ECLI:NL:RBROT:2025:8266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/10/699646 / JE RK 25-980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij een netwerkgezin voor de duur van vier weken. De Raad had verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarige, die zelfbepalend gedrag vertoonde en zich in een kwetsbare situatie bevond. Tijdens de zitting waren de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder stemde in met de ondertoezichtstelling, maar had bedenkingen bij de uithuisplaatsing bij het netwerkgezin, gezien de zorgen over de invloed van loverboys. De kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk was voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/699646 / JE RK 25-980
Datum uitspraak: 20 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. V. de Roo, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 mei 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de ouders van haar vriendje, hierna te noemen: het netwerkgezin.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. De Raad heeft tevens verzocht een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij het netwerkgezin te verlenen voor de duur van vier weken. De Raad heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op 15 mei 2025 heeft de piketrechter bepaald dat een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , zonder partijen in de gelegenheid te stellen hierover hun mening te geven, niet noodzakelijk was. De zaak kon versneld op zitting worden gepland, zonder onmiddellijk ernstig gevaar voor [voornaam minderjarige] . Er resteert daarom op dit moment nog een beslissing op de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de verzochte duur van drie maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij het netwerkgezin voor de duur van vier weken.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Er bestaan zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Zij heeft veel meegemaakt, waardoor zij zelfbepalend gedrag laat zien. De vader heeft het contact met haar verbroken, waardoor zij zich in de steek gelaten voelt. Het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder is daarbij beladen, omdat zij zich door elkaar gekwetst voelen en er veel spanningen tussen hen bestaan. De moeder houdt veel van [voornaam minderjarige] , maar zij is op dit moment niet in staat om voor haar te zorgen. Het is van belang dat de GI de komende periode betrokken raakt, zodat voor [voornaam minderjarige] passende hulpverlening en begeleiding kan worden ingezet. Ook is de inzet van systemische hulpverlening nodig, gericht op het verbeteren van de band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. In de tussentijd is het voor [voornaam minderjarige] niet mogelijk om bij de moeder te wonen. Zij verblijft op dit moment bij het netwerkgezin, omdat zij niet wil meewerken aan een plaatsing op een passende groep en hiervandaan is weggelopen. Het is van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij het netwerkgezin de aankomende vier weken wordt gecontinueerd. De Raad benadrukt dat dit voor [voornaam minderjarige] geen duurzame oplossing is, maar dat dit wel de nodige rust creëert om verder te zoeken naar een passende vervolgplek.
4.2.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Na een bezoek aan het netwerkgezin en aanvullend onderzoek heeft het crisisinterventieteam bepaald dat het verblijf van [voornaam minderjarige] in het netwerkgezin, in ieder geval de aankomende vier weken, het meest passend is. Dit creëert de nodige rust, zodat voor haar een passende vervolgplek kan worden gezocht. Wanneer [voornaam minderjarige] nu toch op een open groep wordt geplaatst, zal zij vermoedelijk weer weglopen en bestaat het risico dat zij uit zicht raakt.
4.3.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek van de Raad om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen, maar niet met het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlenen bij het netwerkgezin. De moeder maakt zich zorgen om het verblijf van [voornaam minderjarige] bij het netwerkgezin, omdat zij hiermee nog steeds in het netwerk van loverboys blijft. De eerdere vriendjes van [voornaam minderjarige] en haar huidige vriendje kent zij namelijk allemaal via een jongen die als loverboy bekend staat en die online ook beelden van [voornaam minderjarige] heeft verspreid. De jongens in dit netwerk hebben ook het jongere broertje van [voornaam minderjarige] bedreigd. Daarbij is [voornaam minderjarige] met haar vriendje betrokken bij een winkel- en scooterdiefstal en zijn voor haar meerdere boetes binnengekomen voor het reizen zonder treinkaartje. De betrokkenheid van de GI is, gelet op de bestaande zorgen, nodig om voor [voornaam minderjarige] en de moeder passende hulpverlening in te zetten. Hierbij is het van belang dat zij in plaats van bij het netwerkgezin op een open groep verblijft, juist om meer rust te creëren. De moeder wil graag benadrukken dat [voornaam minderjarige] thuis nooit is mishandeld en dat zij geen moederrol had. Zij had enkel gewone huishoudelijke taken, zoals het vuilnis buiten zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] heeft veel meegemaakt en laat hierdoor zelfbepalend gedrag zien. De vader heeft het contact met [voornaam minderjarige] verbroken en het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verloopt stroef. [voornaam minderjarige] voelt zich hierdoor alleen en gekwetst. Zij kan op dit moment niet bij de moeder wonen, maar staat ook niet open voor een plaatsing op een open groep. Zij is vanaf de open groep weggelopen en verblijft sindsdien bij het netwerkgezin. De betrokkenheid van de GI is de aankomende periode nodig, zodat voor [voornaam minderjarige] passende hulpverlening en begeleiding kan worden ingezet. Daarbij kan systemische hulpverlening worden ingezet, gericht op het verbeteren van de band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Daarbij dient de aankomende periode voor [voornaam minderjarige] een passende plek te worden gezocht. In de tussentijd, maar in ieder geval voor de duur van vier weken, acht de kinderrechter het van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij het netwerkgezin wordt gecontinueerd. Met de Raad is de kinderrechter van mening dat dit voor [voornaam minderjarige] geen duurzame oplossing is, maar dit zal wel de nodige rust creëren. De betrokkenheid van de GI kan de veiligheid van [voornaam minderjarige] hierbij voldoende waarborgen.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerkgezin verlenen voor de duur van vier weken.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 20 mei 2025 tot 20 augustus 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerkgezin met ingang van 20 mei 2025 tot 17 juni 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025 door mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.