ECLI:NL:RBROT:2025:8288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/10/695251 / JE RK 25-421 en C/10/701301 / JE RK 25-1203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en zorgregeling in een jeugdzorgzaak met betrokkenheid van ouders en stiefouder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 juni 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] en de verzoeken van de ouders en stiefmoeder. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 mei 2026, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die een belast verleden heeft en momenteel bij haar vader en stiefmoeder woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de stiefmoeder als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de betrokkenheid bij de opvoeding van [voornaam minderjarige]. De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen en om een zorgregeling vast te stellen, maar de kinderrechter heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de GI en andere hulpverleners noodzakelijk blijft, gezien de emotionele en gedragsproblemen van [voornaam minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695251 / JE RK 25-421 en C/10/701301 / JE RK 25-1203
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
en in de zaak van
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.V. Paniagua, kantoorhoudende te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.M. Buijs - van Bemmel, kantoorhoudende te Krimpen aan den IJssel,
[naam stiefmoeder],
hierna te noemen de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 27 februari 2025 (
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen van 15 april 2025 (
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 juni 2025 (
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • de stiefmoeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
Er is bijzondere toegang verleend aan een begeleidster van de moeder van Centrum2020, te weten [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 18 augustus 2025.
2.3.
[voornaam minderjarige] woont bij haar vader op grond van een machtiging uithuisplaatsing van deze rechtbank. Bij beschikking van 24 april 2025 heeft (de familiekamer van) deze rechtbank bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] met ingang van 18 augustus 2025 bij de vader zal zijn.
2.4.
De GI heeft op 13 februari 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
- Iedere twee weken een videobelmoment, begeleid door de Leliezorggroep.
- Iedere schoolvakantie een begeleid bezoek van anderhalf uur op een locatie wat vooraf
overlegd wordt met de ouders, de jeugdbeschermer en Leliezorggroep.
De regeling geldt voor de duur van twee maanden, daarna zal de GI met alle betrokkenen in
gesprek gaan en onderzoeken of meer contact in het belang is voor [voornaam minderjarige] en een nieuwe
omgangsregeling bepalen.

3.De verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/701301 / JE RK 25-1203:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Bij bericht van 26 juni 2025 heeft de GI verzocht om de stiefmoeder van [voornaam minderjarige] aan te merken als belanghebbende.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/695251 / JE RK 25-421:
3.3.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarnaast verzoekt de moeder om een zorgregeling tussen moeder en [voornaam minderjarige] vast te stellen waarbij [voornaam minderjarige] met een frequentie van minimaal twee keer per week door de moeder kan worden bezocht en waarvan de duur uit minimaal vier uren per bezoekmoment bestaat op een locatie elders dan bij pleegouders thuis althans een zodanige omgangsregeling met een frequentie, duur en locatie vast te stellen zoals door uw rechtbank in het belang van [voornaam minderjarige] wordt geacht. De moeder verzoekt subsidiair een aanhouding van de beslissing op de hierboven genoemde verzoeken van de moeder en de benoeming van een deskundige teneinde onderzoek te doen naar de vragen zoals door de moeder in het verzoekschrift geformuleerd.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI haar verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI is van mening dat de stiefmoeder als belanghebbende dient te worden aangemerkt, omdat zij nauw betrokken is bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] en het in het belang is van [voornaam minderjarige] als de stiefmoeder betrokken blijft. Een uitbreiding van de bezoekmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] is nu niet in haar belang. [voornaam minderjarige] heeft eens in de twee weken een videobelmoment met de moeder, dit wordt begeleid door de Leliezorggroep. Onlangs hebben de moeder en de stiefmoeder het videobelmoment onbegeleid laten plaatsvinden en dit is positief verlopen. In de komende tijd zal worden bezien of de videobelmomenten onbegeleid kunnen, zodat er voor de ouders, stiefmoeder en [voornaam minderjarige] meer ruimte is voor een eigen invulling. Naast de videobelmomenten vinden er begeleide bezoekmomenten plaats voor de duur van anderhalf uur. Het laatste begeleide bezoekmoment heeft afgelopen mei plaatsgevonden. Na de begeleide bezoekmomenten laat [voornaam minderjarige] voor een langere tijd zorgelijk gedrag zien. Zo heeft [voornaam minderjarige] dan weken achter elkaar nachtmerries, waarbij zij schreeuwt, uit bed komt en haar urine laat lopen. [voornaam minderjarige] laat weinig los over haar verleden en is erg gesloten, waardoor het moeilijk is te doorgronden wat er in haar hoofd omgaat. In overleg met de gedragswetenschapper is [voornaam minderjarige] nu aangemeld voor speltherapie bij Yulius, aangezien zij bij de vorige speltherapeut uitbehandeld was. Door middel van deze speltherapie dient duidelijk te worden wat er nodig is om de contactmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] minder belast te laten zijn. Het Omgangshuis is ingeschakeld omdat het van belang is dat de moeder, de vader en de stiefmoeder elkaar leren vertrouwen.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende meegedeeld. De moeder voert verweer tegen het aanmerken van de stiefmoeder als belanghebbende. De stiefmoeder heeft geen gezag over [voornaam minderjarige] en haar belangen worden niet rechtstreeks geraakt bij de beslissingen die worden genomen over [voornaam minderjarige] . De moeder vreest dat wanneer de stiefmoeder als belanghebbende betrokken raakt, dit een negatieve invloed zal hebben op het traject.
De moeder verzet zich niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De moeder handhaaft haar verzoeken. In dat kader is het jammer dat het plan van aanpak niet is overgelegd door de GI, anders had de moeder haar verzoek over het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ingetrokken. Hoewel de schriftelijke aanwijzing inmiddels niet meer geldt, wil de moeder de zorgregeling tussen haar en [voornaam minderjarige] bespreekbaar maken. De moeder raakt steeds verder verwijderd van [voornaam minderjarige] . Zij zien elkaar niet vaak en tussen de bezoekmomenten zit veel tijd. Het laatste bezoekmoment heeft in mei plaatsgevonden. Kortgeleden heeft er wel een videobelmoment plaatsgevonden dat is begeleid door de stiefmoeder in plaats van door de hulpverlening. De moeder hoopt dat deze videobelmomenten in de toekomst op deze manier kunnen plaatsvinden. Verder zijn er afspraken gemaakt over de communicatie tussen de moeder, de vader en de stiefmoeder en dit verloopt naar omstandigheden goed. De afgelopen periode heeft de moeder positieve stappen gezet en zij doet wat er van haar wordt verwacht. Zo heeft zij haar eigen traumatraject bij Yulius afgerond. De GI zegt dat de beperkte omgangsregeling op advies van Yulius is, maar dat klopt niet. Yulius behandelt alleen.
4.3.
Door en namens de vader is er geen verweer gevoerd tegen het aanmerken van de stiefmoeder als belanghebbende en tegen de ondertoezichtstelling. De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder. De vader vindt het niet verstandig om de begeleide bezoekmomenten nu verder uit te breiden, omdat [voornaam minderjarige] hier extreem op reageert. [voornaam minderjarige] heeft nachtmerries en geeft aan dat zij het druk heeft in haar hoofd. Zij gaat daarom therapie volgen en de vader hoopt dat [voornaam minderjarige] dan meer zal delen. Nadat haar therapie is afgerond kan er worden gekeken naar een eventuele uitbreiding van de bezoekmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] , waarbij het belang van [voornaam minderjarige] voorop staat. De afgelopen periode heeft er een onbegeleid videobelmoment plaatsgevonden en dit is positief verlopen. De vader staat open voor meer onbegeleide videobelmomenten. Zo is er afgesproken met de moeder dat we een extra videobelmoment is als [voornaam minderjarige] jarig is.

5.De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/10/701301 / JE RK 25-1203:
Ten aanzien van het aanmerken van de stiefmoeder als belanghebbende:
5.1.
De kinderrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de stiefmoeder als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter is sprake van ‘family-life’ in de zin van art. 8 EVRM. Een ouder zonder gezag die de minderjarige niet als behorende tot zijn of haar gezin verzorgt en opvoedt wordt in beginsel als informant aangemerkt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de kinderbeschermingsprocedure leidt tot de inmenging van zijn of haar familie- en gezinsleven dan wel privéleven. Dergelijke omstandigheden doen zich naar het oordeel van de kinderrechter voor. Vaststaat dat de stiefmoeder niet het ouderlijk gezag uitoefent over [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] woont echter bij de vader en de stiefmoeder. Er is sprake van een gezinsleven, omdat [voornaam minderjarige] wordt opgevoed door de vader en de stiefmoeder als behorende tot hun gezin en [voornaam minderjarige] al langer dan een jaar (sinds december 2023) bij de vader en de stiefmoeder woont.
5.3.
De kinderrechter is op grond van bovenstaande van oordeel dat de stiefmoeder in deze procedure dient te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv.
Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling:
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.5.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] een belast verleden heeft. In de opvoedsituatie bij de moeder was er onveiligheid voor zowel de moeder als [voornaam minderjarige] , wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat de moeder is geplaatst in een Safehouse. [voornaam minderjarige] is hierop volledig bij de vader gaan wonen. Inmiddels is haar hoofdverblijfplaats bij de vader bepaald. Er zijn nog altijd zorgen over [voornaam minderjarige] , waardoor zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij heeft last van een trauma en is erg gesloten. Daarnaast laat [voornaam minderjarige] na de begeleide bezoekmomenten met de moeder extreem gedrag zien. Zo heeft zij daarna last van nachtmerries waarbij zij het uitschreeuwt en laat zij haar plas lopen. Zij lijkt zich daarvan na afloop niet bewust. Daarom zijn in de schriftelijke aanwijzing de bezoekmomenten zeer beperkt. De videobelmomenten zijn de afgelopen tijd wel doorgegaan, daarop reageert [voornaam minderjarige] minder extreem. Een videobelmoment waarbij alleen de stiefmoeder aanwezig was is positief verlopen.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is daarom nog altijd noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat [voornaam minderjarige] psycho educatie trauma training en speltherapie bij Yulius start. Daarnaast is het belangrijk dat de begeleide videobel- en bezoekmomenten doorgaan. De GI houdt hierbij, samen met Yulius en het Omgangshuis, rekening met de belangen van [voornaam minderjarige] .
5.7.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] als verzocht voor de duur van negen maanden, te weten tot 18 mei 2026.
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/695251 / JE RK 25-421:
Ten aanzien van het vaststellen van een zorgregeling:
5.9.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen. De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld.
5.10.
Sinds december 2023 woont [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder, vanwege een onveilige thuissituatie bij de moeder. Sinds [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder woont, heeft [voornaam minderjarige] begeleide videobel- en bezoekmomenten. De GI, Yulius en het Omgangshuis zijn betrokken bij de afspraken daar over. De begeleide bezoekmomenten verlopen op zichzelf goed, maar [voornaam minderjarige] laat in de weken na het begeleide bezoekmoment extreem gedrag laat zien. Vanwege het extreme gedrag van [voornaam minderjarige] zijn vinden deze begeleide bezoekmoment zeer beperkt plaats. De begeleide videobelmomenten verlopen wel goed. [voornaam minderjarige] is hierna minder gespannen. Inmiddels heeft er een onbegeleid videobelmoment plaatsgevonden en ook dit verliep goed. De stiefmoeder was bij het videobelmoment aanwezig. Het is van belang dat deze videobelmomenten blijven plaatsvinden en dat er wordt gekeken of de invulling van deze videobelmomenten kan worden overgelaten aan de moeder, de vader en de stiefmoeder. Mogelijk kunnen deze videobelmomenten worden opgenomen, zodat achteraf en als daar aanleiding toe is na te gaan is wat is gezegd en gebeurd.
5.11.
De kinderrechter acht het nu niet in het belang om een zorgregeling vast te leggen. Dit komt voornamelijk door het extreme gedrag van [voornaam minderjarige] , maar ook doordat de GI, Yulius en het Omgangshuis nu nog betrokken zijn. De komende periode is het van belang dat de ouders en de GI in gesprek gaan met Yulius en het Omgangshuis om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn over het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Daarbij is het in de eerste plaats van belang dat wordt bezien of de onbegeleide videobelmomenten mogelijk zijn, omdat dit goed lijkt te verlopen. Uitbreiding van de (nu nog begeleide) omgangsmomenten is pas aan de orde als [voornaam minderjarige] verder is met haar behandeling bij Yulius en als er aanleiding is om de veronderstellen dat [voornaam minderjarige] beter dan nu opgewassen zal zijn tegen de emoties die het feitelijk contact met moeder kennelijk bij haar oproepen.
Ten aanzien van het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing en het benoemen van een onafhankelijke deskundige:
5.12.
Ten aanzien van het verzoek over de schriftelijke aanwijzing oordeelt de kinderrechter als volgt. De schriftelijke aanwijzing dateert van 13 februari 2025 en was geldig voor de duur van twee maanden. Die termijn is verstreken. Daarnaast is de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bepaald bij de vader en is er na 18 augustus 2025 geen sprake meer van een uithuisplaatsing. De kinderrechter verklaart de moeder daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek. Gelet op de betrokkenheid van Yulius ziet de kinderrechter overigens ook geen aanleiding om krachtens artikel 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10/701301 / JE RK 25-1203:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 18 mei 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Ten aanzien van zaaknummer C/10/695251 / JE RK 25-421:
6.3.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 7 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.