Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 januari 2025, met bijlagen;
- de drie brieven van OWW, alle drie met een bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Oost West Wonen (OWW) en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, OWW, heeft de gedaagde aangesproken op de ontruiming van een huurwoning na afloop van de huurovereenkomst die liep van 4 januari 2023 tot en met 3 januari 2025. OWW heeft in oktober 2024 aan de gedaagde laten weten dat de huurovereenkomst niet verlengd zou worden, omdat de gedaagde veel overlast zou veroorzaken. De gedaagde heeft de woning niet leeg opgeleverd op de afgesproken datum, wat OWW heeft doen besluiten om een kort geding aan te spannen.
Tijdens de zitting op 20 januari 2025, waar de gemachtigde van OWW, mr. S.A. den Engelsen, aanwezig was, is de zaak besproken. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de eis van OWW, aangezien de gedaagde niet dakloos hoeft te worden. De gemeente en Pameijer zijn betrokken bij de situatie en hebben een aanbod gedaan voor begeleid wonen.
De kantonrechter heeft de eis van OWW toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 953,45. De wettelijke rente over de proceskosten is toegewezen vanaf vijftien dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.