In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap Spring Properties C S.A.R.L., gevestigd in Luxemburg, en een gedaagde huurder uit Rotterdam. De huurovereenkomst tussen Spring Properties en de gedaagde liep van 30 september 2022 tot en met 29 september 2024. Spring Properties heeft de gedaagde op 5 augustus 2024 geïnformeerd dat de huurovereenkomst eindigde en eist nu dat de gedaagde de woning ontruimt, omdat hij deze niet heeft verlaten. Tijdens de zitting op 6 januari 2025 hebben de partijen afgesproken dat de gedaagde de woning binnen drie maanden, dus uiterlijk op 6 april 2025, zal ontruimen. De kantonrechter heeft deze afspraak in de veroordeling opgenomen, maar heeft niet bepaald dat de ontruiming door een deurwaarder moet plaatsvinden, aangezien de wet dit al toestaat. De gedaagde had aanvankelijk een tegeneis ingediend, maar heeft deze tijdens de zitting ingetrokken. De partijen zijn overeengekomen dat zij hun eigen proceskosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.