ECLI:NL:RBROT:2025:8277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
10/129194-23, 10/243478-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel en vrijspraak voor lachgasbezit

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 mei 2023 in Rotterdam betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het aanrijden van een voetganger, het doorrijden na het ongeval en het veroorzaken van gevaar op de weg. De officier van justitie eiste een geldboete, taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten onder parketnummer 10/129194-23, waarbij hij onvoorzichtig had gereden en een voetganger had aangereden, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een geldboete van € 1.000,-. Voor de feiten onder parketnummer 10/243478-23, betreffende het bezit van lachgas, werd de verdachte vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op hem. De rechtbank legde ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op voor 12 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/129194-23, 10/243478-23
(gev. ttz)
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. K. Hoesenie, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij een voetganger heeft aangereden, waardoor die lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat hij na dat ongeval is doorgereden en het slachtoffer gewond heeft achtergelaten en dat hij (vervolgens) door het centrum van Rotterdam heeft gereden op zo’n manier dat hij daarmee gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Daarnaast wordt hem verweten dat hij samen met iemand anders lachgas aanwezig heeft gehad. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/243478-23 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/129194-23 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 onder parketnummer 10/129194-23:
  • veroordeling tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden gedurende het eerste jaar van de proeftijd een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener;
ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 10/129194-23:
- veroordeling tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (10/243478-23)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/243478-23 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder parketnummer 10/129194-23 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 10/129194-23 heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij, op 21 mei 2023 te Rotterdam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Heer Bokelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- een voor hem rijdende personenauto links is gaan inhalen waarbij hij, verdachte,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de
rijbaan van die weg, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is
gaan rijden en
- bij naderen van een talud/verhoogde rijbaanscheiding geen snelheid heeft
geminderd en- tegen de aldaar bevindende talud/verhoogde rijbaanscheiding is aangereden
ten gevolge waarvan
hetdoor hem bestuurde motorrijtuig op de
talud/verhoogde rijbaanscheiding terecht is gekomen en
- ( vervolgens) verder heeft gereden op de talud/verhoogde rijbaanscheiding en
in botsing is gekomen met een zich aldaar bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan.
2.
hij, als degene door wiens gedraging ( als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op de Heer Bokelweg,
op 21 mei 2023
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist
een ander te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
3.
hij op 21 mei 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Heer Bokelweg,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, , en het verkeer op die weg werd gehinderd, ;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- meermalen van rijstrook heeft gewisseld zonder richting aan te
geven en
- ( vervolgens) niet de voor hem bestemde rijbaan heeft gebruikt door te rijden op
een fietspad, te weten op de Karel Doormanstraat
(gaande in de richting van de Aert van Nesstraat) en
- ( vervolgens) met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, een
(verhoogde) voetgangersoversteekplaats, te weten op de kruising Aert van Nesstraat
met de Lijnbaan is genaderd en is opgereden en geen snelheid heeft
geminderd bij het oprijden van die voetgangersoversteekplaats en
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, zonder noodzaak heeft geremd en
- ( vervolgens) op de kruising Aert van Nesstraat met de Coolsingel, niet de
verplichte rijrichting (voor rechtdoor en/of linksaf) heeft gevolgd en aldaar
rechtsaf is geslagen en
- ( vervolgens) meermalen rood licht uitstralende verkeerslichten
heeft genegeerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/129194-23
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;

3.overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig gereden door auto’s in te halen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer. Ook is hij met hoge snelheid over een verhoogde rijbaanscheiding gereden waar hij vervolgens een voetganger heeft geschept. Het slachtoffer heeft ten gevolge hiervan een gebroken oogkas opgelopen
De verdachte heeft zich na het ongeval niet om het slachtoffer bekommerd. Sterker nog, na het ongeval heeft de verdachte de plaats van ongeval met hoge snelheid verlaten en heeft hij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
Vrijwel direct na het veroorzaken van het verkeersongeval heeft de verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan nog meer gevaarlijk rijgedrag. Dit gedrag bestond onder meer uit meermaals door rood rijden, tegen de verplichte rijrichting inrijden, remmen zonder aanleiding en zonder vaart te minderen over een fietspad rijden en dit alles in het centrum van Rotterdam. Door zich op zo’n manier in het verkeer te gedragen, heeft de verdachte er nogmaals blijk van gegeven geen oog te hebben gehad voor het welzijn van andere (kwetsbare) verkeersdeelnemers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdacht blijkt dat hij na onderhavige feiten is veroordeeld voor gevaarlijk rijden onder invloed van middelen gepleegd eind 2021. Die uitspraak is nog niet onherroepelijk. Recent kreeg de verdachte een strafbeschikking voor te hard rijden.
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2023 en 6 juni 2025.
Uit het rapport van 18 juli 2023 volgt dat de denkpatronen en houding van de verdachte risicofactoren zijn. De verdachte lijkt al meermalen in de problemen zijn gekomen door zijn (roekeloze) rijgedrag. Gelet hierop is een gedragsinterventie gericht op zijn denkpatronen en gedrag wenselijk om soortgelijke incidenten te voorkomen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijk straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) en het meewerken aan middelencontrole.
In het advies van 6 juni 2025 rapporteert de reclassering dat tijdens het schorsingstoezicht van de verdachte positieve ontwikkelingen zijn waargenomen. De verdachte lijkt steeds meer zelfinzicht te ontwikkelen en verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. Desondanks kan de verdachte nog vrij impulsief zijn en ondoordachte keuzes maken. De reclassering adviseert daarom om een behandeltraject in te zetten dat gericht is op het verminderen van impulsiviteit, het verbeteren van copingvaardigheden en het aanbrengen en behouden van structuur. In plaats van een gedragsinterventie, zoals geadviseerd in het rapport van 18 juli 2023, wordt een behandeltraject het meest wenselijk geacht. Verder vindt de reclassering het meewerken aan urinecontroles niet langer noodzakelijk, aangezien de resultaten tot op heden negatief zijn geweest. Nu de verdachte ruim twee jaar (sinds 25 mei 2023) onder schorsingstoezicht staat, acht de reclassering een proeftijd van één jaar voldoende om hem in staat te stellen het reeds gestarte behandeltraject af te ronden.
Op de terechtzitting is verder naar voren gekomen dat de verdachte spijt heeft van zijn gedragingen. De verdachte heeft verklaard dat het verkeersongeval een grote impact op hem heeft gehad en dat hij als gevolg daarvan met zichzelf aan de slag is gegaan. Achteraf realiseert hij zich dat hij ondoordachte keuzes heeft gemaakt en dat hij niet voldoende stil heeft gestaan bij de consequenties van zijn gedrag voor anderen. De verdachte heeft het slachtoffer benaderd voor mediation, waarna er een positief gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op uitspraken in vergelijkbare zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straffen recht doen aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte zij het dat zij het in het belang van de verkeersveiligheid aangewezen vindt de rijontzegging geheel onvoorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet daarnaast, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een proeftijd van twee jaren aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel op te leggen en volstaat met de oplegging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen voertuig dat aan de verdachte toebehoort (een personenauto, Seat Leon, voorzien van kenteken [kenteken] ) zal verbeurd worden verklaard. De onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 10/129194-23 zijn met behulp van het voertuig gepleegd, zodat dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar is.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich [benadeelde partij] in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 primair en 2 onder parketnummer 10/129194-23 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 34.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 25.000,- aan materiële schade, € 17.000,- aan immateriële schade en € 17.000,- aan affectieschade.
De verzekering heeft reeds een bedrag van € 25.000,- uitgekeerd.
9.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Met de officier van justitie en de verdediging oordeelt de rechtbank dat niet onderbouwd is dat er, buiten de reeds vergoede schade door de verzekering, nog meer schade is geleden. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 7, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 10/243478-23 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 onder 10/129194-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 onder 10/129194-23:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
170 (honderdzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen;
Ten aanzien van feit 3 onder 10/129194-23:
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de onder 1 primair, 2 en 3 onder parketnummer 10/129194-23 bewezenverklaarde feiten:
Een personenauto, Seat Leon, voorzien van kenteken [kenteken] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt ten aanzien van de proceskosten van de verdachte en de [benadeelde partij] dat ieder de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/129194-23
1.
hij, op of omstreeks 21 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Heer Bokelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een voor hem rijdende personenauto "links" is gaan inhalen waarbij hij, verdachte,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de
rijbaan van die weg, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is
gaan en/of is blijven rijden en/of
- heeft gereden met een snelheid die (veel) hoger was dan de ter plaatse toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die veel te hoog was
voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- bij naderen van een talud/verhoogde rijbaanscheiding geen snelheid heeft
geminderd en/ of heeft gereden met een, mede gelet met het naderen van
talud/verhoogde rijbaanscheiding, te hoge snelheid en/of
- tegen de aldaar bevindende talud/verhoogde rijbaanscheiding is aangereden
en/of (tengevolge waarvan) die door hem bestuurde motorrijtuig op de
talud/verhoogde rijbaanscheiding terecht is gekomen en/of
- ( vervolgens) verder heeft gereden op de talud/verhoogde rijbaanscheiding en/of
in botsing of aanrijding is gekomen met een aldaar bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] , waarbij hij ten val is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
gebroken oogkassen en/of letsel in het gezicht, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, als bestuurder
van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de
voor openbaar verkeer openstaande weg, de de Heer Bokelweg,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- een voor hem rijdende personenauto "links" is gaan inhalen waarbij hij, verdachte,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, geheel of gedeeltelijk op de
rijbaan van die weg, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is
gaan en/of is blijven rijden en/of
- heeft gereden met een snelheid die (veel) hoger was dan de ter plaatse toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die veel te hoog was
voor een veilig verkeer ter plaatse en/ of
- bij naderen van een talud/verhoogde rijbaanscheiding geen snelheid heeft
geminderd en/ of heeft gereden met een, mede gelet met het naderen van
talud/verhoogde rijbaanscheiding, te hoge snelheid en/of
- tegen de aldaar bevindende talud/verhoogde rijbaanscheiding is aangereden
en/of (tengevolge waarvan) die door hem bestuurde motorrijtuig op de
talud/verhoogde rijbaanscheiding terecht is gekomen en/of
- ( vervolgens) verder heeft gereden op de talud/verhoogde rijbaanscheiding en/of
in botsing of aanrijding is gekomen met een aldaar bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] , waarbij hij ten val is gekomen;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de Heer Bokelweg,
op of omstreeks 21 mei 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
( art 7 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994)
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Heer Bokelweg,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- meermalen, althans eenmaal, van rijstrook heeft gewisseld zonder richting aan te
geven en/of
- ( vervolgens) niet de voor hem bestemde rijbaan heeft gebruikt door te rijden op
een bromfiets/fietspad en/of het troitoir, te weten op de Karel Doormanstraat
(gaande in de richting van de Aert van Nesstraat) te rijden en/of
- ( vervolgens) met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, een
(verhoogde) voetgangersoversteekplaats, te weten op de kruising Aert van Nesstraat
met de Lijnbaan is genaderd en/of is opgereden en/of geen snelheid heeft
geminderd bij het oprijden van die voetgangersoversteekplaats en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, zonder noodzaak en/of reden in het
verkeer, (plotseling en/of sterk) heeft geremd en/of
- ( vervolgens) op de kruising Aert van Nesstraat met de Coolsingel, niet de
verplichte rijrichting (voor rechtdoor en/of linksaf) heeft gevolgd en/of aldaar
rechtsaf is geslagen en/ of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal rood licht uitstralende verkeerslichten
heeft genegeerd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994)
10/243478-23
zij op of omstreeks 23 september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
(opzettelijk) aanwezig heeft gehad
3360 gram distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)