In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1996, heeft bekend dat hij in de periode van 5 tot en met 6 februari 2024 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 15-jarig meisje, dat zich voordeed als meerderjarig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ten tijde van het feit 28 jaar oud, de seksuele integriteit van het meisje heeft geschonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 182 dagen geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Echter, de rechtbank heeft, na het horen van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door de gevolgen van het feit en de vervolging al genoeg gestraft was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.