ECLI:NL:RBROT:2025:7945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
10-395045-24, 10.019056.25 en 10-265835-24 (TUL) en 10-048188-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstallen en overtredingen winkelverbod met tenuitvoerlegging voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen en overtredingen van een winkelverbod. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft in de periode van 5 tot 30 december 2024 in Vlaardingen verschillende goederen van Albert Heijn gestolen, ondanks een eerder opgelegd winkelverbod. De officier van justitie eiste onder andere een bewezenverklaring van de tenlasteleggingen en een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van dierenporno, maar de diefstallen zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten, en met een rapport van de reclassering. De verdachte heeft aangegeven te willen meewerken aan plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft besloten de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel van twee jaar ten uitvoer te leggen, in plaats van een nieuwe onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen mobiele telefoon onttrokken wordt aan het verkeer, vanwege de aanwezigheid van dierenporno. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-395045-24, 10.019056.25 en 10-265835-24 (TUL) en 10-048188-25 (gevoegd op de terechtzitting).
Datum uitspraak: 28 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-395045-24 en 10-019056-25;
  • vrijspraak van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-048188-25;
  • oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10-265835-24;
  • onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen telefoon.

4.Bewijs

De zaak met parketnummer 10-395045-24 wordt verder ook aangeduid als zaak A.
De zaak met parketnummer 10.019056.25 wordt verder aangeduid als zaak B.
De zaak met parketnummer 10-048188-25 wordt verder ook aangeduid als zaak C.
4.1.
Vrijspraak zaak C (bezit dierenporno)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde bezit van dierenporno. De verdachte zal daarvan zonder verdere nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zaken A en B (diefstallen)
In bijlage II is een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden van de feiten van de zaken A en B. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Zaak A
1.
hij in de periode van 5 december 2024 tot en met 7 december 2024 te Vlaardingen,
- op 5 december 2024 meerdere winkelgoederen (onder andere bavette, rib eye, kaas en zalmfilet), die aan Albert Heijn (gelegen op/aan het [naam locatie 1] ), toebehoorden
- op 7 december 2024 een kerstboom, die aan Albert Heijn (gelegen op/aan het [naam locatie 1] ), toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 5 december 2024 tot en met 7 december 2024 te Vlaardingen, in het besloten lokaal [naam locatie 1] bij Albert Heijn,
meermalenwederrechtelijk is binnengedrongen
,immers was hem, verdachte, met ingang van
14april 2024 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Zaak B
1.
hij op 18 december 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met anderen, zalm, Ariel Pods en/of andere winkelgoederen, die aan Albert Heijn (gelegen op/aan de [naam locatie 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 30 december 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander, frisdrank en meerdere
verpakkingen gourmet en/of zalmfilet en/of andere winkelgoederen, aan Albert Heijn (gelegen op/aan de [naam locatie 2] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-395045-24
1.
diefstal, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht;
parketnummer 10-019056-25
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Motivering straf of maatregel / vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank heeft gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van twee weken vier maal, al dan niet met anderen, een winkeldiefstal gepleegd. Daarbij heeft hij ook twee maal een winkelverbod overtreden. Hij heeft hiermee overlast en schade veroorzaakt bij de betreffende ondernemingen. Dit zijn hinderlijke feiten. Uit de aangifte blijkt dat winkelmedewerkers zich ook onveilig voelen door de verdachte en zijn mededaders. Het gedrag van de verdachte is ontoelaatbaar, temeer omdat de diefstallen zijn gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere (voorwaardelijke) veroordeling, eveneens voor een winkeldiefstal.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2025 blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor winkeldiefstallen.
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan in beginsel op de bewezen verklaarde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank houdt echter rekening met de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland, dat is uitgebracht op 11 april 2025. Dit rapport is gebaseerd op de eerder opgestelde ISD-rapportage van 20 november 2024 en het meest recente reclasseringsrapport van 8 januari 2025 en houdt – kort weergegeven – het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een delictpatroon van vermogens- en geweldsdelicten. Ook is hij bekend met het gebruik van verdovende middelen. Hij loopt in een proeftijd en heeft reclasseringstoezicht in het kader van opgelegde bijzondere voorwaarden. De verdachte stelt zich echter niet begeleidbaar op en komt niet op afspraken met de reclassering. Hij vertoont zelfbepalend gedrag en heeft moeite zich te voegen naar de regels van het toezicht. De eerdere verandering in gedrag die de reclassering bij de verdachte zag, waardoor zij nog mogelijkheden zag om hem via bijzondere voorwaarden te begeleiden, had onvoldoende effect en heeft niet geleid tot daadwerkelijke begeleidingsbereidheid en gedragsverandering. Het toezicht is daarom in december 2024 en in januari 2025 negatief afgerond. Het herhalingsrisico wordt als onveranderd hoog ingeschat. Een ISD-maatregel is nodig om de kans op herhaling terug te dringen.
Verder is van belang dat de verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij een nieuwe wending aan zijn leven wil geven en wil meewerken aan plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Hij wil zo spoedig mogelijk beginnen met het traject, zodat hij na twee jaar ISD een nieuwe start kan maken.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij vonnis van 9 december 2024 (met parketnummer 10-265835-24) is veroordeeld tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is op 24 december 2024 onherroepelijk geworden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde diefstal, gepleegd op 30 december 2024, heeft begaan in de proeftijd behorende bij deze voorwaardelijke straf. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel gelasten, in plaats van oplegging van een (nieuwe) onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de nu bewezen strafbare feiten, zoals door de officier van justitie op de zitting is gevorderd. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij tenuitvoerlegging passend vindt en het meest in overeenstemming acht met het systeem van de wet. Bovendien is het zo dat wanneer wordt gekozen voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD de proeftijd van de voorwaardelijke ISD wordt opgeschort tot na afloop van die onvoorwaardelijke ISD. De rechtbank vindt dat onwenselijk.
De rechtbank zal daarom de bij vonnis van deze rechtbank van 9 december 2024 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel ten uitvoer leggen. Deze maatregel strekt tot vrijheidsbeneming en heeft gedurende twee jaar ingrijpende gevolgen voor de verdachte. Voor de bewezen verklaarde feiten zal daarom conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel aan de verdachte worden opgelegd.

7.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen mobiele telefoon (Samsung) zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan, gelet op de daarop voorkomende dierenporno, in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Deze beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36 c van het Wetboek van Strafrecht.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
Zaak C
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Zaken A en B
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van deze rechtbank van 9 december 2024 aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer 1 mobiele telefoon (omschrijving Samsung).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en A.S. Flikweert rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 april 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zaak A
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 7 december 2024 te Vlaardingen,
- op 5 december 2024 meerdere winkelgoederen (onder andere bavette, rib eye, kaas en zalmfilet), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gelegen op/aan het [naam locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
- op 7 december 2024 een kerstboom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gelegen op/aan het [naam locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 7 december 2024 te Vlaardingen, in het besloten lokaal [naam locatie 1] bij Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 7 april 2024 schriftelijk de
toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 18 december 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere verpakkingen vleeswaren, zalm, Ariel Pods en/of andere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gelegen op/aan de [naam locatie 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 30 december 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fles champagne, verschillende frisdranken en/of meerdere
verpakkingen gourmet en/of zalmfilet en/of andere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gelegen op/aan de [naam locatie 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.