In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. [gedaagde] huurt een winkelpand van [eiseres] en heeft een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. [eiseres] heeft een procedure aangespannen om betaling van de achterstallige huur en stookkosten te vorderen, alsook om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming van het pand te eisen. Bij verstekvonnis is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.102,52 aan achterstallige huur en kosten, en is de huurovereenkomst ontbonden. [gedaagde] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat de dagvaarding niet correct was betekend en dat hij de huurachterstand had voldaan.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend en dat [gedaagde] niet in zijn verdediging is geschaad. De rechter heeft de huurachterstand vastgesteld op € 10.399,95 en de stookkosten op € 15.370,88, waarbij hij oordeelt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor deze kosten. De huurovereenkomst is ontbonden omdat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en heeft hem een boete opgelegd van € 3.900,00 wegens niet-tijdige betalingen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen, begroot op € 3.308,97. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.