ECLI:NL:RBROT:2025:7963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
10-039582-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor (verlengde) invoer van een grote hoeveelheid cocaïne met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De verdachte, geboren in 1990 en werkzaam als vrachtwagenchauffeur, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 260 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verdediging dat hij niet op de hoogte was van de cocaïne in de container, wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. Dit werd onderbouwd door bewijs dat de verdachte contact had met een Snapchat-account en dat hij zich had aangeboden als vervoerder van de container. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk en concludeerde dat hij zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen strafblad had. Daarnaast werd de in beslag genomen telefoon verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de maatschappelijke impact van de illegale handel in verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-039582-25
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak/ gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een gebiedsverbod voor de Waalhaven, de Maasvlakte en de haven van Vlissingen voor een periode van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoon.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en stelt dat aan de verdachte een regulier transportopdracht is gegeven. Nadat hij de desbetreffende container had opgehaald bij de containerterminal heeft hij in zijn navigatie een verkeerd afleveradres heeft ingevoerd. Toen hij dat ontdekte en wilde keren op de [locatie] in Rotterdam werd hij aangehouden. Hij wist niet van de aanwezigheid van de cocaïne die zich in de container bevond. De communicatie tussen de verdachte en het Snapchat-account [accountnaam] heeft niets te maken met de aangetroffen cocaïne, aldus de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte, werkzaam als vrachtwagenchauffeur voor zijn eigen onderneming, ontving op 4 februari 2025 de opdracht om een container van de containerterminal Hutchinson Port ECT Delta (hierna: ECT) naar de [adres 2] in Rotterdam (Botlek) te vervoeren. Op 5 februari 2025 werd de container opgehaald door de verdachte. De verdachte reed niet naar de naar de [adres 2] , maar naar [adres 3] , gelegen in het havengebied Waalhaven. Daar aangekomen werd hij staande gehouden door verbalisanten van de Douane, terwijl hij achteruit richting een openstaande loods reed. In de container werd 260 kilo cocaïne aangetroffen.
De aangetroffen hoeveelheid cocaïne vertegenwoordigt een economische waarde van vele miljoenen euro’s. Op basis van algemene ervaringsregels, acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat importeurs van een dergelijke hoeveelheid cocaïne het risico willen lopen dat die verdovende middelen in handen komen van of gezien worden door onwetende personen. Degenen die bij de invoer, het (verdere) vervoer, het in ontvangst nemen, uitladen en uit en overpakken van zo een lading worden betrokken zijn personen die te vertrouwen zijn en die geïnstrueerd en geïnformeerd worden met het oog op het uitvoeren van de te verrichten taak. Een cruciale betrokkenheid bij de invoer en het gereed maken voor verder vervoer in Nederland van een dergelijke partij cocaïne is gezien deze algemene ervaringsregels niet te verenigen met de door de verdediging gestelde omstandigheid dat de verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest. Bovendien acht de rechtbank de door de verdachte gegeven verklaring (dat hij van niets wist en per ongeluk het verkeerde adres heeft ingevoerd en dat hij op de [locatie] wilde keren) onaannemelijk gelet op het volgende.
De verdachte heeft op 4 februari 2025 een nieuw emailadres aangemaakt en zich als nieuwe vervoerder aangeboden bij [naam bedrijf] . Vrijwel direct daarop ontving de verdachte de opdracht om de volgende ochtend de container op te halen bij de ECT en te vervoeren naar de loods van [naam bedrijf] aan de [adres 2] in de Botlek. Dat betreft een rit die in 22 minuten kan worden afgelegd. Terwijl hij op 5 februari 2025 om 11:18 uur het terrein van de ECT verliet, stuurde de verdachte aan [naam bedrijf] een email dat de terminal erg druk is en dat hij pas tussen 12:00 en 14:00 uur zal arriveren. Voordat hij ging rijden (om 11:56 uur) en terwijl hij reed (om 11:20 en 11:25 uur) zocht hij op zijn telefoon naar ‘ [adres 2] ’. Op zijn navigatie voerde hij echter het adres ‘ [adres 4] ’ in. Op de [locatie] aangekomen reed de verdachte rond het blok bedrijfspanden, keerde hij aan het einde van de [locatie] en reed hij terug de [locatie] op. Halverwege stopte hij en reed hij om 11:59 uur achterwaarts richting een openstaande loods aan de [adres 4] . Terwijl de verdachte op de [locatie] reed had hij contact met het Snapchat-account ‘ [accountnaam] ’. Hij stuurde ‘
Broer deze moet weg’ (11:57 uur), ‘
Gaat niet lukken’ (11:57 uur), ‘
Gaat never lukken’ (11:57 uur), ‘
Die blauwe’ (11:57 uur) en ‘
En die polo’ (11:58 uur). Ook heeft hij vanaf 11:58 uur gebeld met [accountnaam] . In de openstaande loods stonden materialen gereed die gebruikt kunnen worden om verdovende middelen uit een container te halen en gereed te maken voor verder transport, zoals een betonschaar, nieuwe openstaande verhuisdozen, handschoenen en ducttape. De loods was verder leeg en ongebruikt.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van de verdachte en is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne. Ook volgt uit het voorgaande en de bewijsmiddelen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zogeheten verlengde invoer van cocaïne. De enkele omstandigheid dat de broncontainer niet meer is vast te stellen, maakt dat niet anders. De verweren worden verworpen.
Bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 3 februari 2025 tot en met 5 februari 2025 te
Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 260 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De illegale handel in verdovende middelen leidt tot veel maatschappelijke problemen en gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is algemeen bekend dat de lichamelijke en psychische gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 april 2025. Dit rapport houdt in dat de verdachte een eigen onderneming, gezin en stabiele woonsituatie heeft. Hij heeft schulden, die verder oplopen vanwege zijn detentie. Behalve de schulden ziet de reclassering geen risicofactoren in het leven van de verdachte en zodoende ook geen mogelijkheden om risico’s met interventies of toezicht te beperken. Bij een veroordeling adviseren zij daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden, maar wel met een gebiedsverbod voor de Waalhaven, Maashaven en de haven van Vlissingen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Gelet daarop zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank ziet gelet op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft en de inhoud van het reclasseringsrapport geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een gebiedsverbod.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerp

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Apple IPhone 14 pro verbeurd te verklaren. De verdediging vindt dat de telefoon aan de verdachte moet worden teruggegeven.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de telefoon met voorwerpnummer [nummer] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 03 februari 2025 tot en met 05 februari 2025 te
Maasvlakte, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 260 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 februari 2025 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam en/of
Rotterdam,
althans Nederland
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 260 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)