Op 20 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij een netwerkgezin voor de duur van vier weken. De Raad had verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarige, die zelfbepalend gedrag vertoonde en zich in een kwetsbare situatie bevond. Tijdens de zitting waren de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder stemde in met de ondertoezichtstelling, maar had bedenkingen bij de uithuisplaatsing bij het netwerkgezin, gezien de zorgen over de invloed van loverboys. De kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk was voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.