ECLI:NL:RBROT:2025:7936

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
10/115767-24 en 10/041963-25 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Diefstallen met geweld in vereniging door minderjarige

Op 2 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van diefstallen met geweld, gepleegd in vereniging. De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 23 maart 2024 in Poortugaal, waar de verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag heeft weggenomen van slachtoffer 1, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De tweede gebeurtenis vond plaats op 7 februari 2025 in Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen een jas, telefoon en geld heeft gestolen van slachtoffer 2, wederom met geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een jeugddetentie van 50 dagen opgelegd, waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij slachtoffer 1 een schadevergoeding van €1.750,- en slachtoffer 2 een schadevergoeding van €635,- toegewezen kreeg. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan hulpverlening en coaching, en een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/115767-24 en 10/041963-25 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. I. Car, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/115767-24 en onder parketnummer 10/041963-25 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf weken met aftrek van voorarrest, waarvan zes weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich inzet voor een dagbesteding, deelneemt aan hulpverlening of coaching die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht, meewerkt aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek en zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/115767-24 en onder parketnummer 10/041963-25 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/115767-24
hij op 23 maart 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
aan de [naam locatie] , tezamen en in vereniging met een ander,
enig geldbedrag, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 1]
- onverhoeds (met kracht) bij de keel te grijpen en vast te houden in een wurggreep en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van
die [slachtoffer 1] te drukken en
- ( hierbij) de woorden toe te voegen: “Geef je geld, geef je geld” en
- meermalen te slaan tegen het lichaam;
Parketnummer 10/041963-25 (primair)
hij op 7 februari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, een jas en een telefoon en airpods en 35 euro en een pasjeshouder met pasjes en haarspelden die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 2] meermalen op het lichaam te slaan en
- die [slachtoffer 2] bij de kraag van zijn jas vast te grijpen en
- die [slachtoffer 2] meermalen tegen het lichaam te trappen en
- een jas uit de handen van die [slachtoffer 2] te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/115767-24
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 10/041963-25 (primair)
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De destijds zeventienjarige verdachte heeft zich op 23 maart 2024 samen met één medeverdachte en op 7 februari 2025 met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan twee straatroven. Het eerste slachtoffer is in Poortugaal beroofd van een geldbedrag. Hierbij werd een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van het slachtoffer gedrukt en werd fysiek geweld gebruikt. Het tweede slachtoffer werd op Rotterdam Zuidplein beroofd van onder meer zijn jas, telefoon en een geldbedrag. Daarbij is ook fysiek geweld gebruikt.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin en hebben geen respect gehad voor andermans bezittingen. Met hun handelen is voor de slachtoffers een bijzonder dreigende situatie gecreëerd op een voor het publiek toegankelijke plaats en is tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten zoals deze, ook na langere tijd nog veel last kunnen hebben van wat hen is overkomen. Slachtoffers hebben vaak voor langere tijd gevoelens van onveiligheid wanneer zij buiten zijn. Daarnaast leveren dit soort feiten, zeker als deze worden gepleegd op de openbare weg, gevoelens van onveiligheid op in de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad ziet veel risicofactoren die de kans op herhaling kunnen vergroten en vindt het belangrijk dat toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering gecontinueerd wordt in combinatie met de inzet van de jongerencoach.
De verdachte lijkt onbewust in probleemsituaties terecht te komen waarin hij niet goed weet te handelen. Door zijn vaardigheidstekorten kan hij keuzes maken die, als hij schuldig wordt bevonden, strafbaar zijn. Enkel een werkstraf of een geldboete gaat hem niet leren hoe hij het anders moet doen en gaat er niet voor zorgen dat de kans op recidive afneemt.
Voor het verdere traject met de jeugdreclassering is het belangrijk dat er een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen, zodat duidelijk wordt welke hulp passend is bij het niveau en de problematiek van de verdachte en ook duidelijk wordt hoeveel begeleiding hij nodig heeft om dit aangeleerd te krijgen. De verwachting is dat de verdachte hier niet voor openstaat, waardoor dit als een bijzondere voorwaarde opgenomen moet worden.
Samenvattend adviseert de Raad - voor zover hier van belang - om aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte een dagbesteding heeft en hier ook daadwerkelijk naar toe gaat;
  • de verdachte deelneemt aan hulpverlening of coaching die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht;
  • de verdachte meewerkt aan het uitvoeren van een persoonlijkheidsonderzoek;
  • de verdachte zich houdt aan een contactverbod met slachtoffer(s) en medeverdachten, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • de verdachte meewerkt aan de begeleiding door en een meldplicht bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna: WSS) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De WSS maakt zich zorgen dat als de verdachte blijft omgaan met antisociale vrienden, hij door hun invloed weer betrokken raakt bij criminele activiteiten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor zijn toekomst. De WSS maakt zich zorgen over bestaande vermoedens binnen de hulpverlening, waaronder de jeugdreclassering en de jongerencoach van Coach-Point, met betrekking tot mogelijke LVB- problematiek bij de verdachte. Er wordt gesignaleerd dat hij moeite heeft met het onthouden van informatie en het behouden van overzicht, met name op het gebied van administratieve taken. Daarnaast valt op dat hij binnen korte tijd regelmatig dezelfde vragen stelt en veel herhaling en aansturing nodig heeft. Dit maakt hem kwetsbaar en vergroot het risico om in de toekomst in aanraking te blijven komen met politie. Om beter zicht te krijgen op zijn ondersteuningsbehoeften zal de jeugdreclassering de verdachte en zijn ouders informeren over de meerwaarde van een psychologisch onderzoek. Om de kans op recidive te verminderen, is het belangrijk dat de verdachte wordt ondersteund bij het inzicht krijgen in zijn problematiek en mogelijke LVB. Daarnaast moet hij leren goede en foute vrienden te herkennen en begrijpen dat zijn keuzes gevolgen hebben voor zijn toekomst, zodat hij op tijd de juiste beslissingen kan nemen. Hiervoor zal wekelijks ambulante hulpverlening vanuit Coach-Point ingezet blijven worden.
[persoon A] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij WSS, heeft op de terechtzitting het advies van WSS en de achtergrond en situatie van de verdachte nader toegelicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van enige duur. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf in strafmatigende zin meegewogen dat de verdachte bij het plegen van de feiten een kleinere rol heeft gehad vergeleken de rol van de medeverdachte(n). De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een lagere jeugddetentie op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, waarbij het onvoorwaardelijke deel het voorarrest niet overschrijdt.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder
parketnummer 10/115767-24 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.000,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de vordering op dat punt niet goed is onderbouwd. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen en de verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het bedrag.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het onder parketnummer 10/115767-24 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist, zal dit deel van de vordering (à € 1.000,-) worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/115767-24 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. De verdachte heeft samen met anderen de benadeelde partij beroofd, waarbij geweld is gebruikt en is gedreigd met een wapen. Uit het verzoek tot schadevergoeding en de onderbouwing daarvan blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van deze gebeurtenis met angstklachten naar de huisarts is geweest en dat de huisarts hem vanwege acute stress Temazepam heeft voorgeschreven. De aard en ernst van de normschending brengen mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat de rechtbank van oordeel is dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering voor dit deel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn voor een volledige toewijzing. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.750,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder parketnummer 10-041963-25 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 330,- aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het onder parketnummer
10/041963-25 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Duidelijk is dat de jas van de benadeelde partij door de verdachte en medeverdachten is weggenomen en dat zijn t-shirt kapot is gegaan als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank schat het bedrag aan materiële schade voor de jas en het t-shirt op € 100,-. Daarnaast staat vast dat er een bedrag van € 35,- aan contant geld bij de benadeelde partij is weggenomen. Ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen. De overige gevorderde materiële schade is onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer
10/041963-25 primair bewezen verklaarde strafbare feitrechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 februari 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 635,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/115767-24 en onder parketnummer 10/041963-25 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
32 (tweeëndertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Amsterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • onderwijs zal volgen volgens het rooster of zich zal inzetten voor het hebben en behouden van een andere, zinvolle dagbesteding.
  • zich zal laten begeleiden door een jongerencoach, indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek, indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en zal meewerken aan op grond daarvan geadviseerde behandeling of hulpverlening;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten Mohammad Ali Ahmadi, geboren op 28 november 2006, Saleh Taha, geboren op 17 november 2007, en Ilias el Hammouchi, geboren op 15 december 2007;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2005;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissingen geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.750,- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro),bestaande uit € 1.000,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 1.750,-(hoofdsom,
zegge: zeventienhonderdvijftig euro), bestaande uit € 1.000,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 635,- (zegge: zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 135,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 635,-(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 135,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.L. Pöll, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Spaans en P.A. van der Schee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/115767-24
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
op/aan de [naam locatie] , althans op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (1100 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1]
- onverhoeds (met kracht) bij de keel te grijpen en/of vast te houden in een wurggreep en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van
die [slachtoffer 1] te drukken en/of
- ( hierbij) de woorden toe te voegen: “Geef je geld, geef je geld”, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam;
Parketnummer 10/041963-25
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een jas en/of een telefoon en/of airpods en/of 35 euro, althans een geldbedrag en/of een pasjeshouder met pasjes en/of haarspelden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] bij de kraag van zijn jas vast te grijpen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te trappen en/of
- een jas uit de handen van die [slachtoffer 2] te trekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Rotterdam
openlijk, te weten, in/bij het winkelcentrum Zuidplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] bij de kraag van zijn jas vast te grijpen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te trappen en/of
- een jas uit de handen van die [slachtoffer 2] te trekken.