ECLI:NL:RBROT:2025:7670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11607822 CV EXPL 25-7088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een huurovereenkomst tussen [eiser 1] en [eiser 2] als verhuurders en [gedaagde] als huurder. [gedaagde] huurt sinds 1 januari 2021 een woning in Rotterdam en heeft een huurachterstand opgebouwd van € 6.885,06 tot en met april 2025. De eisers hebben de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming van de woning te vorderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de huurachterstand niet heeft betwist, maar wel heeft aangevoerd dat zij eerder een betaling heeft gedaan die door de eisers niet is erkend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, vooral omdat [gedaagde] gedurende de procedure geen huur heeft betaald en er eerder ook al huurachterstanden waren. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft de huurovereenkomst ontbonden. Tevens is [gedaagde] veroordeeld om de woning binnen 14 dagen na het vonnis te ontruimen. De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van [gedaagde] gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11607822 CV EXPL 25-7088
datum uitspraak: 20 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eisers,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de repliek, met één bijlage;
  • de dupliek.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 januari 2021 de woning aan de [adres] in Rotterdam van [eiser 1] en [eiser 2] . De huur bedraagt momenteel € 983,58 per maand. [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. [eiser 1] en [eiser 2] eisen dat [gedaagde] die huurachterstand aan hen moet betalen met rente en kosten en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt.
2.2.
[gedaagde] moet van de kantonrechter € 6.885,06 aan huurachterstand tot en met april 2025 aan [eiser 1] en [eiser 2] betalen en, voor zover zij dat niet al heeft gedaan, de woning verlaten. [gedaagde] hoeft geen vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en rente te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 6.885,06 betalen
2.3.
Volgens [eiser 1] en [eiser 2] bedraagt de huurachterstand tot en met april 2025 € 6.885,06. [gedaagde] heeft deze huurachterstand niet betwist. Wel heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij op 26 maart 2025 een bedrag van € 6.975,38 aan [eiser 1] en [eiser 2] heeft betaald. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van die stelling een betaalbewijs overgelegd. [eiser 1] en [eiser 2] hebben bij repliek aangegeven dat zij de hiervoor genoemde betaling van [gedaagde] niet hebben ontvangen. [gedaagde] heeft dit bij dupliek niet weersproken. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om € 6.885,06 aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen. Voor zover [gedaagde] recht heeft op terugbetaling van een borgsom, strekt dat bedrag uiteraard in mindering op deze veroordeling.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] In dit geval weegt zwaar mee dat de huurachterstand gedurende deze procedure verder is opgelopen en dat [gedaagde] inmiddels al zeven maanden in het geheel geen huur meer aan [eiser 1] en [eiser 2] heeft betaald. Daarbij hebben [eiser 1] en [eiser 2] onbetwist gesteld dat [gedaagde] eerder in 2024 ook al een huurachterstand heeft laten ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet van [eiser 1] en [eiser 2] kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst blijven voortzetten.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
2.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. [gedaagde] heeft bij dupliek aangegeven dat zij de woning op 27 mei 2025 schoon zal opleveren. Voor het geval [gedaagde] ten tijde van dit vonnis de woning desondanks nog niet heeft verlaten, veroordeeld de kantonrechter [gedaagde] om de woning alsnog binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis te ontruimen.
De huur vanaf de maand mei 2025
2.6.
Ook als het klopt dat [gedaagde] de woning op 27 mei 2025 heeft opgeleverd, zal zij de huur over die hele maand moeten betalen. De kantonrechter begrijpt dat zij niet eerder dan de mail van 19 mei 2025 heeft laten weten dat ze de huur opzegt. Dat betekent dat zij ook de huur over de maand juni 2025 geheel moet betalen (artikel 19 van de algemene voorwaarden). Indien zij de woning op 1 juli 2025 nog niet mocht hebben verlaten, zal zij vanaf die dag tot en met de dag van de ontruiming een gebruiksvergoeding van € 983,58 per maand moeten betalen (artikel 7:225 BW). [eiser 1] en [eiser 2] hebben niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.7.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In artikel 20.6 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mogen [eiser 1] en [eiser 2] daar geen beroep op doen en kunnen zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete van € 25,00 per kalenderdag moet betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als zij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. [eiser 1] en [eiser 2] wijken met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser 1] en [eiser 2] moet betalen op € 136,71 aan dagvaardingskosten, € 257,00 aan griffierecht, € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.206,71. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser 1] en [eiser 2] dat eisen en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen € 6.885,06 aan huurachterstand tot en met april 2025;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen de huur over de maanden mei en juni 2025 van € 983,58 per maand;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser 1] en [eiser 2] te stellen;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in het geval zij de woning op 1 juli 2025 nog niet heeft verlaten om vanaf die datum tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen € 983,58 per maand;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op € 1.206,71;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia).