ECLI:NL:RBROT:2025:7881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
25/4883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening horeca-inrichting na meerdere geweldsincidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De burgemeester van Rotterdam had besloten om de horeca-inrichting van verzoekster voor een maand te sluiten, na drie geweldsincidenten die zich in korte tijd in of bij de inrichting hebben voorgedaan. Verzoekster was het niet eens met deze sluiting en heeft verzocht om een voorlopige voorziening om de horeca-inrichting open te houden. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster door omstandigheden geen camerabeelden kon overleggen van de incidenten, wat voor risico van verzoekster komt. De burgemeester had op basis van de beschikbare informatie aanleiding om de horeca-inrichting te sluiten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er vooralsnog geen aanleiding is om de sluiting te verkorten en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt dat de burgemeester bevoegd is om een inrichting te sluiten in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, en dat eerdere waarschuwingen en incidenten in de beoordeling zijn meegenomen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de openbare orde zwaarder laten wegen dan de financiële gevolgen voor verzoekster van de sluiting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4883

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I.A. Kamans),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

De burgemeester wil verzoeksters horeca-inrichting sluiten voor een maand, omdat er in korte tijd drie (gewelds)incidenten hebben plaatsgevonden in of bij de inrichting. Verzoekster is het niet eens met de sluiting. Verzoekster heeft door omstandigheden geen camerabeelden kunnen overleggen van de incidenten, ondanks een verzoek daartoe van de politie. Dit komt voor risico van verzoekster. Op grond van wat er bekend is, heeft de burgemeester aanleiding kunnen zien om de horeca-inrichting te sluiten. Gelet op wat verzoekster heeft aangevoerd, bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de duur van de sluiting te minderen. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 24 juni 2025 heeft de burgemeester verzoeksters horeca-inrichting gesloten voor een maand per 25 juni 2025. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J.C. Herrewijnen als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] (allen namens verzoekster), de gemachtigde van de burgemeester en mr. S.A. de Roo (namens de burgemeester).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster exploiteert horeca-inrichting [naam horecagelegenheid] op het adres [adres] in Rotterdam. De horeca-inrichting bestaat uit twee delen: een restaurant en een club. In verband met een verbouwing is het restaurant tijdelijk gesloten en is de club alleen op vrijdag en zaterdag open.
4. In een periode van een maand hebben zich drie incidenten voorgedaan in verzoeksters club. Op zondag 29 maart 2025 rond 01:42 uur heeft de politie een assistentieverzoek gekregen vanuit de club in verband met de mishandeling van een vrouw door een andere vrouw. Het slachtoffer heeft begin april 2025 aangifte gedaan van mishandeling. Medio april 2025 heeft een man aangifte gedaan bij de politie van poging tot doodslag. Dit incident zou hebben plaatsgevonden in de club op zaterdag 5 april 2025 rond 03:45 uur. De man zou hebben verklaard zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak) te hebben opgelopen en 4 dagen in het ziekenhuis te hebben gelegen. Op zondag 27 april 2025 rond 04:14 uur kreeg de politie live camerabeelden doorgeschakeld van de Kruiskade. Op de beelden was onder meer te zien dat een man door een beveiliger uit de club werd getild en naast de ingang van de club in een stabiele zijligging werd gelegd. Deze man heeft op 6 mei 2025 aangifte gedaan van mishandeling. Tijdens de aangifte verklaarde de man dat hij zich weinig over het incident kon herinneren, behalve dat hij wakker werd in het ziekenhuis. Andere mensen hebben hem verteld dat hij in [naam horecagelegenheid] is mishandeld. Het letsel wat hij heeft overgehouden aan de mishandeling betreft een bebloede schaafwond op zijn sleutelbeen, een bult op zijn hoofd, een bebloede opgezwollen bovenlip, tand door zijn lip, pijn aan beide kanten van zijn kaak en een zwelling aan zijn enkel. Verder had hij last van duizelingen bij het bukken.
Dit alles blijkt uit bestuurlijke rapportages van de politie van 29 april 2025 en 10 mei 2025.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. De burgemeester heeft besloten om de horeca-inrichting van verzoekster te sluiten voor de duur van een maand. Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de horeca-inrichting vooralsnog open mag blijven. De burgemeester heeft toegezegd dat de horeca-inrichting open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Regelgeving
7.1.
Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in het geval van bijzondere omstandigheden een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren indien een van de in 2:28, vijfde of zesde lid, genoemde situaties zich voordoet.
7.2.
Op grond van artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV - voor zover hier van belang - kan de burgemeester, onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8, de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen, indien naar zijn oordeel er in of vanuit de openbare inrichting een feit of feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed.
7.3.
Verweerder hanteert bij zijn bevoegdheid op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV het Handhavingsarrangement behorend bij de Horecanota 2017-2021. Geweldsincidenten zijn situaties waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden, in de directe nabijheid van of vanuit het horecabedrijf. Bij een eerste incident wordt er in beginsel een waarschuwing gegeven en bij een tweede incident binnen een jaar volgt er in beginsel een sluiting voor een maand.
Eerder incident en bestuurlijke waarschuwing
8. De burgemeester heeft verzoekster op 4 februari 2025 een bestuurlijke waarschuwing gegeven onder meer vanwege een incident dat op 13 oktober 2024 heeft plaatsgevonden. Verzoekster heeft voor het eerst aan het einde van de zitting de grondslag van deze bestuurlijke waarschuwing betwist. Verzoekster heeft dat niet in de zienswijze, verzoek om voorlopige voorziening of bezwaarschrift naar voren gebracht. De burgemeester heeft zich hier niet op kunnen voorbereiden en de voorzieningenrechter beschikt hierdoor ook niet over de relevante onderliggende stukken om de bestuurlijke waarschuwing bij de beoordeling te kunnen betrekken. De voorzieningenrechter zal in deze procedure dan ook uitgaan van het feit dat er eerder na een eerste incident een bestuurlijke waarschuwing is gegeven. Verzoekster kan dit punt wel in de bezwaarprocedure naar voren brengen. [1]
Drie incidenten
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat de sluiting van de horeca-inrichting is gebaseerd op drie (gewelds)incidenten die binnen een jaar na het vorige incident hebben plaatsgevonden. De burgemeester is dan in beginsel bevoegd om de horeca-inrichting voor een maand te sluiten.
10. Verzoekster voert aan dat er in horeca-inrichtingen, en dan met name nachtclubs, vaker (kleine gewelds) incidenten kunnen plaatsvinden en dat het niet redelijk is om voor elk incident een maatregel te treffen. De burgemeester heeft aangevoerd dat een inrichting niet bij elk ‘wissewasje’ wordt gesloten. In dit geval is er pas na het tweede geweldsincident van 5 april 2025 door de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt, waarbij ook een eerder (lichter) incident van 29 maart 2025 is betrokken. Verder heeft het derde incident van 27 april 2025 geleid tot een aanvullende bestuurlijke rapportage, waarna de burgemeester de drie incidenten gezamenlijk heeft beoordeeld. In dit geval is er dus sprake van meerdere incidenten die hebben geleid tot de opgelegde maatregel van sluiting.
11.1.
Verzoekster voert verder aan dat de aangiftes van de drie incidenten niet zijn overgelegd en dat in de bestuurlijke rapportages de aangiftes niet of niet volledig staan vermeld. Volgens verzoekster kan hierdoor de ware toedracht van de incidenten niet worden vastgesteld.
11.2.
Verzoekster betwist niet dat er op 29 maart en 5 april 2025 geweldsincidenten hebben plaatsgevonden in de club. Ten aanzien van het derde incident op 27 april 2025 is niet duidelijk wat er in de club heeft plaatsgevonden. De politie heeft van omstanders gehoord dat het slachtoffer een klap op zijn slaap zou hebben gekregen en daardoor buiten bewustzijn zou zijn geraakt. De politie heeft van alle incidenten camerabeelden opgevraagd bij verzoekster. Verzoekster had die camerabeelden, gelet op de vergunningvoorschriften, in ieder geval 14 dagen moeten bewaren. Verzoekster beschikte door omstandigheden binnen die 14 dagen niet (meer) over deze beelden. Volgens verzoekster komt dit omdat het eerste incident op het toilet heeft plaatsgevonden en daar geen camera’s mogen hangen. Ook van de laatste twee incidenten zijn geen camerabeelden meer, omdat volgens verzoekster het camerasysteem is ingesteld op beweging, er door de verbouwing veel bewegingen waren en er een capaciteitsprobleem is ontstaan waardoor de beelden te snel (binnen 14 dagen) zijn overschreven. De burgemeester kon bij het nemen van het bestreden besluit dus niet beschikken over de camerabeelden van deze incidenten. Ook niet voor of na het incident waarvan verzoekster stelt dat deze op het toilet heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft dus ook niet de mogelijkheid gehad om camerabeelden te bekijken en een eigen oordeel te vormen over wat er heeft plaatsgevonden. Dit komt voor risico van verzoekster. Voor de voorzieningenrechter staat voldoende vast dat er in zeer korte tijd meerdere geweldsincidenten hebben plaatsgevonden in de club van verzoekster. Met deze incidenten is de openbare orde verstoord geweest. Nu reeds eerder een waarschuwing is gegeven voor een eerste constatering rechtvaardigt dit in beginsel een sluiting voor een maand.
12.1.
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat er aanleiding bestaat om een lichtere maatregel op te leggen. Volgens verzoekster hebben haar werknemers niet verwijtbaar gehandeld en is er juist de-escalerend en adequaat opgetreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan door het ontbreken van de camerabeelden dit echter niet met zekerheid worden vastgesteld. Daarnaast heeft de burgemeester zich, gelet op de camerabeelden van de Kruiskade, ten aanzien van het laatste incident juist op het standpunt gesteld dat de medewerkers zich buiten de club onvoldoende hebben ontfermd over het (bewusteloze) slachtoffer. Overigens maken deze camerabeelden geen deel uit van het dossier. Voor de burgemeester bestond er dan ook geen aanleiding om met een lichtere maatregel te volstaan.
12.2.
Verzoekster voert verder aan dat de sluiting van een maand onevenredig zwaar is gelet op de financiële gevolgen. Er zijn gedurende die maand geen inkomsten en het personeel moet worden doorbetaald. Bovendien is het de vraag of de klanten na een sluiting weer terugkomen naar de club. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen, hoewel dit door verzoekster onvoldoende met cijfers is onderbouwd, dat de sluiting van een maand aanzienlijke financiële gevolgen heeft, maar de burgemeester mocht in dit geval het belang van herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder laten wegen dan het (financiële) belang van verzoekster om open te blijven. In wat verzoekster heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om de sluiting voor de duur van een maand onevenwichtig te vinden.
12.3
Tot slot vindt er volgens verzoekster een verharding in de maatschappij plaats, waardoor het handhavingsarrangement bij de Horecanota voor nachthoreca niet meer van deze tijd is. Een voorlopige voorzieningenprocedure is echter niet de plaats om een dergelijk principieel punt aan de orde te stellen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de horeca-inrichting mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Overigens heeft de burgemeester ter zitting verklaard dat de sluiting alleen betrekking heeft op het exploiteren van de horeca-inrichting. Als verzoekster dat zou willen, zou de verbouwing van de horeca-inrichting dus wel voortgezet kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1276.