ECLI:NL:RBROT:2025:7927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
10-034386-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. voorzitter
  • mr. I.M. Sinon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met verminderd toerekeningsvatbaarheid en oplegging van gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, geboren in 1982, werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, alsook een maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De feiten van de zaak zijn ernstig; de verdachte heeft de aangeefster in een park achtervolgd, haar vastgebonden en verkracht met een vibrator. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster door andere bewijsmiddelen werd ondersteund, en dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die leed aan meerdere stoornissen, en concludeerde dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van de tbs met dwangverpleging rechtvaardigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, maar dat deze overschrijding gering was. De zaak is behandeld in tegenspraak, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar, met de maatregel van tbs met dwangverpleging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-034386-24
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde; en
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van een maatregel tot ter beschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op een bankje in het park zat, dat aangeefster naast hem is komen zitten, een vibrator uit zijn tas heeft gepakt en dat zij zich vervolgens met die vibrator heeft bevredigd op dat parkbankje. De gedragingen van aangeefster hebben bij verdachte angst opgeroepen. Toen aangeefster bij verdachte wegging, had zij volgens hem al haar kleding aan. Wat er tussen het moment van weggaan en het moment dat zij halfnaakt aanbelde bij een woning is voorgevallen, weet verdachte niet. Wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs moet verdachte worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Gezien de uiteenlopende verklaringen van verdachte en aangeefster dient de rechtbank te beoordelen of er naast hun verklaringen steunbewijs voorhanden is voor de verklaring van een van hen.
Aangeefster heeft als volgt verklaard. Zij liep telefonerend door het park en kreeg het gevoel dat zij werd achtervolgd door een man. Kort daarna voelde zij een hand op haar mond en neus. Zij kon nog één keer goed schreeuwen. Vervolgens heeft verdachte haar strak vastgepakt en haar een stukje meegenomen over het pad, om vervolgens het bos in te gaan. Hij heeft daar een bal in haar mond gedaan. Zij heeft nog willen ontsnappen, maar verdachte had haar snel weer te pakken. Verdachte heeft haar handen achter haar rug vastgebonden, haar voeten vastgebonden en vervolgens haar sjaal super strak om haar nek en neus gewikkeld en die afgebonden. Verdachte begon de broek van aangeefster uit te trekken. Op een gegeven moment heeft verdachte aangeefster ondersteboven op de takken in de bosjes gelegd. Eerst lag zij plat op de grond maar later positioneerde hij haar in een soort piramidevorm, waardoor hij goed bij haar kont en vagina kon. Hij is toen vaginaal bij haar binnengedrongen met een vibrator. Ook heeft hij volgens aangeefster aan de blote huid van haar beide borsten gezeten, in haar keel geknepen, aan haar rug gevoeld, tussen haar billen gewreven en in haar billen geknepen. Op een gegeven moment kon zij vluchten en heeft zij het, met haar onderlijf ontkleed, op een rennen gezet. Zij heeft vervolgens aangebeld bij een woonhuis.
De verklaring van verdachte, dat aangeefster naast hem is komen zitten, een vibrator uit zijn tas heeft gepakt en dat zij zich vervolgens met die vibrator heeft bevredigd op dat parkbankje, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring strookt niet met de objectief aangetoonde omstandigheden. De verklaring van aangeefster vindt namelijk op essentiële onderdelen concrete steun in andere bewijsmiddelen.
Zo heeft [naam 1] , degene die aangeefster aan de telefoon had in het park, verklaard dat zij aan het telefoneren was met aangeefster en dat aangeefster haar zei dat ze het gevoel had dat ze werd achtervolgd door een man. Aangeefster klonk volgens getuige angstig en gejaagd. Vlak daarna gilde aangeefster hard. Zij reageerde hierna niet meer op haar telefoon.
Getuige [getuige] , degene bij wie aangeefster na het incident heeft aangebeld, heeft verklaard dat aangeefster bij haar aanbelde en dat zij verklaarde te zijn verkracht. Ook heeft zij verklaard dat aangeefster blote benen had en maar één sok droeg. Dit wordt bevestigd door de verbalisanten die als eersten bij aangeefster zijn en daarbij zien dat zij een zwartkleurig touw om haar nek had hangen, met een soort van bal eraan vast. Verder viel op dat aangeefster angstig en ontdaan was. Bij aangeefster is bovendien specifiek letsel vastgesteld dat passend is bij de verklaarde gedragingen. Toen verdachte werd aangehouden is bij hem onder andere een vibrator aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat zowel het DNA van verdachte als van aangeefster hierop zat.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 januari 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte,
meermalen, althans eenmaal:
- zijn vingers en/of handen in/tegen/tussen de schaamlippen en de vagina
en de billen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/bewogen en
- een (vibrerende) vibrator in/tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en/of geduwd en/of bewogen en
- de blote borsten en de rug, van die [slachtoffer] betast
en
- in de billen van die [slachtoffer] geknepen
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheiduit:
- het achtervolgen van die [slachtoffer] en
- het vervolgens van achteren vastpakken van die [slachtoffer] en
- het met de hand dicht houden van de mond of neus van die [slachtoffer]
en
- het in het bos/de bosjes trekken van die [slachtoffer] en
- het met een sjaal afbinden van de nek en neus van die [slachtoffer]
en
- het plaatsen van een bal in de mond van die [slachtoffer] en
- het vastbinden van de handen en voeten van die [slachtoffer]
en
- het ontkleden van die [slachtoffer] en
- het op de buik leggen van die [slachtoffer] en
- het vasthouden van en knijpen in de keel van die [slachtoffer] en
- het voorbij gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer] en
- het aldus voor die [slachtoffer] een dreigende situatie doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft aangeefster in een park achtervolgd en haar vervolgens de bosjes ingetrokken. Daar heeft hij haar vastgebonden en verkracht door onder andere met een vibrator haar vagina binnen te dringen. De handelingen zijn pas ten einde gekomen toen zij wist te vluchten. Verdachte heeft de grenzen van aangeefster niet gerespecteerd en hij heeft enkel oog heeft gehad voor zijn eigen gevoelens en behoeften. Door zo te handelen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de seksuele vrijheid van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat aangeefster nog (steeds) last heeft van wat haar is overkomen, bleek ook uit de indringende ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Aangeefster is extra oplettend geworden en durft niet meer alleen het bos in.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Over verdachte is door deskundigen een tweetal rapportages uitgebracht.
De rapportage van het Pieter Baan Centrum
Uit de pro Justitia-rapportage van 8 mei 2025 die door [naam 2] , psychiater, onder supervisie van [naam 3] , psychiater, en door [naam 4] , GZ-psycholoog, is opgemaakt naar aanleiding van het verblijf van verdachte in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) volgt onder meer het volgende.
Beperkingen in het onderzoek hebben ervoor gezorgd dat het niet mogelijk was om tot volledige diagnostische conclusies te komen. Zo is het de onderzoekers niet gelukt om tot een inhoudelijk verdiepend gesprek te komen met verdachte, wat wordt verklaard vanuit de bij hem aanwezige forse gedragskundige beperkingen. In gesprekken over forensisch relevante onderwerpen zoals seksualiteit was verdachte niet open. Ook heeft hij niet meegewerkt aan het psychologisch testonderzoek, waardoor onder andere zijn intelligentie niet geobjectiveerd kon worden. Desondanks is er een voldoende compleet diagnostisch beeld ontstaan op basis van de beschikbare informatie in combinatie met het beeld dat de onderzoekers van verdachte hebben gekregen tijdens zijn verblijf in het PBC.
Geconcludeerd wordt dat verdachte leidt aan meerdere psychische stoornissen, die geclassificeerd worden als een licht verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en stoornissen in het gebruik van cannabis en stimulantia (cocaïne en amfetaminen). De stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Ook concluderen de onderzoekers dat het niet anders kan dan dat die stoornissen hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde. Verdachte heeft nauwelijks interne controle over zijn emoties en is geneigd om negatieve zaken volledig te verdringen, om te keren of te verdoven, bijvoorbeeld door het gebruik van middelen, omdat hij anders door zijn negatieve emoties dreigt te worden overspoeld. Op de dag van het tenlastegelegde was ook sprake van excessief middelengebruik. De onderzoekers stellen vast dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat verdachte excessief bezig was met het zoeken naar seksuele stimulatie. Zo keek hij op meerdere momenten naar diverse pornografische beelden met agressieve inhoud. De onderzoekers menen dat dit een dwangmatig karakter heeft gehad. Dit vormt volgens de onderzoekers een sterke aanwijzing dat verdachte poogde om seks in te zetten als een coping mechanisme, met als doel om zijn interne spanningen (verdriet, machteloosheid en boosheid) te kunnen reguleren. De bij verdachte vastgestelde psychopathologie, in combinatie met het excessief middelengebruik dat gezien wordt als inadequate coping bij de andere aanwezige stoornissen, klinkt dan ook sterk door in het tenlastegelegde. Desondanks zijn er geen aanwijzingen voor problemen in de realiteitstoetsing, waardoor verdachte zich vermoedelijk wel in zekere mate bewust zal zijn geweest van het grensoverschrijdende karakter van zijn handelen. Op basis hiervan wordt geadviseerd het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Indien verdachte onbehandeld zou terugkeren naar de situatie van voor het tenlastegelegde is de inschatting van onderzoekers dat sprake is van een hoog risico op recidive op een soortgelijk delict als het thans tenlastegelegde. Hierbij wordt met name het risico op de middellange tot lange termijn als hoog ingeschat, indien sprake is van een nieuwe stapeling van stressfactoren waar hij zich ten gevolge van de aanwezige beperkingen onvoldoende toe zal kunnen verhouden. Zowel vanuit statistisch oogpunt als vanuit de klinische inschatting wordt dus een hoog risico gezien.
Ter vermindering van het recidiverisico wordt een behandeling van de psychopathologie noodzakelijk geacht. Vanwege de duurzame aard van de problematiek zal dit een lange behandelduur vergen in een setting die past bij en rekening houdt met de beperkte cognitieve capaciteiten van verdachte. De behandeling dient gericht te zijn op het aanpakken van het problematisch middelengebruik en het aanleren van algemene vaardigheden om emotionele ontregeling te kunnen hanteren. Het behandelen van de onderliggende persoonlijkheidsstoornis is hierbij essentieel en dient zich te richten op het verminderen van de emotionele instabiliteit en impulsiviteit en het bevorderen van de mentaliserende vermogens. Hierbij dient aandacht te zijn voor de aanwezigheid van vroegkinderlijke traumatisatie met de daardoor ontstane hechtingsproblematiek. Binnen een behandelkader kan daarnaast verdere diagnostiek worden verricht naar de seksualiteitsbeleving van verdachte en kan toegewerkt worden naar het verkrijgen van meer stabiliteit op de verschillende leefgebieden, door het organiseren van adequate dagbesteding en (begeleide) huisvesting.
Een dergelijke behandeling dient langdurig klinisch vorm te krijgen binnen een kliniek met een voldoende hoog beveiligingsniveau. De onderzoekers zien geen noodzaak tot het plaatsen binnen een beveiligingsniveau 4 en achten niveau 3 voldoende voor de beveiliging van verdachte. De onderzoekers hebben een behandeling binnen een voorwaardelijk kader overwogen, echter schatten dit in als niet haalbaar. Verdachte heeft, voortkomend uit de bij hem aanwezige pathologie, geen probleembesef of ziekte-inzicht. Hoewel hij ten tijde van zijn verblijf in het PBC wisselend aangeeft wel open te staan voor behandeling, kan hij dit niet toelichten en blijkt zijn motivatie hiervoor zeer ambivalent. Derhalve luidt het advies om de behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van de maatregel tbs met dwangverpleging.
De rapportage van Reclassering Nederland
Reclassering Nederland heeft een rapport over verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering kan zich vinden in het PBC-advies. Zij ziet geen mogelijkheden voor het uitvoeren van de maatregel tbs met voorwaarden, ongeacht het feit dat verdachte heeft laten weten hier wel aan mee te willen werken. Gezien de ontkenning van verdachte is geen inzicht verkregen in eventuele motieven en achtergronden ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen. Hij toont geen ziekte-inzicht noch inzicht in zijn problemen en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Het is de vraag of de geadviseerde behandeling die de verdachte nodig heeft, gerealiseerd kan worden binnen een maatregel als tbs met voorwaarden, omdat de behandeling volgens het PBC langdurig dient te zijn gezien de aard van de problematiek. Hiervoor is meer gelegenheid binnen de maatregel tbs met dwangverpleging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij verdachte bestonden namelijk tijdens het begaan van het feit psychische stoornissen, te weten een licht verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en stoornissen in het gebruik van cannabis en stimulantia (cocaïne en amfetaminen).
De rechtbank is van oordeel dat een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden – zoals bepleit door de verdediging – geen recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Waar het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van verkrachting met dwang en geweld 48 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf is, zal de rechtbank dit vanwege de verminderde ontoerekeningsvatbaarheid matigen naar 36 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel ex artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) is voldaan. Verkrachting is een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel.
In tegenstelling tot de verdediging acht de rechtbank de maatregel tbs met voorwaarden niet passend. De deskundigen van het PBC en Reclassering Nederland hebben afgeraden de tbs met voorwaarden op te leggen, niet alleen omdat verdachte een ambivalente houding ten opzichte van het ontvangen van hulp heeft, maar vooral omdat verdachte geen ziekte-inzicht noch inzicht in zijn problemen toont. De rechtbank acht – in lijn met de adviezen opgenomen in de rapporten – een tbs met dwangverpleging wel passend en geboden.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel van tbs met dwangverpleging.
Volgens artikel 38d, eerste lid, Sr geldt de (eerste termijn van de) terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar. Omdat de maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e Sr, is de duur van de maatregel niet gemaximeerd.
De officier van justitie heeft gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat niet de (zware) titel van de tbs langer dan nodig in de lucht gehouden moet worden. Omdat de rechtbank de maatregel tbs met dwangverpleging oplegt, en die maatregel niet gemaximeerd is in duur, ziet zij geen juridische argumenten om daarnaast ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen aan verdachte. Pas op het moment dat het recidiverisico voldoende is verminderd, na een succesvolle intramurale behandeling met een hoog beveiligingsniveau gevolgd door intensief getoetste verlofbewegingen en een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, kan de maatregel tbs met dwangverpleging in het geheel worden beëindigd. Het is dan niet opportuun om daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 30 januari 2024, omdat verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van 16 maanden en 26 dagen verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, bedraagt de redelijke termijn in deze zaak zestien maanden. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. De overschrijding van de redelijke termijn is echter gering. Daarom zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 47 HGEU en artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 38e en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. voorzitter,
en mrs. rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte,
meermalen, althans eenmaal:
- zijn vingers en/of handen in/op/tegen/tussen de schaamlippen en/of de vagina
en/of de billen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/bewogen en/of
- een (vibrerende) vibrator in/op/tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en/of geduwd en/of bewogen en/of
- de (blote) borsten en/of de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer] betast
en/of
- in de billen van die [slachtoffer] geknepen
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkheid uit:
- het achtervolgen van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) van achteren vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- het met de hand vast/dicht houden van de mond en/of neus van die [slachtoffer]
en/of
- het in het bos/de bosjes trekken van die [slachtoffer] en/of
- het (met een sjaal) vastbinden en/of afbinden van de nek en/of neus van die [slachtoffer]
en/of
- het plaatsen van een bal in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het vastbinden van de handen en/of voeten en/of benen van die [slachtoffer]
en/of
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of
- het voorover laten buigen en/of op de buik leggen van die [slachtoffer] en/of
- het vasthouden van en/of knijpen in de keel van die [slachtoffer] en/of
- het voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer] en/of
- het aldus voor die [slachtoffer] een dreigende situatie doen ontstaan.