ECLI:NL:RBROT:2025:8275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
10/082727-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak met elektrische step en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanrijden van een voetganger op een elektrische step. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het rijden door rood licht en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte, geboren in 1997 en ingeschreven op een bepaald adres, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. M.D. Rijnsburger. Tijdens de zitting op 11 juni 2025 werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en de omstandigheden van het ongeval dat plaatsvond op 17 december 2020. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte door rood licht had gereden, en dat de snelheid van de verdachte niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, ondanks dat zij door rood licht was gereden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daarnaast verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat de termijn voor vervolging was verstreken door verjaring. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. D.C. van Beek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/082727-22
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Kort gezegd wordt haar verweten dat zij een voetganger op of met een elektrische step heeft aangereden, waardoor die lichamelijk letsel heeft opgelopen. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (art. 6 WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Hij baseert zich daarbij op de in het procesdossier aanwezige verschillende getuigenverklaringen. De verdachte is door rood licht gereden en heeft een snelheid van 50 km/u gereden waar 30 km/u ter plaatse was toegestaan. Bij de kruising en het oversteekpunt waar het slachtoffer overstak, had de verdachte extra voorzichtig moeten zijn, zeker nu het al donker dan wel schemerig was. Gelet hierop heeft de verdachte zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende bewijs. Gelet op het gebrekkige dossier en de verklaring van de verdachte dat zij door oranje reed, kan niet buiten redelijke twijfel vastgesteld worden dat zij door rood is gereden.
Subsidiair meent de verdediging dat het niet tijdig opmerken van een rood verkeerslicht als enkele omstandigheid onvoldoende is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op basis van de getuigenverklaringen kan niet vastgesteld worden dat het verkeerslicht over een langere periode rood licht uitstraalde.
De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat een kort moment van het uitstralen van rood licht onvoldoende is voor de conclusie dat de verdachte met haar handelen een gevaar als bedoeld in artikel 5 WVW in het leven heeft geroepen.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
Op 17 december 2020 heeft omstreeks 18:06 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Aelbrechtskade met de Lage Erfbrug te Rotterdam. De verdachte was bestuurder van een personenauto en reed op de Aelbrechtskade in de richting van de Rochussenstraat en naderde de kruising met de Lage Erfbrug. Het slachtoffer kwam met een elektrische step vanuit de richting van de Lage Erfbrug, in de richting van de Nieuwe Binnenweg. Op het kruispunt is het slachtoffer tegen de rechtervoorzijde van de personenauto van de verdachte gebotst, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen. Het slachtoffer heeft hierdoor traumatisch hersenletsel en een schedelfractuur opgelopen.
Dat ter plaatse vanwege wegwerkzaamheden een maximumsnelheid van 30 km/u zou hebben gegolden, zoals door de officier van justitie is aangevoerd, blijkt niet uit het dossier. Een door het slachtoffer ingestuurde ongedateerde foto is daartoe ontoereikend. Dat de verdachte de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u zou hebben overschreden volgt evenmin uit het dossier.
Er is geen onderzoek gedaan naar de verkeerslichtinstallatie zodat de rechtbank niet op basis hiervan kan vaststellen of, en hoe lang, het verkeerslicht rood licht uitstraalde op het moment dat het voertuig van de verdachte passeerde. De getuigenverklaringen op dit punt laten de mogelijkheid, dat de verdachte net onder het op rood gesprongen stoplicht door reed, open. De verdachte heeft alsdan een verkeerde inschatting gemaakt toen zij dacht het oranje licht nog te halen.
Over de snelheid van het slachtoffer op de step bevat het dossier geen informatie. Uit het dossier volgt niet dat er op het moment dat de verdachte de kruising over reed al voetgangers waren begonnen met oversteken.
Hoewel de verdachte in ieder geval net door rood is gereden en dus sprake is van een verkeersfout, merkt de rechtbank deze enkele gedraging niet aan als aanmerkelijk onvoorzichtig. Hoe ernstig de gevolgen van de aanrijding voor het slachtoffer ook zijn, schuld daaraan van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW kan de rechtbank niet vast stellen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Artikel 5 WVW
Het recht om de subsidiair ten laste gelegde overtreding te vervolgen is inmiddels door verjaring vervallen. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. de Kraker, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 17 december 2020 te Rotterdam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen
geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor
het openbaar verkeer openstaande wegen, de Nieuwe Binnenweg, de
Lage Erfbrug en de Aelbrechtskade, althans op één van deze wegen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar
- met een grotere snelheid (te weten: omstreeks 50 km/uur) dan de
aldaar voor haar geldende maximumsnelheid van 30 km/uur heeft
gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan
die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
- gekomen bij voornoemde kruising, niet is gestopt voor een in haar
richting gekeerd en/of voor het verkeer in haar richting geldend rood
licht uitstralend verkeerslicht en/of
- die genoemde kruising is opgereden en is gaan oversteken op het
moment dat een bestuurder van een elektrische step, althans
voetganger (met een elektrische step aan de hand) die voor haar,
verdachte, van rechts kwam, die kruising inmiddels was opgegaan,
nadat het voor die bestuurder van een elektrische step, althans
voetganger (met een elektrische step aan de hand) geldende
verkeerslicht op groen licht was overgegaan en/of
- die bestuurder van een elektrische step, althans voetganger (met een
elektrische step aan de hand) niet heeft laten voorgaan en/of
- vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met die bestuurder
van een elektrische step, althans voetganger (met een elektrische step
aan de hand),
waardoor die bestuurder van een elektrische step, althans voetganger
(met een elektrische step aan de hand) (genaamd [slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel (te weten een traumatische bloeding tussen het harde
hersenvlies en schedelbot rechtsvoor, een bloeding tussen de
hersenvliezen rechtsvoor, een bloeding tussen de hersenen en
hersenvliezen, kneuzingshaarden en een schedelfractuur, doorlopend
tot het dak van de oogkas) of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
Subsidiair
zij op of omstreeks 17 december 2020 te Rotterdam als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de kruising
gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de
Nieuwe Binnenweg, de Lage Erfbrug en de Aelbrechtskade, althans op
één van deze wegen,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
- met een grotere snelheid (te weten: omstreeks 50 km/uur) dan de
aldaar voor haar geldende maximumsnelheid van 30 km/uur heeft
gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan
die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
- gekomen bij voornoemde kruising, niet is gestopt voor een in haar
richting gekeerd en/of voor het verkeer in haar richting geldend rood
licht uitstralend verkeerslicht en/of
- die genoemde kruising is opgereden en is gaan oversteken op het
moment dat een bestuurder van een elektrische step, althans
voetganger (met een elektrische step aan de hand) die voor haar,
verdachte, van rechts kwam, die kruising inmiddels was opgegaan,
nadat het voor die bestuurder van een elektrische step, althans
voetganger (met een elektrische step aan de hand) geldende
verkeerslicht op groen licht was overgegaan en/of
- die bestuurder van een elektrische step, althans voetganger (met een
elektrische step aan de hand) niet heeft laten voorgaan en/of
- vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met die bestuurder
van een elektrische step, althans voetganger (met een elektrische step
aan de hand) (genaamd [slachtoffer]);
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )