ECLI:NL:RBROT:2025:8236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
10.016837.25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een voormalig docent met verminderde toerekening en tbs met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 januari 2025 in Rotterdam een voormalig docent heeft bedreigd. De verdachte heeft telefonisch contact opgenomen met de werkplek van de docent en dreigende woorden geuit, waarbij hij aangaf een bloedbad te willen aanrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een stoornis in cannabisgebruik, wat heeft geleid tot verminderde toerekening van het feit. De officier van justitie heeft terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet proportioneel was. In plaats daarvan is een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is een maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van vijf jaren, met een contactverbod en een gebiedsverbod rondom de scholen van de docent. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.016837.25
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
feitelijk verblijvende op het adres
[verblijfadres] , [postcode 2] te [verblijfplaats] ,
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. drs. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (conform de voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod), met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met aangever [slachtoffer] , het [naam school 1] en de [naam school 2] , een gebiedsverbod voor de locaties [locatie 1] en [locatie 2] van de [naam school 2] voor de duur van vijf jaren, met toepassing van vervangende hechtenis van één (1) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 januari 2025 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door naar de werkplek van die [slachtoffer] te bellen en de beveiliger/receptionist,
dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom naar jullie school voor [voornaam slachtoffer] , ik kom hem opzoeken. Als ik hem tegenkom ga ik een bloedbad aanrichten".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, conform het reclasseringsadvies en in afwijking van de Pro Justitia-rapporten, dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, alsmede de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Volgens de officier van justitie is het kader van bijzondere voorwaarden ontoereikend, omdat eerdere behandeling in een dergelijk kader niet het gewenste effect had en gezien het recidiverisico. Bij de verdachte is al jarenlang sprake van hardnekkige betrekkingswanen, die niet verdwijnen met medicatie en waarvoor in de reguliere geestelijke gezondheidszorg onvoldoende aandacht is. Hij heeft al vaker spijt getoond en gezegd dat hij het niet weer zal doen, maar valt dan toch weer in herhaling. Daarnaast is het voor de verdachte heel moeilijk om zich te conformeren aan behandeling. Gelet hierop, en op het waarborgen van de maatschappelijke veiligheid, moet het kader zodanig dwingend zijn dat de verdachte ervoor kiest om de voorwaarden af te maken.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat het kader van bijzondere voorwaarden volstaat en dat het feit dat door verdachte is begaan niet ernstig genoeg is om de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daarbij verwijst de raadsman naar de rapportages van de psychiater en de psycholoog.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn voormalige docent [slachtoffer] bedreigd door naar de [naam school 2] te bellen en aan het daar werkzame personeel aan te kondigen dat hij naar school zou komen en daar een bloedbad zou gaan aanrichten. De verdachte heeft daarmee niet alleen [slachtoffer] , maar ook diens collega’s van de [naam school 2] grote angst aangejaagd. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de bedreiging hem altijd bezighoudt, dat hij zich minder veilig voelt en dat hij zich zorgen maakt over zijn leerlingen en collega’s. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van 24 maart 2025 en 4 april 2025, respectievelijk opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, en [naam psycholoog] , psycholoog. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. Ten tijde van het tenlastegelegde feit was er sprake van op de voorgrond staande psychotische klachten, in de vorm van wanen en betrekkingsideeën.
Bij de verdachte kenmerkt de problematiek zich door periodes waarin hij last heeft van paranoïde wanen en betrekkingsideeën. Deze kunnen gepaard gaan met/voorafgegaan worden door gevoelens van somberheid, angst en boosheid. In de afgelopen jaren centreren deze wanen zich rondom aangever en het niet behalen van een mbo-diploma. Ook waren er periodes waarin de verdachte verward was. Na het staken van medicatiegebruik komen voorgaande problemen en kenmerken elke keer sterker op de voorgrond te staan. De verdachte heeft geen ziekte-inzicht en zijn motivatie voor behandeling en medicatiegebruik kan wisselend zijn.
Beide deskundigen adviseren om de ten laste gelegde feiten bij een bewezenverklaring in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het herhalingsrisico op een nieuw geweldsdelict wordt door beiden matig-hoog ingeschat in het geval sprake is van instabiliteit op diverse leefgebieden in combinatie met psychische ontregeling in de vorm van paranoïde wanen. Vanuit het oogpunt van recidivepreventie wordt klinische psychiatrische behandeling van de verdachte geadviseerd op een Forensisch Psychiatrische Afdeling, met name (ook) voor instelling op antipsychotische depotmedicatie, en aansluitende ambulante nazorg in een forensisch kader, onder langdurig toezicht. Volgens de deskundigen dient dit te worden vormgegeven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Een al dan niet voorwaardelijke terbeschikkingstelling is naar het oordeel van beide deskundigen niet noodzakelijk, omdat het recidiverisico en het daadwerkelijke gevarenrisico voldoende kan worden verminderd binnen het geadviseerde kader van bijzondere voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld-hoog en het risico op letsel als laag-gemiddeld. Er is bij verdachte sprake van chronische pathologie die hem kwetsbaar maakt voor
psychotische ontregeling, van beperkingen in het cognitief functioneren, van een gebrekkige
impulscontrole, van inadequate copingvaardigheden en een gebrek aan emotie-, spanning- en agressieregulatie. Verdachte houdt vanuit zijn pathologie rigide vast aan zijn
overtuiging dat het slachtoffer hem met opzet heeft benadeeld. Verdachte is stellig overtuigd van zijn gelijk, het ontbreekt hem aan ziektebesef- en inzicht en het lukt verdachte niet om te kijken naar zijn eigen aandeel, waardoor erkenning van zijn eigen grensoverschrijdende gedrag uitblijft en hij niet kan invoelen dat zijn handelen het slachtoffer angst aanjaagt. De hardnekkigheid van de beschreven problematiek maakt dat behandeling binnen een ambulant kader voortdurend mislukt. Ondanks dat er contra-indicaties zijn voor succesvolle toepassing en interveniëren (de verdachte heeft zich niet bereidwillig verklaard om mee te werken aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden), acht de reclassering interveniëren binnen het kader van een tbs met voorwaarden momenteel het meest toereikend, omdat er binnen dit kader externe structuur, controle en toezicht aanwezig is om het risicomanagement te kunnen borgen en het risico op recidive te verminderen. Daarbij weegt voor de reclassering mee dat bij oplegging van bijzondere voorwaarden de mogelijkheid bestaat dat verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij, wanneer hij zich niet aan de voorwaarden houdt en het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer wordt gelegd.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekening
Uit de rapportages van de psychiater en psycholoog blijkt dat, hoewel verdachte niet (volledig) verward was ten tijde van het ten laste gelegde feit, de boosheid en de
waanideeën van verdachte ervoor zorgden dat hij niet goed kon nadenken over mogelijke
andere verklaringen voor zijn situatie, over andere oplossingen voor zijn probleem
of de gevolgen van zijn gedrag voldoende kon overzien. Gelet op deze bevindingen zal de rechtbank het ten laste gelegde feit daarom in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Tbs-maatregel of voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden?
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, overweegt de rechtbank het volgende.
Om te komen tot oplegging van een tbs-maatregel, moet zijn voldaan aan de daartoe strekkende wettelijke vereisten, die bepalen dat 1) bij de verdachte tijdens het begaan van het misdrijf een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, 2) dat op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of dat het misdrijf wordt genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr, 3) dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, oplegging van de maatregel vereist en tenslotte 4) dat een recente multidisciplinaire gedragsrapportage is opgemaakt met een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. De rechtbank stelt vast dat aan de bovengenoemde wettelijke eisen om tot oplegging van de tbs-maatregel te kunnen komen, is voldaan. De rechtbank ziet zich vervolgens geconfronteerd met afwijkende conclusies van enerzijds de psychiater en psycholoog en anderzijds de reclassering.
Daarbij merkt de reclassering wel op dat de verdachte zich niet bereidwillig heeft verklaard om mee te werken aan de tbs-maatregel, wat kan betekenen dat bij oplegging daarvan en het niet nakomen van voorwaarden door de verdachte, een omzetting naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging aan de orde komt. Echter, volgens de reclassering biedt het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden de beste mogelijkheid tot behandeling en ziet zij zich daarom genoodzaakt om af te wijken van het advies van de deskundigen.
De rechtbank vindt de door de officier van justitie geëiste terbeschikkingstelling met voorwaarden, gelet op het advies van de psychiater en de psycholoog en op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, niet proportioneel. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om af te wijken van het advies van de psychiater en de psycholoog. Daarbij neemt zij ook in aanmerking dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden tevens inhoudt dat bij een negatief verloop terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan volgen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 13 juni 2025 (met uitzondering van de time-out), gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel (zie hierna). Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de interventie die de verdachte nodig heeft bestaat uit een klinische psychiatrische behandeling op een Forensisch Psychiatrische Afdeling, met name (ook) voor instelling op antipsychotische depotmedicatie, en aansluitende ambulante nazorg in een forensisch kader, onder langdurig toezicht.
Straf
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank ermee rekening gehouden dat het feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
38v-maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende:
- een gebiedsgebod in, op en rond (binnen een straal van 100 meter) de [naam school 2] (vestiging [locatie 2] ) gelegen op/aan de [adres 2] , [postcode 3] te Rotterdam en in, op en rond (binnen een straal van 100 meter) de [naam school 2] (vestiging [locatie 1] ) gelegen op/aan het [adres 3] , [postcode 4] te Rotterdam;
  • een contactverbod met het [naam school 1] en met de [naam school 2] , gedurende 5 jaren na heden;
  • een contactverbod met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1965 te [geboorteplaats 2] , gedurende 5 jaren na heden.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder meer in:
  • de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
  • de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
  • de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/ of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. de veroordeelde zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan, zonder toestemming van de reclassering;
4. de veroordeelde zal zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal één (1) jaar (na plaatsing) of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
5. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door een forensische ggz instelling en neemt zijn medicatie volgens voorschrift in, ook als dit toediening inhoudt. De veroordeelde laat zich hierop controleren. Indien er sprake is van een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor stabilisatie/observatie/diagnostiek/crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
6. aansluitend aan zijn klinische opname zal de veroordeelde verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering
voor hem heeft opgesteld;
7. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van middelen om inzicht te krijgen in zijn gebruik en indien nodig te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. de veroordeelde zal zich inzetten voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in, op en rond (binnen een straal van 100 meter) de [naam school 2] (vestiging [locatie 2] ) gelegen op/aan de [adres 2] , [postcode 3] te Rotterdam en in, op en rond (binnen een straal van 100 meter) de [naam school 2] (vestiging [locatie 1] ) gelegen op/aan het [adres 3] , [postcode 4] te Rotterdam;
zich te onthouden van direct of indirect contact met het [naam school 1] en met de [naam school 2] , gedurende 5 jaren na heden;
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1965 te [geboorteplaats 2] , gedurende vijf jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één (1) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes (6) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Oord, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 juli 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 januari 2025 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door naar de werkplek van die [slachtoffer] te bellen en/of de beveiliger/receptionist,
althans een werknemer van die werkplek (dreigend) de woorden toe te voegen "Ik kom naar jullie school voor [voornaam slachtoffer] , ik kom hem opzoeken. Als ik hem tegenkom ga ik een bloedbad aanrichten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.