.3.
TBS maatregel met voorwaarden
Rapportages
Uit de eerder besproken rapportages van de psychiater en de psycholoog is gebleken dat de verdachte vanwege het geobserveerde psychiatrisch beeld beperkt onderzoekbaar was. Daardoor kon geen betrouwbaar beeld worden verkregen van de (persoonlijkheids-) ontwikkeling en de intelligentie van de verdachte en bestaat beperkt zicht op een aantal mogelijk forensisch relevante risicofactoren. Op basis van de informatie die wel is verkregen concluderen de deskundigen dat het risico op een nieuw agressief delict matig verhoogd is. Indien sprake zou zijn van bijkomende problematiek of een voorgeschiedenis met antisociaal gedrag, zou dit risico hoger kunnen uitvallen. Om hier zicht op te krijgen heeft verdere behandeling van het psychotisch toestandsbeeld in een klinische setting op dit moment prioriteit. Bij gebrek aan verdere diagnostiek en het ontbreken van betrouwbare risicotaxatie, onthouden beide rapporteurs zich van een advies ten aanzien van het juridisch kader waarin een verdere behandeling gerealiseerd zou kunnen worden. Een voorwaardelijk kader wordt vanwege de zorgmijdende en (tegenover de psychiater) expliciet weigerende houding van de verdachte niet haalbaar geacht.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 mei 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert gematigd positief ten aanzien van de haalbaarheid van een tbs-maatregel met voorwaarden en acht een tbs-kader aangewezen om het risicomanagement effectief te kunnen vormgeven. Er is een hoog risico op recidive en de verdachte dient met medicatie langdurig klinisch behandeld te worden, gericht op het verminderen van de psychotische symptomen. Wanneer de verdachte psychisch is gestabiliseerd, zal er aandacht moeten zijn voor het vergroten van ziektebesef en -inzicht middels psycho-educatie.
Daarnaast dient in de behandeling aandacht te zijn voor de middelenproblematiek, aangezien drugsgebruik een nieuwe psychotische ontregeling kan veroorzaken en langs die weg ook kan leiden tot nieuwe strafbare feiten. Ten slotte dient aandacht te bestaan voor maatschappelijke factoren die het risico op een nieuwe psychiatrische ontregeling en daarmee ook het recidiverisico kunnen verminderen. Hoewel de verdachte op dit moment in een civielrechtelijk kader wordt behandeld en door de rechtbank een zorgmachtiging is afgegeven, biedt dit onvoldoende garantie om dit langjarige traject binnen een forensische setting te kunnen vormgeven.
Ter zitting heeft reclasseringswerker [naam 3] het reclasseringsadvies nader toegelicht. Het kader van de tbs-maatregel zorgt ervoor dat de behandeling en resocialisatie van de verdachte stapsgewijs en op een verantwoorde manier kunnen worden vormgegeven. Zodoende blijft er oog voor de risico's die een nieuwe (psychotische) decompensatie met zich meebrengt en kan de veiligheid van de maatschappij worden gewaarborgd. De recent afgegeven zorgmachtiging in het kader van de Wvggz biedt deze garantie niet. Deze machtiging is slechts zes maanden geldig, waarbij geen zekerheid bestaat dat deze daarna verlengd zal worden. Daarnaast ontbreekt het binnen de reguliere GGZ aan forensische expertise om de behandeling effectief vorm te kunnen geven en eventuele risico's op delictgedrag tijdig te onderkennen. In combinatie met de zorgmachtiging ziet de reclassering wel mogelijkheden om de behandeling binnen een tbs met voorwaarden in een forensische setting (FPK, dan wel FPA) voort te zetten, zodat een bevel tot dwangverpleging op dit moment niet noodzakelijk wordt geacht.
7.3.1.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het onder 1 bewezen verklaarde feit van parketnummer 10/393256-24 een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Op basis van de bevindingen van de psychiater, de psycholoog en de reclassering en gelet op de aard van het door hen vastgestelde psychiatrisch toestandsbeeld en de ernst van de bewezen mishandeling, acht de rechtbank het gevaar voor herhaling van (gewelds)delicten zodanig groot, dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Hoewel de verdachte door de psychische stoornis beperkt in staat lijkt om zich aan voorwaarden te houden, acht de reclassering naast de lopende zorgmachtiging en met enige voorzichtigheid een voorwaardelijk kader haalbaar. Van belang is vooral dat de verdachte verder wordt behandeld in een klinische setting, waar ook voldoende forensische expertise beschikbaar is. Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen zullen daarom aan de tbs-maatregel voorwaarden verbonden worden. Deze voorwaarden sluiten aan bij de voorwaarden zoals vermeld in het rapport van de reclassering van 28 mei 2025. De verdachte heeft zich tijdens de terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het strafbare feit ter zake waarvan de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de TBS met voorwaarden daarom een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank ziet naast de tbs-maatregel in deze zaak geen meerwaarde in de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr. De vordering daartoe van de officier van justitie zal daarom worden afgewezen.
Nu de bewezen feiten in sterk verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Hoewel de verdachte op dit moment langer in voorarrest verblijft dan de duur van de op te leggen straf, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis niet opheffen met het oog op de dadelijke uitvoerbaarheid van de daarnaast op te leggen tbs-maatregel. Omdat, hangende een eventueel hoger beroep, bij schending van de voorwaarden geen omzetting van de maatregel mogelijk is, ziet de rechtbank aanleiding om de voorwaarden bij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in die zin te wijzigen, dat deze gelijkluidend zijn aan de voorwaarden bij de tbs-maatregel. Dat betekent dat bij een schending van de voorwaarden de voorlopige hechtenis eventueel kan herleven.

8.Vordering benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van de onder parketnummer 10/393256-24 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 46,56 aan materiële schade, zijnde de kosten voor een nieuwe bril.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] namens NS Groep NV ter zake van het onder parketnummer 10/319151-24 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 725,04 aan materiële schade, zijnde schoonmaakkosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen kunnen beide worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op het pleidooi tot ontslag van alle rechtsvervolging dient de vordering onder parketnummer 10/393256-24 te worden afgewezen. Ten aanzien van parketnummer 10/319151-24 heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de [benadeelde partij 1] door het in de zaak met parketnummer 10/393256-24 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 10 december 2024.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij NS Groep NV door het onder parketnummer 10/319151-24 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 7 oktober 2024.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij Ogenio een schadevergoeding betalen van € 46,56 en de benadeelde partij NS Groep NV een bedrag van € 725,04, beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van parketnummer 10/393256-24 en het ten laste gelegde feit van parketnummer 10/319151-24, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
1. de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht, wat onder andere inhoudt dat hij zich meldt op afspraken, zo vaak als de reclassering dit nodig acht, en zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering in het kader van het toezicht. De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken en vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
3. de ter beschikking gestelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken en helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
4. de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners. Hij werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
5. als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
6. de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
7. de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er een opnameplaats beschikbaar is en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
8. de ter beschikking gestelde laat zich behandelen door een forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de opname in een zorginstelling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
9. de ter beschikking gestelde verblijft in een forensische instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start aansluitend op de opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
10. de ter beschikking gestelde gebruikt gedurende de tbs-maatregel geen verdovende middelen genoemd in lijst II van de Opiumwet (softdrugs), tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik. De ter beschikking gestelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan controles. Dit kunnen zijn: urineonderzoek en speekseltests. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
11. de ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1967), gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt; hierbij geldt een uitzondering voor contact met toestemming en onder begeleiding van Pameijer;
12. de ter beschikking gestelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in stadsdeel Hoogvliet van de gemeente Rotterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
13. de ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van een door de reclassering goedgekeurde vorm van dagbesteding, met een vaste structuur;
14. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering en betrokken hulpverleners inzicht in zijn financiën en schulden.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt
de dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
wijzigt de aan het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden, met dien verstande dat deze worden geformuleerd
conformde voorwaarden die hiervoor zijn verbonden aan de
opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 46,56 (zegge: zesenveertig euro en zesenvijftig eurocent), zijnde materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij 1]te betalen
€ 46,56 (zegge: zesenveertig euro en zesenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
NS Groep NV, te betalen een bedrag van
€ 725,04 (zegge: zevenhonderdvijfentwintig euro en vier eurocent), zijnde materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
NS Groep NVte betalen
€ 725,04 (zegge: zevenhonderdvijfentwintig euro en vier eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 725,04 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
veertien dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer: 10/393256-24)
1
hij
op of omstreeks 10 december 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer]
,
heeft mishandeld door (met kracht)
- een lade op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en/of
- op/tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] te stompen en/of
- zijn vingers in de neus van die [slachtoffer] te steken en/of
(daarbij) met kracht zijn vingers omhoog te duwen/trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal in een arm en/of vinger van die [slachtoffer]
te bijten;
2
hij
op of omstreeks 10 december 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een tafel en/of wandkast en/of bril en/of horloge
en/of bank en/of één of meer vazen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/ die geheel
of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer: 10/319151-24)
hij in of omstreeks een periode van 2 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2024 te
Schiedam,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere pila(a)r(en), in elk geval enig goed,
dat/ die geheel of ten dele aan de Nederlandse Spoorwegen (gelegen aan de
Stationsplein), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
v