ECLI:NL:RBROT:2025:7669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11585723 VV EXPL 25-139
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot nakoming overeenkomst tot uitverhuizing in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurster en de Stichting Maasdelta Groep. De huurster, die sinds oktober 2021 een woning huurt van Maasdelta, heeft een vordering ingesteld tot nakoming van een overeenkomst tot uitverhuizing. De huurster stelt dat zij ernstige overlast ervaart van haar buren, wat heeft geleid tot een onveilige woonsituatie voor haar en haar kinderen. Maasdelta heeft echter betwist dat er een overeenkomst tot uitverhuizing tot stand is gekomen, en stelt dat de huurster het aanbod onder voorwaarden heeft aanvaard, wat als een nieuw aanbod moet worden gezien. De kantonrechter heeft de vordering van de huurster afgewezen, omdat het onvoldoende aannemelijk is dat zij in een eventuele bodemprocedure gelijk zal krijgen. De rechter oordeelt dat, zelfs als er een overeenkomst tot uitverhuizing zou zijn, het onaanvaardbaar zou zijn om Maasdelta aan die overeenkomst te houden gezien de omstandigheden. De huurster heeft geen bewijs geleverd van de onveilige situatie en haar spoedeisend belang is niet aangetoond. De proceskosten zijn voor rekening van de huurster, die ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11585723 VV EXPL 25-139
datum uitspraak: 14 april 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W. Fakiri,
tegen
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.E. Verheijen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘Maasdelta’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 26 maart 2025, met bijlagen;
  • de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 27 maart 2025, met één bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] .
1.2.
Op 31 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [eiseres] en haar gemachtigde aanwezig. Namens Maasdelta waren de heer [persoon A] (medewerker bij Maasdelta) en de gemachtigde aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] huurt sinds 25 oktober 2021 de woning aan de [adres] in Hekelingen van Maasdelta. Zij woont daar samen met haar twee dochters. De partner van [eiseres] , de heer [persoon B] , is de vader van één van haar dochters en komt regelmatig bij [eiseres] langs.
2.2.
[eiseres] stelt dat zij ernstige overlast ervaart van haar buren. Volgens [eiseres] wordt zij regelmatig door buurtbewoners geïntimideerd, gepest en lastiggevallen. [eiseres] stelt dat als gevolg daarvan een onveilige woonsituatie is ontstaan voor haar en haar kinderen. Volgens [eiseres] heeft Maasdelta haar – in verband met deze situatie – op 25 november 2024 het aanbod gedaan om haar naar een andere woning te verhuizen. [eiseres] stelt dat zij dit aanbod op 4 februari 2025 heeft geaccepteerd en daarbij ook meteen een aantal van haar (woon)wensen kenbaar heeft gemaakt. Volgens [eiseres] is met de aanvaarding van het aanbod van Maasdelta tussen partijen een overeenkomst tot uitverhuizing tot stand gekomen. [eiseres] eist in deze procedure dat Maasdelta die overeenkomst nakomt.
2.3.
Maasdelta is het niet eens met de eis van [eiseres] . Zij betwist dat tussen partijen een overeenkomst tot uitverhuizing tot stand is gekomen. Volgens Maasdelta heeft [eiseres] het aanbod onder voorwaarden aanvaard en moet die aanvaarding daarom als een nieuw aanbod worden gezien. Maasdelta is met dat nieuwe aanbod niet akkoord gegaan. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat tussen partijen wel een overeenkomst tot uitverhuizing tot stand is gekomen, stelt Maasdelta dat zij bij de totstandkoming daarvan heeft gedwaald. Op het moment dat Maasdelta het aanbod tot uitverhuizing deed, was het voor Maasdelta niet objectief vast te stellen wie de veroorzaker was van de spanningen, omdat [eiseres] ontkende dat [persoon B] daar enig aandeel in had. Nadien is echter gebleken dat [persoon B] , wanneer hij [eiseres] bezoekt, ernstige overlast veroorzaakt in de buurt door buurtbewoners te intimideren en bedreigen en door eigendommen van buurtbewoners te vernielen. Gelet hierop is het volgens Maasdelta ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om haar onder deze omstandigheden aan de overeenkomst tot uitverhuizing te houden.
2.4.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Toetsingskader in kort geding
2.5.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Maasdelta als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
De eis van [eiseres] wordt afgewezen
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat [eiseres] in een eventuele bodemprocedure gelijk zal krijgen. Voor zover in een bodemprocedure al komt vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot uitverhuizing tot stand is gekomen, bestaat er een gerede kans dat geoordeeld zal worden dat het onder de gegeven omstandigheden, mede gelet op de belangen van de toekomstige buurtbewoners, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om Maasdelta aan die overeenkomst te houden (artikel 6:248 BW). Vast staat dat sprake is van een gespannen situatie tussen [eiseres] en de andere buurbewoners. Hoewel [eiseres] stelt dat zij geïntimideerd, gepest en lastiggevallen wordt door haar buren – en dat de gespannen situatie dus te wijten is aan het gedrag van de andere buurtbewoners –, heeft zij geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Maasdelta daarentegen heeft verschillende getuigenverklaringen van buurtbewoners overgelegd, waaronder een aantal vrij uitgebreide verklaringen, waarin wordt gesproken over intimiderend en bedreigend gedrag van [persoon B] . Daarbij acht de kantonrechter het, gelet op de videobeelden waarop [persoon B] bij de auto te zien is, aannemelijk dat [persoon B] degene is geweest die de auto van één van de buurtbewoners heeft beschadigd. Het is daarmee voldoende aannemelijk dat de problematiek tussen [eiseres] en de andere buurtbewoners hoofdzakelijk voortvloeit uit de aanwezigheid van [persoon B] in de buurt. Dit alles is Maasdelta pas gebleken nadat [eiseres] op het aanbod tot uitverhuizing was ingegaan. Daarbij ontkent [eiseres] nog steeds dat de oorzaak van de spanningen met de buurtbewoners hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door het gedrag van [persoon B] . Het is dus niet de verwachting dat de situatie met [persoon B] en zijn gedrag zal veranderen. Hierdoor is de kans groot dat ook in een nieuwe omgeving weer overlast zal ontstaan.
2.7.
Daartegenover is onvoldoende vast komen te staan dat het belang van [eiseres] bij toewijzing van haar eis zo spoedeisend is dat haar eis moet worden toewezen ook al is de kans klein dat zij in een bodemprocedure gelijk zal krijgen. Hoewel [eiseres] stelt dat sprake is van een onveilige situatie die ieder moment kan escaleren, heeft zij geen stukken overgelegd die dit aannemelijk maken. Ook heeft [eiseres] geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij als gevolg van haar woonsituatie met (ernstige) psychische problemen kampt. De kantonrechter weegt in dit verband ook mee dat de gestelde spoedeisendheid niet terug te zien is in de opstelling en het handelen van [eiseres] voorafgaand en tijdens deze procedure. [eiseres] heeft immers pas na twee maanden inhoudelijk gereageerd op het aanbod van Maasdelta om haar te verhuizen naar een andere woning. Daarbij heeft [eiseres] vrij specifieke wensen ten aanzien van de locatie waar zij naartoe zou willen verhuizen die de kans op verhuizing naar een andere woning op korte termijn zeer klein maken. Indien de woonsituatie van [eiseres] daadwerkelijk zodanig onveilig zou zijn dat zij een groot spoedeisend belang heeft bij het verhuizen naar een andere woning, had het in de lijn der verwachting gelegen dat zij specifieke wensen ten aanzien van de locatie van die woning zou hebben laten varen. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat, voor zover sprake is van een onveilige woonsituatie, [eiseres] dit ook deels zelf in de hand lijkt te hebben. Zoals hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk geworden dat de problematiek tussen [eiseres] en de andere buurtbewoners hoofdzakelijk voortvloeit uit de aanwezigheid van [persoon B] in de buurt. [eiseres] kan ervoor kiezen [persoon B] tijdelijk niet naar de woning te laten komen, zodat een verdere escalatie kan worden voorkomen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan Maasdelta moet betalen op € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 678,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maasdelta dat eist en [eiseres] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van Maasdelta worden begroot op € 678,00;
3.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828